De twaalfjarige Ali heeft een poëtische geest. Op een hete zomerse dag zit hij op zijn stadse balkonnetje te mijmeren over de schoonheid van zijn geboorteland dat hij acht jaar eerder heeft moeten ontvluchten. In zijn herinneringen lopen fantasie en werkelijkheid door elkaar, een dichter mag dat. Voor zijn geestesoog wordt zijn vaderland een idyllisch oord met goudgele woestijnen en een diepblauwe zee. (meer…)
Tijdens The State Of The World, waarin een internationale kunstenaar geïnterviewd wordt, reflecteerde de Georgisch-Duitse toneelschrijver, -regisseur en bestsellerauteur Nino Haratischwili op de situatie in Georgië, de rol van de kunsten in het gespannen politieke klimaat en verschillen tussen West- en Oost-Europa.
Zonder verdere context of openingsstatement duikt interviewer Ianthe Mosselman direct in een vraaggesprek, dat met name over de boeken van Haratischwili gaat en veel wegheeft van een promotie voor haar bestseller Het achtste leven (voor Brilka). De theaterbewerking van dat boek werd afgelopen seizoen door Theater Oostpool gespeeld. Gedurende het vraaggesprek klinkt er livemuziek uit die voorstelling.
‘Ik probeer hoopvol te zijn’, zegt Haratischwili, ‘ondanks het geweld, de opkomst van extreemrechts en de zorgwekkende ontwikkelingen rond de Foreign Agent Bill in Georgië, waarin Russische invloed doorklinkt.’ De situatie in haar moederland inspireerde haar om een naargeestig toneelstuk te schrijven – meer nog dan haar eerdere werk.
Mosselman benadrukt dat het dan wel érg duister moet zijn. ‘Dat ik toch hoopvol blijf, komt vooral door Brilka’s generatie (18-25 jaar oud). Ze hebben meer toegang tot informatie, dankzij het internet. Ze zijn vrij van de Sovjet-Unie opgegroeid en hebben een groter bewustzijn dat ze onderdeel zijn van de maatschappij en die zelf kunnen vormgeven.’
Mosselman en Haratischwili denken na over de zich herhalende geschiedenis – een van de onderwerpen in Het achtste leven (voor Brilka). Kunnen mensen leren van de geschiedenis? Haratischwili: ‘Klaarblijkelijk niet. Zelf ben ik misschien wel wat geobsedeerd door het verleden, maar dat is omdat ik geloof dat ik door terug te kijken het heden beter ga begrijpen – en misschien ook de toekomst.’
‘Je moet ook onthouden dat er tijdens de nachtmerrieachtige realiteit van oorlog, ook altijd nog vriendelijkheid en behulpzaamheid bestaat’, benadrukt Haratischwili. ‘Dat mensen in huiskamers met elkaar zitten te lachen, terwijl buiten op straat met Kalasjnikov wordt geschoten. Ik was eraan gewend en kwam er pas in Duitsland achter dat het als vrij heftig werd ervaren. Tot ik op een dag met een groep Georgische vrouwen herinneringen zat op te halen: terwijl de paar Duitsers in de groep alleen een nachtmerrie hoorden, zaten wij te lachen om elkaars verhalen over de bedreigingen en andere vreselijke omstandigheden van onze jeugd. Je hebt maar één jeugd, het is zoals het is.’
De schrijfster begon aanvankelijk met het schrijven van Het achtste leven (voor Brilka) uit persoonlijke nieuwsgierigheid naar de verhalen die niet aan haar verteld werden. In haar jeugd werd ze omgeven door ‘sterke vrouwen’ (‘de nadruk daarop in de meeste kritieken stemde me uiteindelijk kritisch: is een sterke vrouw dan zoiets bijzonders?’), die zich niet konden veroorloven om net als hun echtgenoten te bevriezen of in depressie konden verzinken. Die vrouwen zette ze centraal: het bleek een snaar te raken in meer landen.
Wat betreft de rol van kunst, is Haratischwili niet van mening dat kunst echt iets kan veranderen – ‘dat lijkt me duidelijk’ – maar dat het ons wel empathischer kan maken. ‘Ik schrijf mijn personages zonder oordeel. Een psychopathische moordenaar kan ik als persoon wel veroordelen, maar niet als schrijver. Ik wil het begrijpen: in oorlog maken mensen van verschillende achtergronden verschillende beslissingen. Uit een groep van vergelijkbare jongemannen die werden opgedragen jonge meisjes te verkrachten, zijn er maar drie die weigerden. Je weet niet wat je zelf zou doen tot je die keuze moet maken. Liever dan een oordeel vellen, laat ik het kromme systeem zien, waarin deze situaties kunnen bestaan.’
Het gesprek sluit af met een reflectie op de afstand tussen Oost en West. ‘Toen de Berlijnse muur viel, was dat helemaal niet zo’n impactvolle gebeurtenis voor ons in Georgië. Dat werkt twee kanten op: vanaf hier bekeken lijkt Oost-Europa ook heel ver weg en Georgië een heel klein land. Maar het is wederzijdse nalatigheid dat we weinig over elkaar weten. In Oost-Europa hebben we nagelaten een eigen narratief te vormen – ook in Georgië niet.’
Foto’s: Jitske Nap