Sinds 1970 bewaart musicalzanger Bill van Dijk zijn kostuum uit de hippiemusical Hair, die dat jaar zijn Nederlandse première beleefde. Het is een bijna sereen gewaad in getemperde kleuren dat hij droeg in de rol van Claude. (meer…)
Cyrano – het dagboek van schrijver en regisseur Koen van Dijk is om meerdere redenen een must have. Het is een zeldzame publicatie van een Nederlandse musicaltekst, een les in het schrijven en ontwikkelen van musicals en een ongefilterd kijkje achter de schermen van de internationale musicalwereld in de jaren ‘90. Het dagboek dat Van Dijk bijhield geeft nieuwe inzichten over zijn musical Cyrano (1992), maar ook over hoe we deze musical vandaag de dag herinneren.
Het dagboek dat Van Dijk tussen 1991 en 1994 schreef is het grootste deel van het boek, dat bestaat uit drie onderdelen. Deze delen vullen elkaar aan en geven aanleiding om andere weer opnieuw te lezen: het dagboek, een lijst waarin belangrijke musicalbegrippen nader worden uitgelegd en het originele Nederlandstalige script van Cyrano. Een unicum: na dertig jaar is het de eerste keer dat dit script gepubliceerd wordt.
Ondergetekende heeft het boek op chronologische volgorde gelezen, maar beginnen met het script is ook een prima ingang. Het helpt om de context van het stuk in je achterhoofd te hebben om beter te begrijpen waarom Koen en componist Ad van Dijk bepaalde dramaturgische keuzes hebben gemaakt in de drie jaar durende ontwikkeling van Cyrano.
Want wat ooit begon als een op een avond opgestelde scènelijst is verschillende keren ingrijpend bewerkt voordat het als volwaardige musical in Amsterdam, (1992) en New York City (1993) in première ging. Door die ontwikkeling bij te houden geeft Van Dijk een mooi inzicht in de tijd en inspanning die nodig zijn geweest om een musical van kwaliteit te ontwikkelen. We zijn als lezers deelgenoot van een lang proces van schrijven en herschrijven, componeren en opnieuw componeren, maar ook de juiste mensen vinden om het werk van de grond te krijgen. The art of making art, zoals Sondheim dat ooit noemde. Voor de twee van Dijken betekende dat een toer langs Nederlandse en Vlaamse producenten die hen herhaaldelijk vroegen hun materiaal voor te spelen en zingen, om vervolgens de boot alsnog af te houden.
Uiteindelijk was het Joop van den Ende die met de jonge creatives in zee wou gaan; na het produceren van Les Misérables zocht hij naar een eigen potentieële wereldhit en de klassieker van Edmond Rostand was een van zijn favoriete toneelstukken. Maar de samenwerking tussen de nog onbekende Koen en Ad van Dijk en de grote Joop van den Ende was niet altijd gemakkelijk, zo blijkt uit het dagboek.
Met name de onderhandelingen over auteursrechten slepen door. De Van Dijken krijgen aanvankelijk een lager percentage omdat ze nog geen publiekstrekkers zijn. Of hun namen wel of niet op affiches moeten staan, bleek ook een punt van discussie. ‘De namen van auteurs zijn voor de producent niet belangrijk’, schrijft Van Dijk in 2023 als toelichting. ‘Cyrano is de nieuwe musical van Joop van den Ende. Tekst en muziek zijn niet geschreven, deze musical is alleen geproduceerd.’
Dit is een terugkerend thema dat tussen de regels door te lezen is: de veranderende machtsverhoudingen tussen producenten en schrijvers van musicals in de jaren ’90. Het werkveld in Nederland en New York veranderde door de opkomst van megamusicals als Cats, Les Misérables en The Phantom of the Opera. Waar musicals voorheen nog vaker verkocht konden worden op namen van schrijvers en componisten, zijn het nu producenten als Cameron Mackintosh en Joop van den Ende die publiek binnenhalen. Die grotere zichtbaarheid heeft impact gehad op contractonderhandelingen, maar ook op het narratief dat over de jaren heen over Cyrano is ontstaan.
Van Dijk schrijft kritisch over hoe Van den Ende in de media het ontstaansverhaal van de musical naar zich toetrekt: hij zou al jaren het idee hebben gehad om een musical over Cyrano de Bergerac te maken, voordat Koen en Ad van Dijk op zijn pad kwamen. De documentaire die Andere Tijden in 2014 over de musical maakte focust eveneens op de producent. Presentator Hans Goedkoop opent daar als volgt: ‘Twintig jaar geleden waagde Joop van den Ende een van zijn typerende enorme stappen. Hij nam zeven miljoen dollar en zijn eigen musical Cyrano mee naar Amerika en zette die neer, jawel meneer, op Broadway. ‘In de terugblik die volgt worden Van den Ende, producent Robin de Levita, hoofdrolspeler Bill van Dijk en regisseur Eddy Habbema geinterviewd, maar niet Koen en Ad van Dijk.
Daarmee kan het dagboek gelezen worden als een correctie of aanvulling op het narratief dat rondom Cyrano ontstaan is: tegenover het perspectief van de producent is er nu ook het perspectief van de schrijver. Daardoor kan je de Cyrano op een andere manier lezen of zien.
Wie het promomateriaal ziet, ziet een musical die goed past bij de grootschalige Europese musicals die in de jaren ’90 furore maakten. Maar wie let op teksten en spanningsopbouw ziet ook de invloed van Van Dijks grote voorbeeld Stephen Sondheim. Content dictates form, Sondheims motto, is ook duidelijk een leidraad waar de twee van Dijken zich aan hielden in de ontwikkeling van Cyrano. Een derde dramaturgie is die van de musicalmarketing, waar een musical als Cats zijn succes aan te danken heeft. Volgens die logica moeten liedjes niet enkel dienend zijn aan de plot, maar ook in staat zijn op zichzelf staande hitsongs te worden:
Er is één compleet nieuwe song: ‘Op Vleugels’. Die song is op verzoek van Joop van den Ende geschreven. Hij zocht een song met hitpotentie, een song die ook buiten de context van de musical bestaansrecht zou moeten hebben. Dat stelt eisen aan de muziek, maar ook aan de tekst. De tekst mag niet letterlijk over de personages uit Cyrano gaan, het moet algemener van inhoud zijn, als een popsong.
De druk om Cyrano verder aan te passen naar de standaarden van de megamusical werd groter toen de Amsterdamse editie een tweede leven bleek te krijgen: Cyrano werd (en is nog steeds) de enige Nederlandse musical die in een Broadway-theater ging spelen. Voordat dat goed en wel kon gebeuren, moesten het decor en de muziek uitbundiger worden en een nieuwe Amerikaanse cast komen. De vakbonden op Broadway zorgden ervoor dat alleen de eigen acteurs gecast konden worden, en stonden pas na lang onderhandelen toe dat Bill van Dijk, de oorspronkelijke Cyrano, ook in New York de rol mocht spelen.
De zogenaamde ‘British Invasion’ van Mackintosh en Andrew Lloyd-Webber zorgde voor flink wat wantrouwen op Broadway jegens Europese musicals, die door ongekende successen de theaters decennialang bezet konden houden. Eigenlijk was dat al een teken aan de wand voor Cyrano, waar na 38 try-outs en 137 voorstellingen het doek voor viel. Een sneeuwstorm belemmerde de kaartverkoop, de ijzige recensie van de New York Times hielp ook niet. ‘This Cyrano is more a pop-operetta than a conventional (lees: Amerikaanse) musical’, schreef criticus Ben Brantley destijds. Nog meer pop-operettes uit Europa, daar zat niet iedereen in New York op te wachten.
Ook hier geeft Van Dijk een andere draai aan de mythologie rondom Cyrano. Het wordt vaak gezien als een ambitieuze mislukking: de eerste en enige keer dat Nederlanders het geprobeerd hebben op Broadway en daar van een koude kermis thuiskwamen. Maar zo koud was die kermis niet. De recensies waren slecht en de speeltijd voor Broadway-begrippen bedroevend, maar Cyrano behaalde desondanks Tony-nominaties voor script, compositie, arrangementen en kostuums. En in Nederland was de voorstelling wel degelijk een succes: Van Dijk eindigt zijn dagboek in 1994, wanneer hij vanuit zijn huis de bezoekers ziet lopen naar een nieuwe voorstellingreeks in Carré.
Al met al lopen er dus veel thema’s langs elkaar in dit dagboek. Het geeft inzicht in het maakproces van een musical (de begrippenlijst geeft de lezer hierbij een extra steuntje in de rug), en het bevraagt impliciet het verhaal dat in de tussenliggende dertig jaar rondom Cyrano ontstaan is. Omdat het een dagboek is, geeft het ook een vrij ongefilterd kijkje achter de schermen van een nogal afgesloten wereld. Een hoogtepunt is een brief naar Stephen Sondheim, die zou uitlopen op een heus gesprek in zijn huis. Met een beetje bluf van Van Dijks kant:
Tot mijn stomme verbazing stuurt Stephen Sondheim een brief terug. Mooie antwoorden op mijn drie vragen, op zijn eigen briefpapier met zijn persoonlijk adres. Ik kan het niet laten: ik stuur nog een briefje met drie vragen, nu wat moeilijkere. Ook nu krijg ik de gewenste antwoorden. Dan trek ik de stoute schoenen aan en vertel hem dat ik volgende maand toevallig in New York moet zijn. En ik heb nog zoveel meer vragen. Zou ik niet even langs mogen komen? Per kerende post: Ja hoor, bel maar als je er bent. Ik hoef natuurlijk helemaal niet in New York te zijn, ik kan me zo’n reis ook helemaal niet veroorloven, maar nu moet ik!
Ook de grimmige kanten van het maakproces komen voorbij, met name de homofobie, het racisme en het seksisme dat gemoeid ging met castingbeslissingen. Er is weerstand tegen het casten van zwarte acteurs voor de Amerikaanse Cyrano, een veelbelovende kandidate voor de hoofdrol van Roxanne heeft te weinig heupen en kandidaten voor het mannelijk ensemble moeten ‘echte mannen’ zijn. Al bij de eerste productie mogen de ensembleleden – die door van den Ende ‘het HBS-koor uit Nigtevegt’ werden genoemd – niet te duidelijk homoseksueel zijn.
Interessant is hoe Van Dijk vanuit 2023 commentaar geeft op deze passages en laat zien hoe zijn gedachten over met name kleurenblind casten veel genuanceerder zijn geworden. Wat betreft seksualiteit focust hij op het wel of niet casten van homoseksuele acteurs voor homoseksuele personages, al gaat hij hier enigszins voorbij aan de controverse in Cyrano: het niet casten van vrouwelijk presenterende mannen voor heteroseksuele rollen is een fenomeen waar meer discussie over gevoerd zou moeten worden, net als de nog steeds heersende lichaamsidealen voor leading ladies. De castingpraktijken van dertig jaar geleden zijn vandaag de dag nog steeds relevant.
Bijgevoegd aan het dagboek is het Nederlandstalige script van Cyrano uit 1992. Bijzonder: scripts van Nederlandse musicalklassiekers worden zelden uitgegeven, met alle gevolgen van dien voor repertoire-opbouw. Het gaat in dit script om een volledig doorgezongen musical, maar gelukkig is er een castalbum beschikbaar op Spotify. De nummers lopen niet geheel synchroon met de geschreven tekst, maar zijn desondanks een nuttige toevoeging is voor het lezen en begrijpen van de tekst.
De principes van de klassieke musicaldramaturgie, die door Van Dijk in zijn begrippenlijst uitgelegd worden, zijn ook hier duidelijk te zien. Zo moet het centrale liefdesstel en de verlangens die hen motiveren vroeg in de voorstelling duidelijk worden. Lastig, want het gaat hier om een bijzondere driehoeksverhouding: de knappe Christian en Roxanne worden verliefd op elkaar, maar ook Cyrano verlangt naar Roxanne. Met zijn grote neus wint hij geen harten, maar wel met zijn poëzie, die hij via Christian aan Roxanne richt. Cyrano wil de romantische held zijn die hij niet is en Christian de dichter die hij niet is. In het lied Dat Ik Haar Bemin maakt Van Dijk dat duidelijk door de twee mannen los van elkaar een duet te laten zingen met de volgende teksten:
Cyrano:
Dat ik haar bemin als mijn Julia maakt van mij geen Romeo, helaasChristian:
Dat ik haar bemin als mijn Julia maakt van mij geen Shakespeare…Samen:
Maar een dwaas!
In het lied Maître Rageneau belanden we in een bakkerij van Rageneau, een grootsprakige man die zich beroemt op zijn artistieke appeltaarten. Het lied is een typische list song, een lied waar de lol zit in de inventieve rijm en opsommingen van de schrijver. Maar – en hier komen we weer bij Sondheims content dictates form – het lied vertelt ons ook dat hij een van de artistieke charlatans is waar Cyrano een hekel aan heeft. Tussen alle versiersels in de appeltaart is er geen appel te vinden. De mooie rijm moet verhullen dat de essentie ontbreekt.
Bakkers:
Een appel kan – man! — hier toch niet ontbreken.
Als ik samenvat: – Dat is een paradox
Hoe kun je dan – van appeltaarten spreken?
Zo zou je Cyrano kunnen opvatten als iemand die pleit voor inhoud in een wereld waar veel appeltaarten zonder appels werden verkocht. Musicals werden in de jaren ’90 groter en internationaler, maar de inhoud moest het ook vaker afleggen tegen het spektakel. Een close-reading van Cyrano laat zien dat Van Dijk beide werelden probeert te verenigen: het is een doorgezongen barok kostuumdrama dat past bij musicals als The Phantom of the Opera en Elizabeth, maar in opbouw en liedteksten is ook de invloed van Sondheim te zien.
Afgaand op recensies was die balans minder geslaagd bij Joe, de tweede Van Dijk-Van Dijk musical. Maar misschien werpt een tweede dagboek daar weer een heel ander licht op.