Vandaag presenteert Theaterkrant.nl haar volledig vernieuwde uiterlijk. De site is overzichtelijker, meer op lezen gericht en biedt verbeterde toegang tot haar archief van duizenden artikelen van de afgelopen zes jaar. Daarnaast werken we vanaf nu met een nieuw beoordelingssysteem dat de sterren bij de recensies vervangt. (meer…)
Beste Theaterkrant,
Begin deze maand werd ik verrast door het goede voornemen van Het Parool om niet langer sterren bij recensies te geven. “De sterren boven het stuk in de krant zijn zwaarwegender geworden dan het geschreven oordeel van de recensent. Daarmee wordt de waarde van de recensie tenietgedaan.” Zo, de spijker op z’n kop. En behalve dat Het Parool de sterren afschaft, breidt het ook het cultuurkatern uit: bravo. Ik denk dat er nog een heleboel meer mis is met ons theaterlandschap dan het sterrenstelsel (zie ook ‘Het rotte theater’ dat ik twee jaar geleden schreef), maar stel nu dat we hier beginnen. Laten wij nu ook eens symboolpolitiek bedrijven en van de afschaffing van de sterren een startpunt maken voor een nieuwe kunstkritiek, een nieuw elan voor de kunst in de samenleving.
Een vraag die mij al langer bezighoudt is waarom de Theaterkrant eigenlijk meedoet aan het sterrensysteem. De sterren zijn ooit, naar Amerikaans model, bedacht om de (krant)lezer een handje te helpen in de jungle van de kunsten en de krant toegankelijker te maken. De redacties van kranten zullen zeker gehandeld hebben onder de druk van de dalende verkoop en de digitale disruptie. Er was steeds minder ruimte voor kunst, de lezer kreeg een kortere spanningsboog en dus vatten de sterren de beoordeling snel samen. De schijnbare objectiviteit van het aantal ‘ballen’ diende de toegankelijkheid. Dat kunst juist niet behapbaar is, een subjectieve ervaring van iedere toeschouwer en een recensie dus ook maar een mening, werd daarbij gemakshalve even terzijde geschoven..
Op het digitale platform van de Theaterkrant daarentegen is er wel genoeg ruimte om de diepte in te gaan, en ook de druk van de verkoop speelt niet mee. Toch doen jullie mee, en bevestigen daarmee de huidige staat van de kunstkritiek: zij heeft zichzelf gedegradeerd tot marketingtool. Het eindoordeel is vervat in een flitsende soundbite.
Het is ook zo verdomd verleidelijk. Ik betrap mezelf er ook op recensies te lezen met het aantal sterren als leitmotiv, soms is het sensatie, soms bewondering, meestal staat het de inhoud in de weg. Vaak werken ze sturend en verwarrend. Bij een slecht geschreven recensie moet je de conclusie trekken uit de gegeven sterren (of andersom: de recensie wordt een invuloefening), en de scherpzinnige kritieken van Loek Zonneveld moeten van een beoordeling worden voorzien door jullie redactie, waarbij je evengoed dikwijls vraagtekens kan zetten.
Het lijkt misschien muggenzifterij, maar het is allemaal niet zo onschuldig: theaters wijten slechte verkoop aan een gebrek aan sterren, posters worden herdrukt bij sterrenregen, en de kunstenaar die zich niet in een hokje laat plaatsen is uiteindelijk de lul. Sterren hebben invloed. Marketingafdelingen weten het als geen ander: een 3 sterrenrecensie is eigenlijk al nauwelijks te gebruiken, want veel meer dan om de inhoud van de recensie gaat het om ‘de samenvatting’ die erboven staat. En die drie sterren rieken nu eenmaal naar middelmaat (vier sterren: gelukt; 2 sterren: mislukt, enzoverder enzovoorts.). Kortom, de sterren dicteren het gevoel. Zo schrijft Het Parool ook terecht: “Op affiches en in advertenties voor films, voorstellingen en boeken wordt het aantal sterren geciteerd zonder enige context of inhoudelijke begeleiding. Daarmee wordt de indruk gewekt dat er harde kwaliteitscriteria bestaan die als vanzelf tot een afgerond oordeel leiden.” Exact.
Goed, je zou kunnen zeggen: Theaterkrant dat is een vakblad dus de vaklui zullen het er wel mee eens zijn, maar ik heb eerlijk gezegd nog nooit een theatermaker gesproken die blij is met deze beoordelingswijze. En volgens mij komt dit vooral omdat wij, theatermakers, beter dan wie ook weten dat een kunstwerk alles behalve een kant-en-klaarmaaltijd is. Die sterren zijn zo langzamerhand een symptoom van onze neoliberale samenleving geworden. De kant-en-klare-samenleving. Alles moet meetbaar, alles met ‘succes’ blijft in leven. En zo verloochenen wij, als kunstsector, onze onvoorspelbaarheid, onze intelligentie en onze tegendraadsheid. We spelen het spelletje van de vrije markt mee, en dat wringt. Want wat heeft het de kunsten aan slagkracht in de samenleving opgeleverd? Is de kunst nu dichterbij het publiek gekomen? En vice versa?
Dus Theaterkrant, vakblad, volg het goede voorbeeld van Het Parool, schaf de sterren af en steek de andere dagbladen aan! De verandering moet van binnenuit komen. Laten we stoppen met het cijfer- en rendementsdenken in de kunstsector. Laten we stoppen ons te laten dicteren door de markt. Weg met de hapklare brokken! En begrijp me goed: maak vooral reclame voor theater! Maar wees dan wel zo eerlijk over hoe ongrijpbaar, ingewikkeld en verwarrend de kunst zelf kan zijn. En vertel erbij dat de toeschouwer het vooral zelf moet gaan zien, en mee-maken.
Laat de Theaterkrant het internet gebruiken voor datgene waarvoor het ooit bedoeld was: als de vrijplaats die juist losstaat van de waan van de dag. Als de plek voor nieuwe structuren en invalshoeken, en dus als de plek waar de kunstenaar zijn publiek op een andere manier kan ontmoeten. De tijd is rijp voor de Theaterkrant als digitaal contextprogramma, met diepte-interviews, opiniestukken, videorecensies en dan ook eindelijk met dat o zo rijke theaterarchief dat nu nergens te bekennen is. Een fantastische reclamezuil voor het theater.
Moedig voorwaarts,
Ludwig Bindervoet
Ludwig Bindervoet studeerde in 2012 als acteur af aan de Toneelacademie Maastricht, speelde oa bij Wunderbaum en Toneelgroep Oostpool en is medeoprichter van performancecollectief URLAND. Foto Willem de Kam.
Absoluut mee eens.
Beste Ludwig,
Dank voor je betrokken pleidooi.
De sterren staan op de redactie van Theaterkrant.nl regelmatig ter discussie. De conclusie is steeds, met inachtneming van alle problemen met het sterrensysteem: vooralsnog blijven ze.
Daar heb ik eigenlijk maar één argument voor. Dat komt zo. Eerst een misverstand uit de weg ruimen. Theaterkrant.nl is geen vakblad (het tijdschrift Theatermaker wel). Theaterkrant.nl had in 2017 bijna 1,4 miljoen bezoeken. De populairste recensies worden ruim 5000 keer gelezen. Er is dus een vrij groot publiek dat geïnteresseerd is in theaterrecensies – veel groter althans dan ik dacht toen we de site begonnen. Ik noem die aantallen niet om ons succes te meten, maar omdat het aangeeft hoe we onze missie vervullen: nieuws en meningen uit de theatersector en recensies van zoveel mogelijk (professionele) voorstellingen publiceren voor een zo groot mogelijk publiek.
Mijn argument is: die sterren zorgen ervoor dat de recensies gelezen worden. Het is – naast een prikkelende kop en een goeie foto – een effectief instrument om de aandacht te trekken en lezers naar binnen te lokken, het stuk in. Ze springen eruit op een krantenpagina, een twittertijdlijn of een Facebookwall. Mijn vermoeden is dan ook dat de onbesterde recensies bij het Parool een beperkte groep zullen uitnodigen om recensies beter te lezen, maar dat het voor een veel grotere groep zal betekenen dat ze eroverheen lezen en sneller naar de volgende pagina zullen gaan. Die grote groep wil ik niet kwijt, of ze die recensies nu gebruiken als consumentenadvies, als vermaak of om achteraf te begrijpen wat ze gezien hebben.
Ik ben niet blind voor de problemen met het sterrenstelsel. Die zet je helder uiteen. Het liefst zou ik willen dat we ze met z’n allen iets minder serieus zouden nemen. Naast de recensies op Theaterkrant.nl plaatsen we altijd de meningen van de andere kranten, dat vind ik een fijne relativering, net zoals mijn jaarlijkse Sterrenstof-presentatie (http://www.simber.nl/keyword/theaterkritiek/).
Ten slotte: mijn vermoeden dat sterren lezers oplevert is niet gestoeld op onderzoek (het argument van Het Parool van het tegenovergestelde overigens ook niet). De aard van Theaterkrant leent zich uitstekend voor het testen van dit idee. Ambitieuze onderzoekers kunnen zich bij mij melden. Mocht ik ongelijk hebben, dan schaf ik de sterren zonder aarzeling af.
Hartelijke groet,
Simon van den Berg
hoofdredacteur Theatermaker/Theaterkrant.nl
goede kunst krijgt ofwel één ster
of een oneindig aantal sterren
de oneindige sterrenhemel die het raadsel van het leven weerkaatst
ik heb er altijd maar één
ik ben waanzinnig trots op die ene ster
sommigen lopen met vijf sterren
de uitslovers
maar die lopen in hun eigen val
want vijf sterren kunst gaat volledig aan zijn doel voorbij
vijf sterren kunst overschreeuwt zichzelf
vijf sterren kunst is van een angstaanjagende perfectie
vijf sterren kunst is geen kunst
vijf sterren kunst is anti-kunst
anti-reclame voor de kunst
geef mij maar één ster
voor de moeite
en die naai ik dan op mijn revers
die ene ster
en dan wacht ik de deportatie verder af
The Sun heeft ook meer lezers dan The Guardian. Ga je voor kwaliteit of voor kwantiteit? Voor inhoud of voor cijfers? That’s the question. Ik haak voorlopig af.
De sterren lijken mij een container of een frame of zoiets te geven. ‘Romeo en Julia’ van Oostpool kreeg tussen de 2 en 4 sterren. Dat vind ik superinteressant. Ik lees het hoe en het waarom en ik wil er naartoe. Het Parool gaf, zoals beloofd, een sterloze recensie. Om de een of andere reden maakte die minder indruk, enigszins op de manier die Simon van den Berg beschrijft. Ik snap niet hoe het werkt en ik weet dat het ongetwijfeld anders zou zijn als niemand sterren zou geven. Leuke ontwikkeling, discussie en ontdekkingen!
Dus omdat een systeem populair is moet het niet veranderen? Gezien de context in de actualiteit heb ik wel wat vraagtekens bij dat uitgangspunt. Helemaal eens met wat Ludwig voorstelt.
En laten we dan in ieder geval de recensies van Loek Zonneveld, die hij al tijden sterloos indient, ook niet voorzien van sterren door de redactie. Dat heb ik nooit begrepen. Als je dan al voor waarderingssymbolen kiest, laat ze dan geven door degene die de voorstelling daadwerkelijk heeft gezien. Weigert degene, dan geen sterren. Vanaf nu, Loek Zonnevelds recensies zonder sterren!
Ja, eens met Ludwig. De vijf scores (0 sterren wordt gelukkig niet gebruikt EW..) drukken zo’n enorm stempel op hoe je als lezer een recensie tot je neemt. Je kunt nog zo je best doen, maar het is onmogelijk je niet te laten beïnvloeden door hoe je begonnen bent: de schijnbaar gefundeerde waardering die bovenaan staat, in de vorm van een balkje waarop de meter uitslaat van falikant mislukt tot meesterlijk geslaagd. Gisteren las ik de recensie van Dijanne Italianer en wat me vooral bezig hield, eerlijk gezegd, was waar de kritische noot dan in zat: allemaal aardige woorden, de recensent kon het allemaal prima waarderen. Ik verplaats me in de maker die blij zal zijn met de woorden maar weet dat met deze kritiek (er is geen andere en die zijn er vaak niet, ander punt: waarom toch niet de regionale pers ernaast plaatsen als tegengeluid?) het beeld ontstaat dat haar voorstelling niet zo best is ontvangen.
Op de Facebookpagina van Thibaud Delpeut in december werd deze discussie naar aanleiding van de beslissing van het Parool al gevoerd. Daar vroeg ik Theaterkrant ook om dit voorbeeld te volgen. Niet als vakblad – maar als meest inhoudelijke medium in ons vakgebied. Dat is iets heel anders. Noblesse oblige. Kijk, de Veronica gids gaat er gewoon mee door en als ik van hen 4 sterren op een filmposter zie staan weet ik genoeg: voor de Veronica magazine lezer is dit een prima film om te gaan bekijken, een aanrader. Als ik op een poster van Oostpool 4 sterren Theaterkrant zie staan, denk ik: benieuwd wie is er geweest, want het maakt juist voor dit medium, gelukkig maar, alle verschil welke recensent is geweest. Wees eerlijk dat het een verslag is van een enkele toeschouwer die de moeite heeft genomen zijn of haar unieke ervaring op papier te zetten, te waarderen, misschien te beoordelen. En daar ook toe in staat is. Dat verwacht ik als trouw lezer van TK en juist daarom zou ik graag zien dat TK als eerste het belang van het discours voorop stelt. Zonder sterren zou de lezer vooral zelf gaan interpreteren en zelf waarderen, om vervolgens – belangrijk! – te besluiten het wel of niet met eigen ogen te willen gaan bekijken.
Marketingargumenten zijn er natuurlijk ook en ik ben altijd benieuwd naar wat marketeers hierover te zeggen hebben. Als voormalig gezelschapsmens weet ik hoe sterren (en quotes) te benutten. Mooi hoe Oostpool nu met Romeo en Julia gebruik maakt van de wisselende kritieken: kom het zelf zien! En dan uit de ** van NRC juist de lof voor hoofdrolspeelster Dieuwertje Dir daar als quote bij zetten. Zo doen we dat! En nu aan de podiumkant doe ik er net zo hard aan mee, we hebben die sterren en quotes op DIT moment keihard nodig om op de radar te komen van het publiek-met-keuzestress. Ook wij moeten dat anders gaan aanpakken, proberen zo inhoudelijk en persoonlijk mogelijk te prikkelen in plaats van die ene subjectieve rating 1 op 1 door te schuiven.
Simon hanteert het marketingargument, en als het zo is dat dankzij het sterrensysteem een veelvoud van lezers aangetrokken worden , is dat niet iets om zomaar te negeren. Er is te weinig kennis, geeft hij ook toe, over het gedraag van de lezer, en over wie die lezer eigenlijk is. Onderzoek daarnaar is natuurlijk een heel goed idee. Ondertussen, als er toch getest kan worden, zou TK kunnen experimenteren met sterrenloze recensies en het bezoek daarvan kunnen analyseren. Ik vermoed – als ik kijk naar de kleine 7.000 volgers van TK op Facebook –
dat de grote meerderheid van die 5.000 lezers professional is of in elk geval oprecht geïnteresseerd is in theater.
Tot slot, ooit heb ik te maken gehad met de Edinburgh Fringe en dat is een soort uitvergroting van dit probleem, een ware nachtmerrie. Zonder 4 of 5 sterren recensie kun je wel inpakken. Nee, je kan niet inpakken, want je moet de 3 weken van het festival wel netjes uitspelen – zonder publiek. Daar willen we niet toe.
De crux is denk ik de vraag voor wie recensies nu precies zijn of voor wie deze worden geschreven. Is dat het potentiële publiek of zijn het de uitvoerenden? Voor de eerste groep is het sterrensysteem een goed middel om vat te krijgen op wat er nu geschreven is (het frame wat Maud hierboven benoemt), maar voor de tweede groep is het, zoals Ludwig in zijn stuk zegt, eigenlijk niet heel erg van belang. Dezen zijn veel meer gebaat bij een goed kritiekstuk dan een recensie.
In mijn bachelorscriptie (2016) heb ik onderzoek gedaan naar theaterkritiek in Nederland en Vlaanderen en eigenlijk het eerste wat naar boven kwam was de termen ‘recensie’ en ‘kritiek’ te pas en te onpas door elkaar gebruikt worden, terwijl er wel twee verschillende definities zijn. Ik citeer dramaturg Alexander Schreuder: “onjuist [is] een fundamenteel verschil tussen ‘kritiek’ en ‘recensie’ te veronderstellen. Eerder is het zo, dat ‘kritieken’ (in de betekenis van publicaties met een intellectuelere lading) anders gelezen worden dan ‘recensies’ (die dan bedoeld zijn om één keer vlug gelezen te worden). Maar beide zijn het subcategorieën van de categorie kritiek – de recensie behoort tot het veld van de kritiek.” De kritiek waar Ludwig het over heeft (waar hij terecht Loek Zonneveld als voorbeeld voor neemt) heeft inderdaad weinig aan sterren. Recensies zoals in het Parool hebben daarbij wel baat bij sterren, aangezien deze bedoeld zijn om in één keer vlug gelezen te worden. Ik betrap mezelf er ook nog op bij het Parool elke keer toch weer naar boven te scrollen met de vraag ‘Ja, maar wat vonden ze er nou precies van?’ omdat blijkbaar de tekst de lading van de ontbrekende sterren nog niet dekt. Dat kan overigens ook komen uit gewenning en dat ik nog niet gewend ben aan de sterrenloze stukken, hoewel ik denk dat het Parool nu in een middenweg heeft geprobeerd te zoeken tussen kritiek en recensie en daarmee nu in een onaantrekkelijk gebied zit voor lezers (nb: niet makers! ik denk dat makers hier wel baat bij kunnen hebben, maar aangezien ik geen maker ben doe ik hier geen uitspraak over).
Of af te sluiten nog een ander verschil tussen ‘kritieken’ en recensies, deels gebaseerd op vorig TM-hoofdredacteur Constant Meijers. Ik citeer uit mijn scriptie:
“Zoals eerder gezegd meent Constant Meijers dat er wezenlijk onderscheid is tussen recensenten en critici. In het boek Theaterkritiek in Nederland stelt hij dat een recensent ook een journalist is, verbonden aan een dagblad: ”Voor een recensent is de totstandkoming van een theatervoorstelling, behalve een artistieke prestatie, ook een nieuwsfeit waarvan melding moet worden gemaakt, liefst zo snel mogelijk.” Hiermee onderscheidt de recensent zich van de criticus, die meer ruimte en tijd krijgt om dieper op een voorstelling in te gaan. Hij neemt hierbij de artikelen van critica Hana Bobkova in het Financieel Dagblad als voorbeeld. Bobkova publiceerde toentertijd eenmaal per week een lang stuk over voorstellingen die volgens Meijers tot haar verbeelding spraken. “De nieuwswaarde van het tot stand komen van een nieuw kunstwerk lijkt bij haar van onderschikt belang. (…) Vergeleken met de recensenten zijn haar stukken lang en doorwrocht, wat het gevolg is van haar werkwijze om zoveel mogelijk aspecten van een voorstelling te belichten.” Volgens Meijers is het meest concrete verschil tussen een kritiek en een recensie blijkbaar de lengte en diepgang, die hen opgelegd lijkt te worden door de verbintenis met de dagbladen.
Daarnaast noemt Meijers de functie van recensie het afsluiten van het maakproces. Met een recensie wordt het bestaan van een voorstelling als het ware bevestigd, en geeft er zo “een indruk van en verbindt er een conclusie aan”. Dit komt voort uit een zekere verantwoordelijkheid die de recensent volgens Meijers heeft tegenover de lezer (lees: potentiële bezoeker). Meijers: “Een goede recensie plaatst het werk in het oeuvre van de maker, spreekt een waardering uit, biedt de potentiële bezoeker een houvast en stelt hem in staat er desgewenst zijn eigen mening aan te toetsen.” Hij voegt daaraan toe dat de lezer ook niet alle voorstellingen kan zien die elk seizoen gemaakt worden. De recensent is in dat opzicht, in zijn verslaggevende functie, “onmisbaar om een indruk te krijgen van de voorstellingen die je niet hebt kunnen zien”.
Als theatermarketeer ben ik het helemaal eens met Ludwig. Een 4- of 5-sterrenrecensie is weliswaar heel goed voor de verkoop en staat lekker op de poster. Maar dit voordeel weegt niet op tegen het nadelige effect van de 1-, 2- en zelfs de 3-sterrenrecensie op je publiekswerving. Het lezerspubliek dat recensies gebruikt om zich te oriënteren op theaterbezoek (en die mensen heb je nodig), zal zich niet zo snel laten verleiden door een voorstelling als die maar weinig sterren heeft gekregen. De sterren zijn in het leven geroepen als een kwaliteitsindicatie, en waarom zou je in je spaarzame vrij tijd kiezen voor iets dat ‘minder goed’ bevonden is?
Wij weten dat theater niet zomaar langs een objectieve kwaliteitsmeetlat gelegd kan worden. Een voorstelling kan verschillende mensen op verschillende manieren aanspreken. Een goede recensent schrijft zijn interpretatie / oordeel op een genuanceerde en onderbouwde manier op. Maar die sterren gooien roet in het eten. Ik geloof best dat recensies met sterren beter gelezen worden dan besprekingen zonder ‘rating’, maar dit systeem ontneemt ‘de minder gelukkige’ theatermakers potentiële bezoekers omdat die zich laten afschrikken door weinig sterren.
Natuurlijk zijn er ook andere redenen om een recensie te lezen: om op de hoogte te blijven van wat er gemaakt wordt, dat daar kritisch op wordt gereflecteerd. Dit is een belangrijke functie, want anders zou je ervoor kunnen pleiten om alleen nog maar ‘best of’ recensies in kranten te publiceren. Het zou het discours over kunst verschralen en dat is ook niet de bedoeling. Overigens valt het me wel op dat recensenten de kritische reflectiefunctie vaak het liefst loskoppelen van de eventuele effecten daarvan op de publiekswerving. Kunstkritiek met een edel motief en zijn eigen merites. Ik ben daar niet op tegen maar de realiteit is helaas dat we te maken hebben met een kwetsbare sector, die minder bij te zetten heeft dan we zouden willen, waarin een slechte kritiek een deuk kan slaan waar je amper van terugkomt. Mogen we best wat meer bij stilstaan.
Ik ben ervan overtuigd dat je beide functies van een recensie prima in kan vullen zonder sterren, en dat er manieren zijn om de voordelen van het sterrensysteem (een duidelijk oordeel / scanbaarheid / uitnodiging om verder te lezen) alsnog te behouden. Kijk bijvoorbeeld naar hoe het magazine Knack zijn recensies prikkelend begint met een scanbare samenvatting die bestaat uit ‘de voorstelling in 1 zin’, een ‘hoogtepunt’ en een ‘quote uit de voorstelling’. Zet daar desnoods ook een ‘dieptepunt’ bij, maar zo begin je het stuk in ieder geval nieuwsgierigmakend én gewogen. Geen sterren meer nodig.
Mooi verwoord door Ludwig! Helenaal mee eens.
Ik ben als consument juist blij met de sterren. Soms is de tekst van een recensie dermate genuanceerd dat ik me afvraag of het nu wel een voorstelling is die meer dan de moeite waard is. Ik snap ook wel dat makers en artiesten baat hebben bij flinke nuancering, al hebben ze het liefst helemaal geen beoordeling van iets waar ze hun ziel en zaligheid in zouden hebben gestoken.
Mijn tijd en geld is beperkt, dus ik wil een duidelijk advies: gaan of niet gaan. Sterren zijn voor mij een samenvatting van de geschreven tekst, met een duidelijk waardeoordeel.
Overigens signaleer ik wel dat de sterren/ballen niet eenduidig worden geinterpreteerd. Drie sterren is de grote middenmoot. Als je het zou vertalen naar een schaal van 1 t/m 10 is drie sterren een 6. Maar voor sommige kranten is drie sterren ruim voldoende/goed.
Zo weet ik dat onlangs een cabaretduo een prachtrecensie kreeg in de Volkskrant. Toch waren ze enorm teleurgesteld omdat er drie sterren bij stonden. Die fixatie van ‘vanaf 4 sterren is het pas goed’ los je niet op door het hele sterrensysteem dan maar te laten vallen. Dan gaan ze toch weer pietlutten over een woordje in de geschreven tekst. Maak duidelijker waar de sterren voor staan.
Richard, waar je dan niet om moet vragen zijn sterren maar beter geschreven recensies.
Mensen die te lui zijn om een recensie te lezen zullen ook niet snel ergens in een zaal gaan zitten.
STERREN HOREN AAN DE NACHTHEMEL: KUNSTWERKEN ZIJN GEEN RACEPAARDEN
Sterren horen aan de nachthemel, en horen niet in kranten of elders thuis. Maar de centralistische, zichzelf als middelpunt beschouwende mens denkt nu de sterren uit de hemel te kunnen plukken en ze zich voor recensies toe te kunnen eigenen en dan ook nog daarmee te kunnen woekeren of ermee zuinig te kunnen zijn. Het is al jarenlang een verschrikkelijke ziekte, en het ergste is dat de redacties ons dat als ‘normaal’ en ‘noodzaak’ proberen te ‘verkopen’. Maar juist de koopmansgeest en de macht van de getallen liggen aan de basis van het besluit om recensies van sterren te voorzien. Recensies zijn op deze manier tot een product geworden in plaats van een kritische vrijplaats te zijn voor vlijmscherpe reflecties, analyses, debatten en doorgaande, open discoursen. De recensies zijn tot een vehikel en verlengstuk geworden van de marketingafdelingen die de sterren en quotes gebruiken om te proberen stoelen te ‘verkopen’. De kunsten worden steeds meer ingekapseld door de cultuurindustrie, het publiek splitst zich steeds meer in een kleine groep van specialisten en een meerderheid aan consumenten. De toneelbezoeker wordt dan ook niet meer beschouwd als iemand die zelfstandig, kritisch en klaarlicht kan denken, maar als iemand die kennelijk een sterrensoep nodig heeft die hem voorgeschoteld moet worden en die die dan leeg moet lepelen. De marketingafdelingen proberen ons met sterren en champagne-arrangementen naar een voorstelling te lokken. Dat heeft Ludwig Bindervoet ook al twee jaar geleden in zijn pamflet ‘over het rotte theater’ terecht gehekeld. Er is behoorlijk wat mis, maar dat wordt natuurlijk systematisch ontkent. Het is of het gevolg van onwetendheid of van machtsstructuren.
Theater is nu tot een koopwaar verworden in handen van culturele ondernemers, marketingafdelingen en redacties die steeds meer als een ‘verkoopbureau’ opereren. Niet de inhoud en de inhoudelijke noodzaak, urgentie en relevantie van een voorstelling zijn leidend in de ‘media’ maar de keuring van een product. De kunstpagina’s lijken al jarenlang op de consumentengids. De sterren bevorderen daarbij een ‘ongezonde’ competitie omdat ze een objectieve meetbaarheid suggereren die er echter niet is. Kunst laat zich namelijk niet meten en moet ook niet gemeten worden. Wie dat wel probeert, door sterren uit te delen, is medeplichtig aan de neoliberale ontwikkeling in de maatschappij en binnen de kunsten. Nick Cave heeft al in de jaren ’90 MTV gevraagd om de nominatie voor een award terug te nemen omdat hij zei dat zijn liedjes geen racepaarden zijn. Nu lijkt het wel alsof de ‘sterrenmakers’ proberen van theatervoorstellingen racepaarden te maken.
Ludwig Bindervoet vraagt terecht om te stoppen met het uitdelen van sterren en legt nu de vinger op de zere plek. De sterren (zie boven) horen aan de hemel toe. En wat Bindervoet aanspreekt is wat mij betreft enkel een begin van aan aantal nodige acties en veranderingen want het probleem is veel groter en urgenter. Het gaat om de staat van de kunstkritiek, ja, om de rol van kritiek en critici überhaupt. Er is behoorlijk wat mis in de maatschappij, in het theater en in de redacties. Het stinkt al langer maar het lijkt alsof onze zintuigen dermate beneveld zijn door onze consumptiedwang dat we het niet meer eens ruiken. Of willen we het niet iets waarnemen en waar hebben wat er aan de hand is? Is het onbewuste ontkenning of is de ontkenning een strategie? De reactie van Simon van den Berg dat recensies vaker gelezen worden door sterren toe te kennen, is namelijk een schijn-argument. Deze argumentatie is geënt op een neoliberale meetbaarheidsidee. Hij verdedigt meetbaarheid met meetbaarheid. Het gaat hem om de kwantiteit van lezers in plaats van de kwaliteit van de recensie. Maar het kan toch net zo goed het tegenovergestelde waar zijn, alleen is er in de neoliberale dictatuur geen ruimte meer voor dialectiek (voor het denken in tegenstellingen), negativiteit en bevraging. Toch vraag ik me af: waarom denkt men dat minder mensen de recensies gaan lezen als er geen sterren meer toegekend worden? Wat voor een mens- en wereldbeeld schuilt erachter? Nog even voor de duidelijkheid: sterren zijn vorm, en de geschreven tekst is de inhoud. Door sterren bovenaan de recensies te zetten prevaleert de vorm boven de inhoud. Recensies worden op deze manier tot ‘reclame’. Nu is dus de vorm leidend en niet de inhoud, en de kwaliteit van de meeste recensies valt dan ook enorm tegen. Het aantal recensenten die de pen – of tegenwoordig het toetsenboord – waardig zijn dat hun wapen is, is op dit moment vrij klein. Te vaak zijn het oordeel en de mening van de recensent leidend in plaats van een intelligente reflectie en intellectuele bevraging, en lijken ze zich te hebben onderworpen aan de heersende meningscultuur. De meeste recensenten zijn niet in staat om de anekdote te overstijgen. Het is gewoon te vrijblijvend, iedereen schrijft gewoon wat en de redacties gaat dan de sterren toekennen. De recent heeft idealiter echter de opdracht zijn subjectieve blik te verbinden met een universele beschouwing. Daar ontbreekt het meestal aan. Wellicht dat de sterren juist misleidend zijn voor de recensent omdat die nu denkt tot een finaal oordeel te moeten komen, ook worden de sterren dan door de redactie toegekend. Dus wie zijn de ‘sterrenmakers’? De redacties lijken geheime loges van zelfbenoemde (en zelfingenomen) vrijmetselaars te zijn. Bindervoet’s eis om de sterren af te schaffen, legt volgens mij nog veel grotere pijnpunten bloot: de gigantische kloof tussen recensenten en theatermakers, het gebrek aan verbinding en diepgang, de toenemende commercialisering van de kunsten en de kunstrecensies. De recensies zijn nu meestal niet evaluatief. Volgens de Duitse filosoof Walter Benjamin moet de criticus niet conserveren maar actualiseren, en pleegt de criticus interventie in het Nachleben van een kunstwerk. Maar zijn de critici en recensenten zich tegenwoordig voldoende bewust van hun opdracht en functie?
De discussie rondom de sterren lijkt me de gepaste gelegenheid om de rol van de criticus cq. recensent en de functie van kritiek weer eens aan de orde te stellen. Kunstkritiek moet zelf geen entertainment zijn. Het zou wenselijk zijn als de kunstpagina’s van de kranten en online-platformen als theaterkrant.nl weer ruimte maken voor verdiepende en kritische essays en recensies. Te veel recensenten achten zich in staat om tot een oordeel te komen, maar op basis waarvan dan? Het lijkt me goed om de criteria voor een recensie transparanter te maken, en wenselijk dat de recensenten beter beargumenteren. Ik mis de twijfel in de recensies, die het hart van de recensent vital houdt. Ik mis een filosofische aanpak, waaraan de recensent uitgaat van wat die niet weet en denkt vanuit een vraag in plaats vanuit een oordeel. Het zou wenselijk zijn als de recensenten zich vaker herinneren aan epoché, zoals de oude Grieken het noemen, het uitstellen van een oordeel. In plaats van een oordeel te formuleren kunnen ze beter op zoek gaan naar de waarde en de betekenis van argumenten. En ze zouden veel meer tijd kunnen nemen.
Om het debat verder aan te scherpen wil ik onderstaande tekst (De huidige staat van de toneelrecensie), die ik in augustus vorig jaar heb geschreven maar niet heb gepubliceerd, nu als nog toegankelijk maken.
DE HUIDIGE STAAT VAN DE TONEELRECENSIE
Op dit moment is er volgens mij te veel afstand tussen de werkpraktijk en de recensenten. Het ontbreekt aan ‘verbinding’. Persoonlijk vind ik de staat van de kunstkritiek zelf zorgwekkend en alarmerend. Tegenwoordig worden recensies veel te vlug geschreven, zonder afstand (dus zonder tijd en ruimte) te nemen om te reflecteren, om verbinding te maken met wat men heeft gezien, eraan betekenis toe te kennen enzovoorts (er ontbreekt een ‘dramaturgie van de reflectie’). Tegenwoordig prevaleert de emotie boven de zoektocht, en zijn recensies vooral gebaseerd op smaak en (voor)oordelen, en worden ons smaak en oordelen als reflectie aangeboden, ja voorgeschoteld. De sterren zijn een uitvloeisel van de consumptiemaatschappij. Consumptiewaren worden met sterren beoordeeld. Dit is een excellente stofzuiger (vijf sterren), dat is een mindere stofzuiger (twee sterren)……. Maar theater en kunst an sich zijn geen consumptiewaar. Nu zijn de sterren leidend in de opzet van de recensies. Er wordt bijna altijd naar een oordeel toegeschreven. In plaats van een voorstelling ook meer in een context te plaatsen (een sociale, politieke, culturele context), verbinding te zoeken met de grotere en universele verhalen, (dwars)verbanden te leggen, met bijvoorbeeld andere voorstellingen, eerder werk van de makers, prangende vragen van onze tijd, huidige discoursen en vraagstellingen et cetera.
Een recensie kan juist een ‘langere adem’ (een Nachleben) hebben dan enkel op iets te reageren, maar kan deel van een ‘beweging’ zijn, een ‘archief van gedachtes’ vormen en aansluiting vinden bij (bestaande) discoursen of zelfs discoursen aanzwengelen. Een bespreking moet veel breder zijn dan enkel te reageren op wat men heeft gezien. Nu gaan recensies vooral de anekdote navertellen (twee mensen op toneel, een man en een vrouw die ruzie met elkaar krijgen) en dat dan beoordelen. De recensies gaan nog nauwelijks voorbij de anekdotiek. Er is nog nauwelijks een ‘beyond’, d.w.z. er zijn nog amper achterliggende gedachtes en vragen. Ik mis vaak (bijna altijd) een intellectueel denkniveau dat ten grondslag ligt aan een beschouwing (enkele uitzonderingen nu even buiten beschouwing gelaten).
Het absurde is dat nu enkel de voorstelling de recensie legitimeert omdat de recensies niet zelf over een (intrinsieke) noodzaak beschikken en zich niet zelf kunnen legitimeren. Dat is echter een voorwaarde, denk ik. De recensent moet los van één voorstelling een eigen reden en motivatie hebben om te reflecteren. De voorstelling moet geen doel an sich zijn, maar een middel om ‘iets’ te kunnen ‘vertellen’. En de recensent moet met zijn teksten ook duidelijk maken wat en waarom hij/zij iets ‘vertelt’. De meeste recensenten kunnen (helaas!!!) niet meer ‘echt’ kijken en klaarlicht denken. Recensies zijn ook vaak een vehikel van de marketing-afdelingen geworden. Ik mis bij de meeste recensenten een visie (op theater, kunst, de maatschappij….) en een ambitie om ‘een verhaal te vinden’. Dat is iets wat de journalistiek vroeger kenmerkte: de zoektocht naar een ‘verhaal’. Nu zijn recensies vooral een verslag van een voorstellingsbezoek en gaan nooit of nauwelijks verder dan het geziene te bespreken en te beoordelen. De meeste recensies zijn veel te nauw en beperkt.
Susan Sontag heeft aangetoond dat er in de (foto)journalistiek een verschuiving heeft plaatsgevonden van ‘redactioneel’ naar ‘reclame’. Dat is nu juist het probleem van de huidige recensies en de recensenten: het is allemaal reclame. Ik pleit voor een duurzame kunstkritiek die breed denkt en kijkt, en zich durft te positioneren. Het zou juist ook wenselijk zijn dat er een dialoog van recensenten onder mekaar zou gaan ontstaan. Ik pleit voor meer dialectiek. De dialectiek wordt natuurlijk juist in de ‘pornosamenleving’ in de ban gedaan. Des te belangrijker dat wij daarvoor blijven strijden, samen met de recensenten en anderen.
WEG MET DE MEETKUNDE CQ. REDACTIONELE STERRENKUNDE
Tenslotte (mocht dat van belang zijn), ik lees zelf nog nauwelijks recensies omdat ik het inhoudelijke niveau meestal miserabel vind. De sterren moeten kennelijk juist ook het slechte niveau van de teksten verdoezelen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen en die verdienen ook genoemd te worden. Loek Zonneveld’s beschouwingen in De Groene Amsterdammer zijn een groen eiland van hoop in de op consumptie gerichte sterren-recensies. Zijn artikelen zijn beschouwend, bevragend, onderzoekend, overstijgen een enkele weergave van een voorstelling en maken daardoor extra nieuwsgierig. Daarnaast gaat Zonneveld regelmatig voorstellingen in twee afleveringen bespreken om nog dieper op iets iets in te kunnen gaan. Het spreekt voor zich dat De Groene Amsterdammer geen sterren toekent.
In de film Dead Poets Society van Peter Weir (1989) vraagt meneer Keating zijn studenten om de introductie over poëzie uit het leerboek te scheuren omdat je literaire werken niet volgens een bepaalde formule en op wiskundige wijze kunt meten. Zo zijn sonnetten van William Shakespeare en de gedichten van Walt Whitman niet te ‘meten’ en niet in wedstrijd met elkaar. Je kan ook geen cijfer toekennen aan een gedicht van lord Byron.
“Oh, I like Byron. I give him a 42, but I can’t dance to it.” Now, I want you to rip out that page. Go on. Rip out the entire page. You heard me. Rip it out. Rip it out! Go on. Rip it out! (…) Make a clean tear. I want nothing left of it. (…) Keep ripping, gentlemen! This is a battle. A war. And the casualties could be your hearts and souls. Armies of academics going forward, measuring poetry. No! We’ll not have that here. (…) Now, my class, you will learn to think for yourselves again. You will learn to savor words and language. No matter what anybody tells you, words and ideas can change the world.
Mijn voorstel is dan ook om Ludwig Bindervoet’s eis te volgen en om alle sterren-recensies uit de kranten te scheuren en dat met online-recensies denkbeeldig te doen, en om aan een kritische kunstkritiek te werken waarin de recensenten hun best doen om zichzelf en hun overpeinzingen te legitimeren. Het is goed dat theatermakers in opstand komen tegen de ‘sterren-cultuur’. De opstand begint met een ‘nee’, om samen tot een ‘ja’ te komen. Het zou wenselijk zijn als theatermakers en journalisten veel vaker ‘samen’ aan een tafel zouden gaan zitten in plaats van dat ze tegenover elkaar staan: de recensent zit nu vaak ’tegenover’ de voorstelling van de makers (op de tribune), reageert vanuit zijn veilige bureau, en vanuit persoonlijke smaak en verwachting in plaats van ‘mee’ te denken. Meedenken en de kloof tussen kunst en critici te verkleinen betekent trouwens niet om de onafhankelijkheid van maker en journalist te beperken, in tegendeel. Nu staan de sterren juist tussen de makers en de recensenten in. Dus weg ermee!
En de voorstellingsbezoekers en lezers van recensies wil ik toeroepen: Denk voor jezelf en laat je niet misleiden.
Er wordt steeds verwezen naar recensies, meervoud, maar de meeste mensen lezen één krant, een enkeling twee kranten en heel veel (jonge) mensen geen krant. Het aardige van de Theaterkrant, wat zoals Simon van den Berg opmerkte, geen vakblad is maar een nieuws- en informatiemedium, is dat alle recensies uit de landelijke dagbladen aan bod komen. Voor zover de dagbladen recensies publiceren, want na de Theaterkrant, die vrijwel alle voorstellingen recenseert, en de Volkskrant die op gepaste afstand volgt, blijven alle andere landelijke dagbladen daar ver bij achter. Zo maakt de Theaterkrant ook duidelijk hoeveel recensies een voorstelling heeft gekregen en wat in essentie de waardering was. En dan nog blijft de vraag onbeantwoord welke invloed recensies in werkelijkheid hebben, sterren of geen sterren. Dat zou eens goed uitgezocht moeten worden. In elk geval lijken programmeurs er op af te gaan, die durven slecht besproken voorstellingen in een aantal gevallen niet meer te programmeren. Zou ook uitgezocht kunnen worden.
En over Hana Bobkova gesproken, zij schreef haar kritieken alleen wanneer een voorstelling bij haar in de smaak viel, waardoor met enige regelmaat toegezegde recensies cq. kritieken niet werden geleverd. Ik heb dat altijd problematisch gevonden. Ook minder geslaagde voorstellingen maken deel uit van het oeuvre dat een kunstenaar opbouwt. Dat parcours te volgen is een integraal aspect van het in gesprek zijn met een kunstenaar, de weg die je als maker en toeschouwer bewandelt.
Ten slotte: de afgelopen jaren is een aantal Nederlandse romcoms uitgebracht die door filmrecensenten met de grond gelijk werden gemaakt maar desondanks een enorm publiek trokken. Eerst in de bioscoop, daarna op dvd. Hoe verklaren we dat?
Theaterkrant zou uber baas zijn als ze de column van deze dude een halve ster geven…
Neuh. Niet grappig Badr.
Dank aan allen voor de reacties. Ik zoek naar een goede manier om het gesprek voort te zetten. Heeft zich al een ambitieuze onderzoeker aangemeld? (retorische vraag)
Simon, ik richt me even tot jou.
Helaas, kan ik niet om de ironie heen van jouw enige (!) argument. Het cijferargument. Als er iets is in mijn betoog dat ik probeer aan te tonen dan is het wel dit: kunst heeft niets met rendement te maken.
Ten tweede hoop ik dat het duidelijk is dat ik zoek naar een bepaalde saamhorigheid in de sector. Dat betekent niet dat er geen kritiek op zwakke voorstellingen mag zijn. Au contraire, ik ben voor de terugkeer van negativiteit in het publieke discours. De reclamezuil betekent alleen maar dat we samen hetzelfde doel dienen: dat kunst zijn functie in de samenleving herwint. Dat bedoel ik met reclame maken voor theater. Het gaat denk ik niet om wat een eventueel marktonderzoek gaat aantonen. Maar om wat je uitdraagt als belangenbehartiger van de kunsten. En misschien zijn jullie dan geen vakblad, maar toch ook niet het Tros-kompas?
Ik herhaal: schaf de sterren af en gebruik de digitale ruimte voor verdieping. Daar is behoefte aan. En ja, dan moeten we op zoek naar geld voor de Theaterkrant, als je het echt wilt, lukt dat. In het managementjargon: het is de investering waard.
Ludwig
Ga je zonder sterren beter lezen? Dat lijkt me vooral de vraag. Een snelle vergelijking (tussen podiumkunstrecensies in het Parool van de laatste maand van vorig jaar en de eerste van dit jaar) toont dat de krant in het sterrenloze 2018 de boel compenseert door lustiger te strooien met wat langere koppen, een veelheid aan tussenkopjes en streamers (quotes). – Het stuk over Oostpools Romeo en Julia wat dit betreft als dieptepunt.- Daaruit valt in 1 blik de opvatting van de recensent te destilleren, dus waarom verder lezen? Visuele opsmuk die mijns inziens de sterren vervangt. Of, zo je wil, de sterren oprekt tot twee zinnen.
Het is eigenlijk beschamend en waarschijnlijk ook veelzeggend dat het voorstel van Ludwig Bindervoet enerzijds wordt aangevallen en dat anderzijds makers zich bedekt houden, terwijl ze in de theatercafés en in de stamkroegen permanent zeiken en zeuren over het sterrensysteem. Op Bindervoet’s tekst hebben (althans op deze website) kennelijk geen makers gereageerd. Waarom is dat? Dat legt volgens mij een ander pijnpunt bloot: de larmoyante houding van een aantal makers en de angst zich ‘echt’ uit te spreken en met iets en anderen te verbinden. Bindervoet geeft een mooi voorzet, onafhankelijk wat een ieder daarvan vindt. Het moet juist niet om een snelle en gemakzuchtige meningsuiting gaan maar om een duurzame denkpiste. De makers hadden nu de eenvoudige kans om te roepen ‘ja, hier zijn we mee eens’, en dat is nu niet gebeurd (althans niet op deze site). Maar Bindervoet roept niet enkel ‘nee’ maar zegt net zo goed ‘ja’ want hij zoekt naar verbondenheid. Hij voert een dialoog met de theaterkrant, en zoekt medestanders. En dan niet enkel aan de ene kant van het spectrum maar juist ook aan de andere kant om de kloof te dichten, of om die op zijn minst kleiner te maken. Ook mede door de reacties wordt mijns inziens alleen maar weer bevestigd dat er een kloof is tussen makers en recensenten. Wij moeten niet over elkaar praten (bijvoorbeeld in de stamkroegen of op een rommelige roddelmedium als Facebook) maar met elkaar. Makers laten zich op een Internet-forum net zo makkelijk verleiden om snel en onbedacht iets te roepen zoals recensenten na afloop van een voorstelling snel iets neerpennen. Ik zou willen roepen: Neem tijd en ga nadenken. Het is trouwens een erg consumerende houding om te klagen en zich door de emoties laten (ver)leiden. In plaats van emotionele reacties te plaatsen, is het handig om met een constructief voorstel te komen. Dus laat ik met een eerste voorstel komen: Kunnen de makers niet zelf beslissen of zij met of zonder sterren gerecenseerd willen worden, en kunnen de recensenten niet ook zelf aangeven of zij hun recensie van sterren willen laten voorzien (door de redactie), of niet? Dan kunnen bijvoorbeeld die, die zich in de kroeg of een andere ‘veilige’ domein willen echaufferen over sterrenrecensies, daarmee doorgaan. Een klaagzang aan te stemmen (maakt niet uit door wie) is een passieve houding. Dat is iets wat zorgen baart (aan beide kanten), de passieve en apathische houding van zowel makers als ook recensenten. En – zoals ik mijn eerdere reactie heb uitgelegd – legt de discussie rondom de sterren een groter pijnpunt bloot, namelijk het gebrek aan kwaliteit in de recensies. Wij zouden samen eraan moeten werken om van anekdotische verslagen van voorstellingen weer kritische beschouwingen te maken die zich tot iets groters verhouden, die proberen het subjectieve met het universele te verbinden, die niet over een mening, oordeel en persoonlijke smaak gaan maar een voorstelling in een context en in een perspectief plaatsen. Op dit moment ontbreekt het min of meer aan ‘kunstkritiek’ in de theatersector in Nederland. Dat iemand een voorstelling bezoekt en later daarover schrijft, of dat iemand hoofdredacteur of redactielid van een krant of vakblad is, maakt hem nog niet automatisch tot een kunstcriticus. Een ‘functie’ maakt nog niet dat iemand in staat is ‘actief’ te kijken, over het geziene (dramaturgisch) te reflecteren, zijn bevindingen door argumenten te onderbouwen en klaarlicht te denken. De recensent moet weer tot een criticus worden, iemand die in staat is niet enkel over het zichtbare na te denken en te schrijven, maar juist en vooral ook over het ‘onzichtbare’ nadenkt. Een ander pijnpunt is de steeds toenemende hoeveelheid ‘marketing-toneel’, dus de soorten voorstellingen en gezelschappen die juist behoefte hebben dat recensenten een verlengstuk van de publiciteitsafdeling zijn, en elke scheet of ster hen helpt hun ‘product’ te ‘verkopen’ en ‘consumenten’ te werven. Daardoor wordt onder meer de ‘gevaarlijke elektriciteit’ die een live gebeurtenis als theater kan oproepen te niet gemaakt. In plaats van kaders open te breken wordt het in kleine vierkantes gestopt. In plaats van theater en de kunstkritiek tot een arena van de confrontatie te maken, wordt het tot opium voor het volk, tot een neoliberale slaappil. Laten we stoppen om toeschouwers als consumenten te benaderen, laten we van recensies geen gebruiksaanwijzingen maken en laten we onze voorstellingen niet preuts en behoudend zijn maar radicaal (ik constateer een enorme toename aan preutse en behoudende voorstellingen). Laten we ons daarom ook niet blind starren op de discussie rondom de sterren. Die is volgens mij enkel de top van de ijsberg. Er is veel meer ‘rot’ dan enkel de sterrenrecensies. Dat deze discussie werd aangekaart door Bindervoet, zou (alweer) een vertrekpunt kunnen zijn. Eerdere opiniestukken (ook op theaterkrant.nl) hebben ook meerdere reacties losgemaakt maar de dynamiek van de discussie is net zo snel weer verzand als ze kwam oplaaien. Laten wij (en ik bedoel ons allemaal) meer in een duurzame ontwikkeling dan in het moment investeren. Graag wil ik de woorden van Wouter Hillaert (uitgesproken in 2016) nog eens in herinnering roepen: “Wij kunnen het niet alleen. Als onze collectieve onafhankelijkheid
gewaarborgd wil blijven, zullen we ons moeten verbinden. Radicaal!”. Ik pleit voor meer radicaliteit en meer verbondenheid.
Het grote probleem is toch de huidige beoordelings- en meningscultuur. De sterren zijn een gevolg van een zodanige cultuur. Het gaat om de meetbaarheid en rendement in plaats van betekenis. Op allerlei fora en op allerlei media floreren de snel geformuleerde beoordelingen en meningen. De kunstcriticus moet echter niet bezig zijn om te beoordelen maar om de betekenis van een kunstwerk te doorgronden en betekenis toe te kennen. Het klimaat van kritiek is al jarenlang vervuild. Daarom zou het niet enkel wenselijk zijn maar zelfs noodzakelijk dat er een paradigmaverschuiving plaats gaat vinden en elke recensent zich weer oefent in het toekennen van betekenis in plaats van te beoordelen of te veroordelen. Het zou wenselijk zijn als de recensenten weer op zoek gaan naar het verhaal achter een voorstelling in plaats van een mening te geven; daardoor zou de recensent weer tot kunstcriticus kunnen worden. Er wordt nu te weinig bevraagd, gezocht en onderzocht maar van alles gevonden. Laten we denken aan de woorden van Rutger Kopland, die zei: “Wie wat vindt heeft slecht gezocht”. Mensen zoeken tegenwoordig slecht en vinden heel snel van alles iets, en zetten dat online of maken dat op een andere manier publiek. Zonder na te denken over eventuele gevolgen en zonder zich te verbinden met de ander. Beseffen de redacties en de recensenten eigenlijk welke invloed ze hebben, en welke consequenties de sterren hebben die aan recensie toegekend worden? Zullen we niet weer gaan zoeken en onderzoeken? In onze poging om iets (zoals een toneelvoorstelling) betekenis te geven zit nu juist de verbondenheid, om dat elke mens probeert tegen de zin- en betekenisloosheid van het leven, of anders gezegd tegen de absurditeit van het leven, in opstand te komen en zin en betekenis aan het leven toe te kennen. Deze poging verbindt ons mensen met elkaar. In plaats van gehaastheid is het wenselijk dat de recensent weer tijd en ruimte neemt voor een reflectie, en (ook niet door redacties) wordt gedwongen om snel een recensie te ‘leveren’. Een recensie kan veel meer zijn dan een snel bij elkaar geraapt stukje tekst, en kan meer zijn dan enkel de poging om een moment in woorden te vangen, maar kan de tijd waarin de recensie werd geschreven overstijgen door de aansluiting bij het ‘grotere verhaal’ te zoeken. Het zou toch leuk zijn als recensenten weer op zoek gaan en zichzelf kwetsbaar op durven te stellen, zoals makers dat deels ook proberen. Hoe leuk zou het zijn als de recensent zich zelf ook kritisch gaat bevragen. En als er niets gaat veranderen in de redacties en qua schrijverschap is mijn advies aan de theatermakers om te beginnen de recensenten ook te recenseren tot dat ze tot inzicht komen, hoe idioot de huidige situatie toch is. Laten we ze dan ook in het openbaar en publiek aanspreken op hun tekortkomingen en hun recensies corrigeren. De opstandige mens is continu bezig om de ‘werkelijkheid’ te corrigeren. Correcties (zoals het afschaffen van het sterren-systeem) is mogelijk. Het zou een mooi gebaar en vooral een begin zijn van een mogelijke wezenlijke verandering die zo hard nodig is. In plaats van ironie en wereldloosheid wens ik me meer amor mundi, betrokkenheid, verbondenheid en ongehoorzaamheid.
Well roared, Lion!