Voor Theaterkrant schrijven meer dan dertig recensenten. In een serie interviews stellen we ze voor aan onze lezers. Vandaag: theaterrecensent Max Arian. ‘Ik wil geen vaste maatstaven hebben betreffende een goede voorstelling. Je moet proberen om open te blijven staan.’
Max Arian, geboren in 1940, schrijft over theater voor onder meer De Groene Amsterdammer en Theaterkrant Magazine. Voor onze website recenseert hij onder meer muziektheater, opera en jeugdtheater. Daarnaast is Arian redacteur van het Auschwitz Bulletin en van De Brug, een blad over het Midden-Oosten.
Hoe ben je tot dit werk gekomen?
Ik heb politicologie gestudeerd en ben bij De Groene Amsterdammer als coördinerend redacteur cultuur begonnen en daardoor vanzelfsprekend tot het schrijven van muziektheaterrecensies gekomen. Weliswaar had ik altijd al een liefde voor theater. Ik kan me nog herinneren dat mijn oma me vaak meenam naar de operavoorstellingen op zondagmiddag en ook het Holland Festival bezocht ik als jongen al graag.
Hoe ga jij als recensent aan de slag met schrijven?
Ik probeer met een onbevooroordeelde instelling naar het theater te gaan en met een frisse blik naar de opvoering te kijken. Aantekeningen maak ik niet tijdens de voorstelling. Dat heb ik weleens geprobeerd, maar ik heb al snel gemerkt dat dat mij dat niet bevalt. Het leidt me te veel af. Ik realiseerde me dat ik de belangrijke dingen die ik in een recensie wil verwerken toch wel onthoud, mede doordat ik mezelf aanzet tot een actievere manier van kijken. Dat betekent onder meer dat ik tijdens de uitvoering al bezig ben met het formuleren van passende en mooie zinnen.
Het speelt ook een rol waarvoor ik de recensie schrijf. Bij De Groene Amsterdammer heb ik iets meer tijd en bestaan er al referenties en andere meningen. Bij Theaterkrant vallen de referenties weg en ben ik meestal de eerste die erover schijft, wat betekent dat ik volledig uit mijn eigen gevoel moet schrijven. Mijn menig vormt zich soms pas bij het verwerken van de voorstelling tijdens het schrijfproces.
Waar moet een goede voorstelling aan voldoen?
Dat kan ik niet zeggen. Ik wil geen vaste maatstaven hebben want dan verliest een nieuwe voorstelling het gauw. Je moet proberen om open te blijven staan anders kan je maar beter stoppen met het recenseren van ensceneringen.
Wat kan je minder waarderen?
Dat vind ik een lastige vraag, omdat ik me graag laat verrassen. Ik probeer de voorstelling te begrijpen en te kijken wat de betekenis is die ik eruit kan halen. Zelf ben ik er ook nog niet uit of ik nu eigenlijk meer van spektakel of van eenvoudig toneel houd. Wel vind ik bijvoorbeeld operette een lastig genre. Die voorstellingen hebben een specifieke humor die de toenmalige tijdsgeest reflecteert en vandaag de dag lastig is te achterhalen. Daarnaast ben ik iets minder gecharmeerd van musicalproducties van Joop van den Ende. Eens in de zoveel tijd ga ik er naartoe, maar dan merk ik toch gauw dat het mij meestal te oppervlakkig en te veel cliché is. Het legt het dan toch af tegen de opera’s die ik ook zie en dat maakt het voor mij lastig om erover te schrijven. Dat geldt ook voor producties van gezelschappen waarbij ik het gevoel heb dat ik er op de een of andere manier op uitgekeken ben.
Wat recenseer je graag?
Voorstelling waar ik me kan blijven verbazen vind ik het leukst en meestal heb ik dat tegenwoordig toch bij operaproducties. Misschien ook omdat er rond operaproducties veel ruzie en discussie ontstaat. Daarentegen is de ontvangst van toneel soms een beetje braaf, in die zin dat er minder controversiële gesprekken ontstaan.
Een specifiek voorbeeld met betrekking tot toneel zijn ensceneringen van Anton Tsjechov, omdat ik in zijn stukken verschillende mensen vertegenwoordigd zie; Mensen van verschillende leeftijd, klasse en sekse met een heel persoonlijk verhaal. Hoe meer ik over een voorstelling blijf nadenken des temeer heeft het bij me los gemaakt en dat kan ik waarderen.
Is er iets veranderd in je schrijven vergeleken met 20 jaar geleden?
Oh ja, zeker! Toen ik lang geleden begon, waren de recensies nog heel academisch en afstandelijk. Het verhaal werd naverteld en de acteerprestaties beoordeeld. Bij voorstellingen van bijvoorbeeld het Mickery Theater werkte deze recensiestijl minder goed, omdat de recensent onderdeel werd van de voorstelling en zich over moest geven aan de ervaring. Hier ging het minder om het verhaal an sich maar meer om te ervaren en te begrijpen waarover het gaat en wat het met je doet.
In muziektheaterrecensies is het verschil met vroeger nog duidelijker aanwezig, omdat deze in het verleden bijna uitsluitend door muziekrecensenten werden geschreven, die weinig oog hadden voor de enscenering en nauwelijks begrip toonden voor het werk van de regisseur. Dit is ook een reden waarom ik met het schrijven van recensies over opera ben begonnen, om voor de regisseurs op te komen. Toen heb ik ook een tijdje met muziekrecensent Frits van de Waa samengewerkt. We schreven samen operarecensies voor Toneel Teatraal om zowel de muzikale als ook de theatrale kant voldoende te belichten. Dat was heel interessant, maar op de een of andere manier vonden de lezers een recensie van twee recensenten minder aantrekkelijk.
Inmiddels wordt ook onder muziekcritici veel meer aandacht besteed aan de enscenering en dat komt mede door het voortreffelijke werk van artistiek leider en regisseur Pierre Audi. Hij heeft veel bijgedragen aan de vernieuwing van opera. Audi heeft niet alleen zelf fantastische, experimentele en menselijke operaproducties gemaakt, maar ook andere regisseurs zoals Peter Sellars en Willy Decker de ruimte gegeven om vernieuwend aan de slag te gaan. Hij heeft veel Nederlanders opera-enthousiast gemaakt; de zalen waren uitverkocht ook voor nieuwe Nederlandse operacomposities van bijvoorbeeld Louis Andriessen. Geleidelijk ontstonden in die tijd ook andere operagezelschappen zoals Opera2day uit den Haag en Holland Opera.
Heb je nog tips voor beginnende recensenten?
Oren en ogen openzetten!