Choreograaf Wubkje Kuindersma en componist Anthony Fiumara gaan vanavond niet op. Als gevolg van de coronamaatregelen zijn première en tournee van hun Korzo-project Bitcrusher uitgesteld tot volgend seizoen. In plaats van recensies te publiceren, laat Theaterkrant dagelijks makers aan het woord die op die dag in première zouden gaan. Fiumara: ‘De hele wereld lijkt op dit moment gebitcrusht.’ (meer…)
De Vlaamse actrice Elise Bundervoet gaat deze dagen niet op. Sinds de coronacrisis en de stillegging van het (culturele) leven heeft ze haar baan als verpleegkundige weer opgenomen. ‘Zorg en kunst liggen heel dicht bij elkaar, want het gaat over leven.’
Een tien jaar geleden stapte ze al eens uit het theater. Ze ging verpleegkunde studeren en werkte vijf jaar op een palliatieve zorgafdeling. Een maand geleden, in volle covid-19, kon het voor haar niet anders dan opnieuw als zorgverlener haar bijdrage te leveren. ‘Wat voor mij vanzelfsprekend is. Zorg en kunst liggen heel dicht bij elkaar, want het gaat over leven’, zegt ze.
Elise Bundervoet (1970) wordt in Vlaanderen nog altijd herkend als Roxanne uit Buiten de zone, een zeer populaire tv-reeks voor jongeren van Bart De Pauw uit de jaren ’90. Dat was de schitterende start vlak na haar opleiding Drama in Gent. Daarna speelde ze bij verschillende gezelschappen, zoals Kollektief D&A, NTGent, de Kopergietery en Theater Antigone, en werd ze veel gevraagd voor televisie en film (Heterdaad, Witse, Flikken, …).
In 2010 kapt ze ermee. Een periode van intense reflectie. ‘Ik heb altijd een ambigu gevoel gehad bij televisiewerk en de commerce erbij. Ik had er even genoeg van. Ik was veertig, en tja, dat is zo’n leeftijd dat je je leven overweegt. Ik speelde heel graag, maar wat eromheen hangt, was me te veel. Het liefst stond ik gewoon op de planken, maar in die sector werd toen al bezuinigd, en de jobaanbiedingen vlogen me niet om de oren.’
Ze gaat terug naar de schoolbanken en volgt verpleegkunde. ‘Op mijn achttiende wilde ik óf actrice óf verpleegkundige worden. Het werd dus acteren én verplegen, in één leven.’ Ze komt in de palliatieve zorg. ‘Wat voor mij een evidente keuze was. Als zorgverstrekker ben ik voorstander van de totale zorg, wat wil zeggen dat je naast de fysieke en psycho-emotionele beleving van de zorgbehoevende, ook de sociale en existentiële laag benadert. En sterven gaat uiteraard over de existentie van ons bestaan. Voor mezelf is de honger naar kennis rond de eindigheid van ons leven een grote trigger.’
Toch besluit ze in 2018 om na vijf jaar werken op de palliatieve afdeling van een ziekenhuis terug fulltime voor het theater te gaan. ‘Ik voelde de noodzaak om ervaringen, verhalen, gedachten en ideeën rond leven en dood, rond sterven, rond verzorging en communicatie, te delen met zoveel mogelijk mensen. Omdat het ons kan doen stilstaan bij de essentie en de verwondering.’
Ze ontmoet een aantal gelijkgestemden die wil meewerken aan een project om sterven en dood bespreekbaar te maken. ‘Er zijn zoveel vragen en antwoorden over leven en dood, over het levenseinde, over euthanasie, over het bewustzijn, over bijna-doodervaringen. Hoe wordt er in andere culturen bij ons in de straat met de dood omgegaan? En oneindig veel meer.’ Samen richten ze stichting BOEY, Behind Open Eyes, op, die levenseinde wil benaderen vanuit de kunst, de wetenschap en de zorg. ‘Vanuit deze drie dimensies samen ontdekken we des te meer.’
Voor de eerste jaren plannen ze gespreksavonden en twee theaterproducties. Afgelopen januari vond de eerste reeks gesprekken plaats in het project Chambre d’O in Oostende, waarbij telkens iemand uit de kunst, de wetenschap en de zorg in gesprek ging met een moderator en publiek. ‘De ene keer was met een ethicus, de andere keer met de Vlaamse specialist op euthanasievlak. De interactie met publiek was hartverwarmend; vraagstellingen en ervaringen van het publiek bevestigden de voldoening om “het daarover te kunnen hebben”.’
De eerste theaterproductie zou een monoloog worden, waarvoor Peter Terrin een tekst schreef over een vrouw wier man gaat sterven. De monoloog zou begin augustus in première gaan op het inmiddels afgelaste Theater Aan Zee in Oostende. Er is nu veel onzekerheid rond de productie. ‘Kunnen we toch ergens in de zomer terecht, wordt het september, wordt het nog later?’ Maar Bundervoet en haar team willen sowieso gaan repeteren in juni en juli. ‘Achteraf blijkt dat heel veel van het verhaal en plot ‘corona-gerelateerd’ is en omdat het een monoloog is, is social distancing op de scène is perfect mogelijk. De paar mensen van regie, licht, decor, muziek kunnen op veilige afstand van elkaar werken.’ Ze gaan twee versies maken van het stuk, ‘eentje voor in de huiskamer, eentje voor in de theaterzaal. Het moet life, want zo online en met streaming, dat werkt niet voor mij. Theater is een interactie van energie, in levende lijven. Punt.’ Via TAZ hopen ze een goedkeuring te krijgen voor steun vanuit het noodfonds van de overheid. ‘De culturele sector in Vlaanderen was al flink getroffen door de drastische besparingen, en nu dat er nog bovenop. En wij moeten dan maar creatief zijn…..’
Maar nu werkt ze dus voor Artsen Zonder Grenzen, in België. Ze maakt onderdeel uit van een mobiel team dat ondersteuning en training geeft aan het verzorgend personeel in de woonzorgcentra, omtrent het gebruik van persoonlijk beschermingsmateriaal en infectiepreventie. ‘Uiteraard is het voor mij een evidentie om in deze tijden mee te helpen in de zorg. Vooral wat de meest kwetsbaren betreft. De bijdrage van AZG is enorm ondersteunend, in tijden van epidemieën, zowel medisch als preventief en psychoscociaal.’
Ze werkt zo onder meer mee aan een onderzoek naar het mentaal en psychisch welbevinden van de bewoners in de woonzorgcentra. ‘In de meeste centra lukt die opvang goed, maar het kan te zwaar worden. Als er veel overlijdens zijn in korte tijd, of als er personeelstekort is door ziekte bijvoorbeeld. Er kunnen grote crisissen in een tehuis zijn. Wat voor een effect heeft een plotse afzondering, bij positieve en negatieve testen? Wat doet het met een (oudere) persoon als je plots weggerukt wordt uit je vertrouwde omgeving, als je wordt gescheiden van de leefgroep, als je zelfs niet meer de gang op mag, wat als je alleen online communicatie hebt? Wat als je als opgeslotene alleen maar mensen te zien krijgt in lange jassen en met maskers op? Dat kan heel wat nare zaken oproepen. Omdat we ook een tweede golf verwachten, werken we daar nu keihard aan en zoeken we middelen om die dreiging op mentaal vlak aan te kunnen. Moeilijk en heftig. Dat wel. Maar het moet. En gelukkig werken we er allemaal samen aan.’