Minister Eppo Bruins van OCW en de Tweede Kamer zijn bereid om van de Culturele Basisinfrastructuur (BIS) een zesjarige regeling te maken. Daartoe werd begin vorige week een motie aangenomen. Een meerderheid van de Tweede Kamer wil dat de subsidieregeling vanaf 2029 ook een betere geografische spreiding waarborgt.

Op 19 november stemde de Tweede Kamer over meerdere moties die op 11 november ingediend waren op het wetgevingsoverleg over het begrotingsonderdeel Cultuur. De meest opvallende aangenomen motie is die van kamerleden Christianne van der Wal (VVD), Ilana Rooderkerk (D66) en Mohammed Mohandis (GroenLinks-PvdA) waarin ze de regering vragen om de termijn van de culturele basisinfrastructuur (BIS) vanaf 2029 te verlengen naar een periode van zes jaar, in plaats van de huidige vier jaar. Ook willen ze laten onderzoeken hoe de BIS-aanvraagprocedure verder vereenvoudigd kan worden. Rooderkerk op 11 november: ‘Ik vraag mij af hoe goed het is voor een bloeiende culturele sector om constant onzeker te zijn over je inkomsten. In dit aanvragencircus zit ontzettend veel bureaucratie, tijd en geld.’

Met een zesjarige regeling willen de kamerleden de voorbereidings- en aanvraagkosten van de betrokken culturele instellingen  ‘substantieel verlagen’. Volgens schattingen waren die kosten de voorbije aanvraagronde opgelopen tot ruim 100 miljoen euro. ‘Dat is ongelofelijk veel geld, iedere vier jaar weer’, aldus Van der Wal op 11 november. ‘Als we daarop kunnen besparen, is dat geld dat direct in de culturele sector blijft.’ De meeste kamerleden waren het daarmee eens. Alleen de PVV stemde tegen het voorstel.

Bruins zag op 11 november ‘de aantrekkelijkheid’ van een verlenging en beloofde om het verzoek te betrekken bij het ontwerpen van de procedure voor 2029. ‘Dit voorstel heb ik nu zo veel om me heen gehoord dat het haast wel een serieuze suggestie moet zijn, dus daar moet ik dan ook serieus naar kijken.’ Daarbij maakte Bruins echter ook duidelijk ‘niet over één nacht ijs’ te willen gaan, vooral omdat het ook andere overheden raakt. ‘Als je de BIS-periode langer zou gaan maken, moet je ook de gemeenten en provincies meekrijgen.’

Grotere gemeenten en de meeste provincies verstrekken ook meerjarige subsidies, voor een deel aan instellingen die ook rijkssubsidie krijgen. Instellingen en overheden vinden het van groot belang dat alle subsidieperiodes gelijk blijven lopen. Het rijk kan dus alleen de BIS-periode verlengen, als de gemeenten en provincies dat óók doen. Een aantal gemeenten experimenteert nu al met langere subsidieperiodes. Groningen geeft bijvoorbeeld haar ‘cultuurpijlers’ (de stedelijke basisinfrastructuur) voor acht jaar geld. Ook Amsterdam wil grotere instellingen langer dan vier jaar zekerheid bieden.

Insiders waarschuwen voor te veel optimisme over deze motie. De gemeenten moeten allemaal hun regelingen voor cultuursubsidies aanpassen en dat lukt wellicht niet voor 2029. Daarnaast zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het culturele vastgoed. Langere steun brengt meer verplichtingen met zich mee op het gebied van huur en onderhoud. Toch geeft de motie aan dat de druk op het ministerie om op dit dossier actie te ondernemen toeneemt.

Bij de stemmingen van 18 november werden eveneens drie moties goedgekeurd die meer aandacht vragen voor een betere geografische spreiding van cultuursubsidie. Zo werd een motie van Martine van der Velde (PVV) en Claudia van Zanten (BBB) aangenomen, die willen dat in een nieuwe regeling niet alleen rekening gehouden wordt met het aantal culturele instellingen per regio, maar ook met het aantal inwoners per regio en de middelen per inwoner. Zo hopen ze het aantrekkelijker te maken om zich buiten de Randstad te vestigen. Alleen GroenLinks-PvdA, D66 en Volt stemden tegen.

Een motie van Pepijn van Houwelingen (FVD) om te laten onderzoeken hoe (een deel van) de BIS-gelden via de provincies in plaats van via OCW verdeeld zou kunnen worden werd verworpen. Alleen PVV, BBB, FVD en SGP stemden voor.

beeld Herman van Bostelen