Een systeemverandering en een concrete visie zijn nu nodig, schrijven vertegenwoordigers van het middensegment van de landelijke danssector naar aanleiding van de adviezen en besluiten voor de nieuwe cultuurnotaperiode.

We schrijven jullie als het middensegment van het landelijke dansveld. Ervaren en bewezen makers die leiding geven aan nieuwe en avontuurlijke organisaties. We opereren lokaal, nationaal en internationaal en vormen het bindweefsel tussen talentontwikkeling, artistieke innovatie en excellentie in de dans. We zitten letterlijk in het midden van het dans-ecosysteem. Samen zijn we verantwoordelijk voor honderden voorstellingen per jaar.

De vierjaarlijkse subsidie-draaideur is weer achter de rug, we weten grotendeels hoe de kaarten deze ronde zijn geschud. En hoewel ons aan alle kanten, van fondsen tot gemeenten, een lichte toets, begrip en solidariteit werden beloofd, is er inmiddels een harde conclusie gepresenteerd.

Het landelijke dansveld ligt inmiddels op zijn rug. Meer dan een vijfde van de dansgezelschappen is in de lokale en landelijke verdeling van middelen voor de cultuurnotaperiode 2025-2028 weggesneden. Van de 27 dansgezelschappen die op dit moment ondersteund zijn door het Fonds Podiumkunsten, zijn er maar liefst 10 gezelschappen geschrapt, één gezelschap is inmiddels gestopt en er zijn slechts 4 nieuwe gezelschappen bijgekomen. Er zijn dus nog maar 20 dansgezelschappen over, een vermindering van 22 procent.

Hier is geen visie op geformuleerd, slechts een kille puntenverdeling door grotendeels ontschotte commissies. Zonder een overkoepelende aanpak, zonder samenhang tussen lokaal en nationaal of tussen productie en presentatie, zonder oog voor het menselijk kapitaal dat vernietigd wordt en, het meest zorgwekkend, zonder oog voor de maatschappelijke impact op het publiek. Het is rücksichtslos ontmantelen van eerdere investeringen. Voor deze commissies bij de fondsen en gemeenten lijkt het ons een onmogelijke klus.

Als dansveld zijn we geschokt, we voelen ons ongezien, ongehoord en missen visie en perspectief. Vier jaar geleden besloten lokale overheden en het landelijke Fonds Podiumkunsten tot de toestroom van een nieuwe generatie aan makers en gezelschappen. Makers die voorheen middels nieuwemakersregelingen van het Fonds Podiumkunsten en projectsubsidies hun eerste stappen in het veld konden zetten, en voorzichtig organisaties hadden opgebouwd, kregen goed nieuws: we zien jullie potentie en kwaliteit, ga door en sla je vleugels uit!

Zodoende hebben we allen fors geïnvesteerd; in ons werk, in het verder opbouwen van relaties met theaters en speelplekken, met onze lokale gemeenschappen en ons publiek. We hebben in artistieke groei geïnvesteerd, het verdiepen van onze onderzoeken en danstaal, onze relaties met dansers en andere creatives.

Al onze dansgezelschappen hebben goede recensies te presenteren over hun activiteiten de afgelopen jaren, en wellicht her en der een kritische noot, dat moet kunnen. Onze kwaliteit stond nergens ter discussie, al zeker niet in de monitorgesprekken met het Fonds Podiumkunsten dat ons verzekerde van de kracht en positiviteit, en van onze weerbaarheid en slagkracht. We deden het goed!

We hebben in aanloop naar de cultuurnotaperiode 2025-2028 allemaal opnieuw gesolliciteerd op onze eigen baan en onze functie in dit ecosysteem. Als dansveld komen we grotendeels bedrogen uit. In onze bedrijvigheid hebben we een pandemie getrotseerd die hard op ons veld neersloeg. Dat we door deze pandemie slechts twee jaar aan onze slagkracht hebben kunnen bouwen is meer dan een kanttekening in deze brief. Het feit dat de subsidiënten hier geen rekening mee hebben gehouden in hun regelingen en beoordelingen is een omissie.

Duurzaamheid, inclusie en fair practice waren allemaal belangrijke onderwerpen die we omarmden en serieus integreerden in onze visies en werkpraktijken. Maar na deze beoordelingsronde zien we dat deze belangrijke inspanningen en successen niet in praktijk worden gebracht door diezelfde instanties die dit van ons als voorwaarden voor subsidie stelden.

Natuurlijk feliciteren we de nieuwe instroom bij de fondsen. We weten hoe deze kans voelt en delen hun geluksgevoel. En we erkennen de waarde van langer bestaande instellingen en zijn blij dat ze door kunnen met hun waardevolle werk. Maar met 22 procent minder dans ondersteund door het Fonds Podiumkunsten blijft het een feit dat er in deze ronde veel meer is afgebroken dan toegevoegd.

Het nieuwe beleid, gericht op een betere geografische spreiding, heeft de danssector in de steek gelaten. Gezelschappen in de grotere steden verloren zonder eigen schuld cruciale beoordelingspunten, terwijl het totale aantal dansgezelschappen buiten de G4 onveranderd bleef.

We vragen ons dus het een en ander af, en richten ons daarbij specifiek tot de politiek en het Fonds Podiumkunsten:

  1. Wat zegt het grotendeels wegsnijden van het middensegment in de danskunst over de duurzame ontwikkeling van ons dansveld? Is het middenveld met haar midcareers de nieuwe snijpost? En wat zegt dat over jarenlang duurzaam investeren in een poule aan makers door fondsen, talentontwikkelaars en steden? Wat is de waarde van vernieuwing zonder duurzaamheid? Is het Fonds Podiumkunsten niet verantwoordelijk voor de bloei van het veld op de lange termijn?
  2. Welk perspectief wordt een nieuwe generatie nu gegund? Dat zij vier jaar hun organisatie mogen opbouwen om die mogelijk ook weer af te breken in 2029? In totaal is 40 procent van de organisaties die in de vorige ronde voor het eerst meerjarige steun kregen, gekort. Wat betekent dit voor de honderden professionele dansers, dramaturgen, producenten en marketeers die ons vakgebied vormen? Betekent dit dat menselijk kapitaal niets waard is? Duurzaamheid en fair practice waren voorwaarden voor de aanvragers, waarom zijn ze geen voorwaarden voor de beoordeling en het beleid?
  3. We werken uit passie en bewezen expertise, en het wel of niet ontvangen van meerjarige subsidie zegt niets over ons bestaansrecht of kwaliteit. Welk effect zullen deze keuzes gaan hebben op de doorstroom en doorbloeding van het veld? Organisaties als de onze zullen opnieuw aanvragen doen voor projectsubsidies, wat tot concurrentie zal leiden met een nieuwe generatie makers. Wij hebben vaak lokale of Europese subsidies als matching waardoor we een streepje voor hebben. Of komen we niet langer in aanmerking voor projectsubsidies? Zoals Anne-Maike Mertens het zo sterk stelt in haar open brief naar het Fonds Podiumkunsten: adviseert het Fonds ons nu om op te doeken? Moeten onze producties voor 2025 die al honderden keren geboekt zijn door theaters en festivals geannuleerd en uit het aanbod gehaald worden?

We hebben vaker opgeroepen tot een andere manier van het financieren en beoordelen van kunst. Als dansveld hebben we ook vaker een herinrichting van het systeem bepleit. Om de vier jaar organiseren we ons en publiceren we een uitputtende ‘call to action’ met aanbevelingen, om vervolgens te zien dat dezelfde fouten ons veld weer verwoesten. Dat het gehanteerde systeem een mijnenveld blijkt te zijn bewijst het grote slagveld dat zich wederom aandient na deze ronde van beoordelingen.

De VVP erkent in haar laatste schrijven naar aanleiding van de uitslagen van de landelijke en lokale fondsen dat er een grote generatie midcareers wordt weggestuurd die publiek hebben opgebouwd en ook volle zalen weet te trekken. Alle podia (groot en klein) moeten nu, zonder deze gezonde en voorheen meerjarig gefinancierde midcareer-organisaties, opnieuw beginnen met het opbouwen van het publiek voor nieuwe dans. Met zeer weinig ondersteuning voor deze trajecten is er het risico dat nog meer theaters dans uit de programmering schrappen. De vermindering van middelen voor twee belangrijke dansfestivals (Holland Dance Festival en Julidans) en het schrappen van De Stilte uit de BIS betekenen nog meer problemen voor ons kwetsbare ecosysteem.

Dans is een relatief nieuwe kunstvorm die tijd, aandacht en een stevige keten nodig heeft om ingebed te blijven in de maatschappij. In plaats van steun en visie voelen we ons voortdurend onbegrepen en ondermijnd. Met de nieuwe ronde adviezen heeft ons veld zojuist nog een grote stap achteruit gezet.

Het gaat niet goed, het moet beter, dit moeten we samen vormgeven.

In het huidige politieke klimaat waait een gure wind ten opzichte van de kunsten, maar van de ondersteunende infrastructuur van onze eigen sector (fondsen en lokale overheden) verwachten we een passende oplossing om deze schade te herstellen. Een systeemverandering en een concrete visie zijn nu nodig, niet pas over vier of acht jaar. Een visie op onze kunstvorm in de breedte: op het belang van dans voor de samenleving, op de ontwikkeling van jong en veelbelovend talent, op de positie van gevestigde makers én op de midcareers, die zich tussen deze twee stadia bevinden. We willen een constructief gesprek voeren, dat bent u ons verschuldigd.

We kijken uit naar uw antwoord.

Deze brief is tot stand gekomen op initiatief van en samen met: Amos Ben-Tal (OFFprojects), Jasper van Luijk (SHIFFT), Kalpana Raghuraman (Kalpanarts) Jelena Kostic (BOLDMoves), Katja Heitmann (St. This Is Not A Show), Gaia Gonnelli (Dadodans).

Deze brief wordt onderschreven en mede-ondertekend door:

Het Nationaal Ballet
Nederlands Dans Theater
Introdans
Scapino Ballet Rotterdam
Club Guy & Roni
Conny Janssen Danst
ICK Amsterdam
AYA
DOX
De Stilte
De Nederlandse Dansdagen
Oerol
Korzo en het Haags Dansoverleg
De Nieuwe Oost
Dansateliers
DansBrabant
Holland Dance Festival
Festival Cement
Limburg Festival
Another Kind of Blue
De Dansers
Leine Roebana
Theater Bellevue
Sharp / Arno Schuitemaker
Dunja Jocić
Panama Pictures
Cecilia Moisio Company
Dansgezelschap Ivgi&Greben
Theater De Nieuwe Vorst
ARK/Connor Schumacher
The100Hands
Body of Art – Annemijn Rijk
Corpo Maquina
Keren Levi
Backbone
MAN || CO Bewegingstheater
Leeway
Teddy shouldn’t smoke
Misiconi
Matter Affects
Ulrika Kinn Svenssen – Fontys School of the Arts
Marijn Lems

Foto One Touch van Jasper van Luijk / SHIFFT: Sjoerd Derine