De cast van Down Underground gaat vanavond niet op. Als gevolg van de coronamaatregelen is de première van de voorstelling van regisseur Eva Knibbe uitgesteld. In plaats van recensies te publiceren, laat Theaterkrant de komende weken dagelijks een theatermaker aan het woord die op die dag in première zou gaan. Regisseur Knibbe: ‘Mensen met een verstandelijke beperking vielen vaak al buiten de samenleving.’
Wie onlangs het vrolijke TunFun bezocht, het ondergrondse speelpark op het Mr. Visserplein in Amsterdam, zou niet zeggen dat er een pijnlijke geschiedenis verbonden is aan deze plek. Op hetzelfde plein stond van de 15e tot de 19e eeuw het Lazarushuis, waar onder andere mensen met een verstandelijke beperking woonden, én op een zeker moment ook zijn tentoongesteld aan publiek. Het is de uitgelezen locatie voor de voorstelling Down Underground van de Toneelmakerij, waarin wordt bevraagd hoe we nu kijken naar mensen met downsyndroom, en ouderschap in tijden van de NIPT.
In Down Underground spelen vijf acteurs van Theater LeBelle, een theatergezelschap voor mensen met een verstandelijke beperking. Bij LeBelle speelden deze acteurs twee à drie dagen in de week, waardoor ze ontzettend veel ervaring met theater hebben. Daarnaast doen er ook drie acteurs mee die in hun gezin iemand met downsyndroom hebben. Een van hen is Anne Gehring, die in 2018 veel over zich heen kreeg na een interview in NRC over haar zoontje met downsyndroom. ‘Zij vond het heel moeilijk om de situatie te accepteren’, zegt regisseur Knibbe.
Het leek de regisseur mooi als er nu ook een antwoord komt vanuit mensen die zelf het downsyndroom hebben. ‘In de voorstelling willen we hun stem laten horen. Anne speelt bijvoorbeeld de bevalling na, en ze vraagt advies aan de vrouwen in de groep. Deze vrouwen, voor wie eigenlijk bepaald is dat zij zelf geen kind mogen krijgen, geven de mooiste adviezen. Dan komt er zo’n wijsheid naar boven. Anne vraagt ze of zij verdrietig mag zijn dat haar zoontje downsyndroom heeft, en de spelers antwoorden allemaal met “ja”. Ze vertellen ook dat ze trots moet zijn, of dat je “gewoon die kleine voetjes moet vasthouden”.’
De NIPT, de test voor zwangere vrouwen waarbij downsyndroom bij het ongeboren kind in een vroeg stadium geconstateerd kan worden, speelt een grote onderliggende rol in Down Underground. Jan Hoek, huisfotograaf van de Toneelmakerij, maakte een fotoserie met de acteurs, waarin hij ze neerzet als standbeelden. Knibbe: ‘Hij ging uit van het concept “Dit zijn de laatste mensen met down”. Straks doet wellicht iedereen de NIPT en zal down steeds minder vaak voorkomen. Dat is een absurde mogelijkheid om te hebben. Eerst moet je beslissen of je de test wilt doen, en vervolgens wat je dan met die informatie wilt doen. En als je dan eenmaal iets besloten hebt, hoe wordt er dan naar je gekeken? Kun je nog in de rouw zijn als je zelf gekozen hebt om een kindje met down te houden?’
De voorstelling onderzoekt zo de stigma’s rondom het moederschap bij een verstandelijke beperking. Wanneer er in de zestiende eeuw een kind met downsyndroom geboren werd, werd de moeder daar op aangekeken. ‘Ze zouden met de duivel hebben geflirt of hadden slecht opgelet waardoor hun baby verwisseld was met een duivelskind’, vertelt Knibbe. Maar ook nu ligt er vaak een verwijt bij de moeders. ‘Dat ze het er niet moeilijk mee mogen hebben als ze ervoor hebben gekozen de NIPT niet te doen, of wanneer ze pas op latere leeftijd een kind krijgen. En er komen ook implicitere, ingewikkeldere dingen bij kijken, zoals dat andere moeders niet over hun eigen kind durven te beginnen.’ Knibbe plaatst deze verwijtende houding ook in een breder perspectief. Ze is zelf hoogzwanger op het moment van dit interview, en voelt dat er veel druk wordt gelegd op jonge moeders: ‘Je moét verliefd zijn en op een roze wolk zitten.’
Zo verweven Knibbe en Gehring de geschiedenis met het heden. De locatie speelt daarin een grote rol. Knibbe: ‘In de geschiedenis zijn mensen met een verstandelijke beperking vaak verborgen gehouden. Er werd bijvoorbeeld gedacht dat het besmettelijk was, of dat de duivel ermee te maken had. Daarom zocht ik naar een grote kelder en zo kwam ik uit bij de TunFun. Het absurde toeval wil dat daar vroeger mensen met een beperking werden tentoongesteld. Je kon daarheen voor een stuiver nadat je de voorstelling ‘De min in het Lazarushuys’ had gezien.
Naast moederschap is ‘kijken naar’ dus een belangrijk thema. ‘We onderzoeken hoe mensen met downsyndroom vroeger tentoongesteld werden ten opzichte van nu. Want in deze voorstelling komt er ook publiek kijken naar deze mensen. Maar het grote verschil is dat zij nu zelf invloed hebben op hoe ze gezien willen worden.’ Knibbe hoopt daarmee de volledige mens te laten zien, in plaats van een cliché. ‘Vaak als je mensen met downsyndroom ziet, worden ze gereduceerd tot iets wat we makkelijk te behappen vinden. Iemand die gezellig is om mee te knuffelen bijvoorbeeld, of grapjes mee te maken. Maar zelden zie je een heel mens in alle complexiteit, iemand die bijvoorbeeld ook een depressie of liefdesverdriet kan hebben.’
Werken met mensen met een beperking komt volgens Knibbe ook snel in de hoek van liefdadigheid, maar dat is nadrukkelijk niet de insteek van deze voorstelling. ‘Ze zijn professionele acteurs, wij willen graag een bepaald verhaal vertellen en zij zijn de aangewezen personen om dit te vertellen.’ Knibbe had nog niet eerder ervaring met het werken met mensen met een verstandelijke beperking. Zelf ervaarde ze in het begin van het repetitieproces ook ongemak. ‘In het begin schrok ik erg als er spelers moesten huilen. We zijn gewend om dat in te houden totdat het niet meer te doen is, maar voor hen is het soms net zo makkelijk als lachen, en ook net zo snel weer over.’ Daarnaast ervaarde ze vooral heel veel acceptatie onderling binnen de groep.
Op dit moment liggen de repetities stil vanwege het coronavirus. Knibbe: ‘We moesten iets verzinnen om de spelers betrokken te houden. Nu hebben we contact via een chatgroep en plaatsen daarin opdrachtjes die de spelers van LeBelle thuis kunnen doen. Het is heel fijn om op die manier contact te houden, maar daarin uit zich ook duidelijk hoe verdrietig ze zijn en vaak niet snappen wat er gaande is. Zij hebben minder toegang tot informatievoorziening. Ook kunnen ze hun families vaak niet zien, omdat ze in een instelling wonen.’ Bovendien vallen de acteurs vanwege hun gezondheid in een risicogroep, waardoor de quarantaine voor hen nog langer zou kunnen duren.
Gelukkig zijn de plannen voor Down Underground nog niet van de baan. ‘Het voordeel is dat deze voorstelling op locatie is, daardoor kunnen we het makkelijker weer oppakken.’ De hoop ligt er nu om in oktober in première te gaan. Mocht de voorstelling onverhoopt toch helemaal niet door kunnen gaan, zijn er dan nog alternatieve mogelijkheden? Knibbe: ‘Tot nu toe kon ik daar nog helemaal niet over nadenken, ik was alleen maar aan het verwerken. Maar nu ontstaan er hele prille ideeën om het verhaal toch tot zijn recht te laten komen.’
Bovendien heeft het thema ook raakvlakken met de coronacrisis, omdat mensen met een verstandelijke beperking vaak al buiten de samenleving vielen. ‘Niet naar buiten kunnen, elkaar niet durven aankijken, je familie niet kunnen zien, het zijn leefomstandigheden die mensen met een beperking door de geschiedenis heen veel ervaren hebben.’
Foto: Jan Hoek