In Afrika kun je, als je genoeg geld neertelt, op groot wild jagen. Die dieren worden dan eerst voor je in een afgesloten stuk land gelokt, zodat je ze alleen nog maar in het vizier hoeft te krijgen en de trekker overhalen. Dat lijkt me toch een beetje een anti-vorm van jagen. Want een echte jager wil toch een prooi die rent? (meer…)
Theatermaker Kuno Bakker gaat vandaag niet op. In een glazen kas zou hij met Dood Paard de première van Honger spelen, maar als gevolg van de coronamaatregelen is de hele tournee geannuleerd. In plaats van recensies te publiceren, geeft Theaterkrant dagelijks het woord aan betrokkenen bij een voorstelling die op deze dag in première zou gaan. Bakker: ‘We kunnen elkaar niet ruiken of voelen, we kunnen geen inspiratie opdoen in ontmoetingen met anderen. Maar we blijven wel fantaseren over een avond vol verbeelding, urgentie en poëzie.’
De laatste keer dat we voor Honger samenkwamen – Manja, Bart en ik – was in Utrecht, op dinsdag 10 maart. We zaten in de cafetaria van De Dreef, onze tijdelijke repetitielocatie in Overvecht, aan een tafel. Eigenlijk lag ik er half op, mijn hoofd in mijn elleboog rustend, terwijl Manja een verhaal voorlas uit de Decamerone. Ik hoestte en voelde me slap. De rest van de week bleef ik ziek thuis, in Antwerpen, en die vrijdagavond bruisde de stad daar van de lockdownparties.
Vanavond zouden we opgaan in onze kas op een grasveldje in Amsterdam Nieuw-West, geklemd tussen drie Janstraten – Evertsen, Toorop en Voerman – en een flatgebouw. Een glazen kas, die onze tijdelijke theaterzaal zou zijn, waar we een voorstelling zouden spelen die Honger zou heten. We zouden publiek ontvangen in deze transparante ruimte en ze tijdens de voorstelling van alles voorschotelen: tekst, beweging en geluid, eten en drinken. Het zou wel proppen worden, want de maximum honderd man zouden maar net in onze kas passen. Maar dat dicht op elkaar zitten zou ook hebben bijgedragen aan de atmosfeer van de avond. Dat zou juist wel gepast hebben bij de aard van de voorstelling, waarin we het zouden hebben over Honger, letterlijk en figuurlijk.
Nu ik dit schrijf, op 10 april, aan mijn bureautje in Antwerpen, is de Belgische ‘lockdown-light’ vier weken bezig, de ‘intelligente’ versie van Nederland iets korter. Een dikke maand geleden stopten onze repetities. Over vier dagen zou het première zijn geweest. In plaats van hectiek en chaos, zindering en spanning heerst er een grote onbestemdheid over mijn dagen. Een onbestemdheid die wordt veroorzaakt doordat het orgelpunt is weggevallen waar we al maanden met elkaar naar toewerkten, die spannende onderneming, het avontuur, deze volgende stap in onze zoektocht naar waardevolle publieke ontmoetingen. Honger in een kas. Food for thought.
Onbestemdheid, omdat de weg naar dat orgelpunt is afgesloten, een weg waarop we veel mensen zouden ontmoeten, verhalen zouden verzamelen, ervaringen zouden delen voor een voorstelling die door zijn opzet bij uitstek gepaard zou gaan met veel wisselende contacten, waarbij we reizend repeteerden, in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Antwerpen. Een voorstelling waarvoor we onze kas zouden opzetten midden in woonwijken en waarvoor we catering zouden organiseren met partners aldaar. Opgepakt op elkaar zouden we een avond maken die zou uitmonden in samen eten. Waarschijnlijk. Dat ook nog eens. Want vijf weken voor de première is bij ons nog veel onduidelijk. Vijf weken is een eeuwigheid in ons universum. We hebben dan veel verzameld, maar zitten ook midden in het proces van zoeken, conceptualiseren, vormgeven. Een proces dat uitmondt in het orgelpunt van de eerste voorstelling, dat ook meteen weer een begin is van een verder zoeken en ontwikkelen.
In plaats van dat alles nu dus vooral onbestemdheid. Maar ook door iets wat fundamenteler is. Iets wat zich uitstrekt voorbij onze première en ons proces. Onbestemdheid, omdat wat we heel snel hebben aangeleerd, we maar heel langzaam zullen mogen afleren. Nader tot elkaar komen zit er voorlopig niet in. Je verzamelen in een ruimte waar de temperatuur stijgt door een combinatie van lichaamswarmte en lampen, aanschurken tegen onbekenden, aangestoken worden door andermans bulderlach of ingehouden snikken, samen ademen en de stilte horen, werelden creëren met nagenoeg niets. Het zit er voorlopig niet in. En natuurlijk zetten we onze schouders eronder, gaan we niet bij de pakken neerzitten. We posten van alles en nog wat, we lezen van alles en nog wat voor. Het troost, een beetje. Maar bij mij overheerst nu dat onbestemde gevoel. Dat gemis van gezamenlijk creëren, van het vooruitzicht naar een avond waanzinnige intimiteit met honderd mensen.
Zojuist belden we nog even met elkaar. Over hoe het gaat. Over welke nieuwe ideeën er zijn. Over hoe we precies verder werken. Want hoewel de première en de tour zijn afgelast, hebben we wel drie weken in juni gepland om, als het toegelaten en veilig zou zijn, alsnog met Honger in première te gaan. Dat is over twee maanden. De kans is natuurlijk niet groot, maar hoopvol laten we de optie staan.
Die telefoontjes beurden me weer op. Want natuurlijk gaan we door met denken, zoeken, verzamelen, conceptualiseren, vormgeven. We schrijven elkaar, sturen teksten en ideeën op, delen een googledocs-document en skypen. We kunnen elkaar niet ruiken of voelen, we kunnen geen inspiratie opdoen in ontmoetingen met anderen. Maar we blijven wel fantaseren over een avond vol verbeelding, urgentie en poëzie. Een avond over Honger.
Foto: Casper Koster