In Vlaanderen is een bevlogen debat ontstaan naar aanleiding van een opiniestuk van de Brusselse dramaturg Tunde Adefioye (KVS). Hij schreef in de krant De Standaard dat Theater Aan Zee zich vooral op witte makers en publiek richt. Zolang het theaterfestival van Oostende zijn blik niet verruimt, kan het zich niet langer relevant noemen. (meer…)
Leve de vogels die vele hemelen doorgronden
Op 23 juli 2017 schreef Bregje Maatman onder de titel Alsof de vogel de hemel doorgrondt een opiniestuk waarin ze bepleit dat kunst niet per se iets te melden heeft. Maatman klaagt de gedachte aan dat kunst eerst en vooral een kritische reflectie is op actuele ontwikkelingen. De autonome kunstenaar ontstond in de Romantiek en dat leverde een probleem op want ineens moest het belang van kunst gelegitimeerd worden, aldus Maatman. Deze legitimatie wordt volgens de schrijfster jammer genoeg gevonden in de maatschappelijke relevantie. Ze hekelt kwaliteitsomschrijvingen als: ‘nieuwe inzichten verschaffen’, ‘invloed hebben’, ‘bevragen’, ‘een spiegel voorhouden’ en ‘wakker schudden’. We dwepen met het geromantiseerde beeld van de kunstenaar als luis in de pels die de samenleving ontregelt, aldus Maatman. Vervolgens ergert de schrijfster zich aan het idee dat de wereld ‘nu’ in brand staat en somt ze een aantal historische kunstwerken op die volgens haar volledig losstonden van in die tijd actuele onderwerpen.
Maatman lijkt het idee dat kunst ons iets leert over de samenleving paternalistisch te vinden. Dit verklaart ook de titel van haar artikel: ‘De vogel die hoog vliegt, doorgrondt nog niet per se de hemel’, zo legt de schrijfster uit. Haar probleem lijkt te zijn dat we de inhoud van de kunst altijd laten prevaleren over de vorm en de esthetiek. (Helaas gebruikt ze haar artikel niet om dieper op de esthetische waarde in te gaan, dat laat ze dan weer aan de vakgroep esthetica over…) Vermoedelijk komt dat, aldus Maatman, omdat maatschappelijke kunst beter verkoopt. Zo roept ze de lezer op om toch alsjeblieft niet meer de kaart van de maatschappelijke relevantie te spelen en toe te geven dat kunst een hobby is.
Grijs gebied
Om meerdere redenen voel ik de behoefte op Maatmans artikel te reageren. Allereerst erger ik me aan de cynische toon die zo vaak gebezigd wordt op het moment dat het gaat over geëngageerde kunst. Als Maatman kunstenaars verwijt de maatschappelijke kaart te spelen, verwijt ik haar de kaart van het cynisme. Het is zo gemakkelijk de poging van kunstenaars zich tot de wereld te verhouden af te doen als hoog van de toren blazend of zoals ook zo vaak te horen: prekend voor eigen parochie.
De kracht van kunst is wat mij betreft precies dat grijze gebied tussen autonomie en heteronomie. Omdat kunst niet aan dezelfde regels hoeft te voldoen als de wereld erbuiten kan het soms verder gaan in zijn onderzoek, provocatie of voorstel. Tegelijkertijd moet kunst leven met het feit dat het altijd als fictie zal worden bekeken en daarmee de impact (ten minste gedeeltelijk) onschadelijk wordt gemaakt.
Om een paar voorbeelden te noemen: Theater Frascati kon de voorstelling Labyrinth met vluchtelingen van het collectief We Are Here produceren ondanks het feit dat het te werk stellen van vluchtelingen strafbaar is. Dit was mogelijk onder het enige recht dat een gedocumenteerde toekomt: het recht op vrije expressie. De Zwitsers Belgische kunstenaar Christophe Meierhans schreef met Some use for your broken claypots een volledig nieuw wetboek zonder gehinderd te worden door de vraag hoe dit gloednieuwe politieke systeem te implementeren. Anoek Nuyens speelde haar voorstelling Hulp een jaar lang voor allerhande ngo’s en politieke partijen om in gezamenlijkheid tot nieuwe vormen van ontwikkelingssamenwerking te komen. Marjolijn van Heemstra zette met Zohre, een Afghaans Nederlandse soap de integratieproblematiek in Nederland op scherp en zwengelde de discussie aan. Allemaal voorbeelden van kunstenaars die de ruimte van het theater gebruiken om iets bloot te leggen, discussie te ontlokken en voorstellen te doen, die vanuit een andere hoedanigheid veel trager (lees bureaucratischer) zouden verlopen en tegen veel meer weerstand zouden zijn aangelopen.
De potentiele kwaliteit van kunst om zowel vanuit een plek van uitzonderlijkheid als middenin de wereld te opereren, betekent niet dat dat gemakkelijk is. Want inderdaad liggen er vele gevaren en risico’s op de loer waarvan ik het over een aantal zelfs met Maatman eens ben, al zal en wil ik deze op een heel andere manier verwoorden.
Hierbij vier veelgehoorde kritiekpunten als het gaat om maatschappelijk geëngageerde kunst (waarbij ik Maatmans artikel als uitgangspunt neem, maar meteen van de gelegenheid gebruik maak andere veelgehoorde commentaren mee te nemen):
- Politieke kunst is trendy
Inderdaad staat maatschappelijke relevantie van kunst op dit moment hoog in het vaandel. Je ziet het bij de fondsen en het plots in het leven geroepen The art of impact door Jet Bussemaker zelf (waarover ik en Tobias Kokkelmans in januari 2016 een briefuitwisseling schreven). Maatman stelt dat de huidige focus op geëngageerde kunst voortkomt uit de populistische kritiek op kunst als elitaire hobby omdat de kunsten zich maatschappelijk moeten legitimeren. Je kan de populariteit van maatschappelijk georiënteerd werk ook verklaren vanuit een terugtrekkende overheid die in deze participatiesamenleving onvoldoende middelen aan de zorginfrastructuur besteedt en hoopt die verantwoordelijkheid bij de kunst kwijt te kunnen. Beide redenen zijn wat mij betreft problematisch. Mijn antwoord zou alleen nooit liggen in het opgeven van geëngageerde kunstpraktijken, maar eerder in het onderstrepen van het belang van kritisch denken ten aanzien van de agenda’s en belangen die ons omringen. (Dat geldt trouwens niet alleen ten aanzien van de structuren die een project mogelijk maken – fondsen, instituten en overheid – maar ook van onszelf, de makers. Ook binnen het project spelen belangen, zoals de aantrekkingskracht van het imago van de geëngageerde kunstenaar. De vraag waarin het politieke precies schuilt moet gesteld worden en er moet oprecht gekeken worden naar wie daar uiteindelijk de vruchten van plukt.)
- Politieke kunst is paternalistisch
Maatman vindt de stelling dat kunst ons iets leert over de samenleving problematisch omdat dat zou betekenen dat de kunstenaar over kennis en inzichten beschikt die anderen niet zouden hebben. Hier krijg ik de indruk dat Maatman zelf in de populistische val is gestapt. Haar ergernis tegenover de arrogante politieke kunstenaar en het ‘deemoedige zwijgende publiek’ loopt als een rode draad door haar tekst. Waar komt toch die frustratie ten aanzien van kennis vandaan? En hier bedoel ik niet kennis in de strikt rationele zin van het woord, maar kennis in de brede zin. Het idee dat jouw ideeën een podium mogen hebben omdat wat je te delen hebt misschien wel zinvol zou kunnen zijn. En dit geldt uiteraard niet alleen voor de theatermaker, maar ook voor de beeldend kunstenaar, dichter, schrijver, journalist, filosoof, zelfs voor de leraar voor de klas.
Soms lijkt het alsof we het jaren ’70 engagement in de kunsten nog steeds niet te boven zijn gekomen, terwijl toch overduidelijk is dat politieke kunst vandaag de dag van een geheel andere toon is dan die van toen. Kunstenaars hebben allang niet meer het idee dat ze het publiek de les kunnen lezen zonder hun eigen positie in het werk te betrekken. Ik zelf houd van het gevoel dat ik na een voorstelling met meer kennis naar buiten loop dan ik erin ben gekomen en ben gefrustreerd als ik het gevoel heb dat dat niet zo is. Hetzelfde geldt als ik naar een film ga, een boek lees of een politicus hoor spreken. Betekent dat dat de stemmen naar wie ik heb geluisterd mij het gevoel geven dat zij boven mij staan? Integendeel! Ik voel me juist serieus genomen in mijn behoefte de wereld om mij heen te begrijpen. En hoe meer diversiteit aan kennis er beschikbaar is, hoe potentieel breder geïnformeerd en intelligenter de gehele samenleving.
- Politieke kunst kijkt neer op vorm en laat inhoud prevaleren
Ik zou het geloof ik precies andersom zeggen. Juist politieke kunst heeft baat bij vormen die de verbeelding opentrekken, die ervoor zorgen dat we collectief in staat zijn andere scenario’s te visualiseren. Juist bij geëngageerde praktijken is alles van belang: de symbolen, de taal, de stoelen, de manier waarop de ruimte is ingericht. Want andere mogelijke werelden zullen nooit alleen maar rationeel zijn. Juist het zintuiglijk ervaarbaar maken van andere verhoudingen is cruciaal. Misschien dat dat niet altijd herkend wordt als vorm, omdat er geen uitgedoste kostuums te zien zijn of gigantische abstracte decors zijn ontworpen, maar dat betekent niet dat het er niet is. Hoewel ik in principe ben voor een diversiteit aan kunstvormen (van zeer abstract tot uitgesproken politiek), vind ik dat theatervormgeving van repertoire zich vaak zo aan de klassieke theaterconventies houdt dat het me op geen enkele manier uit mijn comfortzone haalt.
- Politieke kunst blijft altijd gevangen in een bubbel van gelijkgestemden
Hier spreekt Maatman opvallend genoeg niet over, want het is de meest veelgehoorde kritiek als het gaat om geëngageerde kunst. Schrijvers als Hans den Hartog Jager en Maarten Doorman zijn bekende critici van politieke kunst, omdat deze vanuit hun optiek door zijn autonomie potsierlijk wordt als zij activisme incorporeert of politiek stelling neemt. Vooral ook omdat het publiek dat op dergelijk werken afkomt, het er waarschijnlijk toch al mee eens is. In hun ogen moet kunst dubbelzinnig zijn en gelaagd, ze moet bevragen en verwarren, niet voorschrijven.
De eis dat kunst dubbelzinnig moet zijn is een hardnekkige, er lijkt een angst en ongemak voor kunst die transparant is over zijn politieke positie. Het is de vraag wat hier meer speelt; onze anti-ideologische tijden of een kritiek op maatschappelijke kunst die geen daad bij het woord voegt. Den Hartog Jager en Doorman beschrijven beiden het beeld van de toeschouwer met cappuccino in de hand onderwijl gretig politieke kunstwerken consumerend… Maar is het andere niet net zo en misschien nog wel meer aan de hand? Is het probleem van dubbelzinnige kunst nu niet juist dat zij de cappuccino nog meer veroorlooft en ondersteunt? Want voor dubbelzinnigheid hoef je niet in beweging te komen, aangezien het werk toch voor meerder interpretaties vatbaar is.
Het probleem van gelijkgestemd publiek is voor eenieder die iets wil communiceren van belang om over na te denken. We leven in extreem gesegregeerde tijden en de concurrentie van aanbod is enorm. Maar meer en meer zie ik theatermakers en kunstenaars strategieën bedenken om verschillende publieksgroepen met elkaar te vermengen. Door bepaalde gemeenschappen in het werk te betrekken, in de openbare ruimte te werken of specifieke locaties te kiezen.
De veelgehoorde kritiek van mensen als Doorman en Den Hartog Jager is dat maatschappelijke kunstenaars die ‘eenduidig’ werken beter de politiek in zouden kunnen gaan of welzijnswerk zouden moeten gaan doen. Ik kan het daar niet meer mee oneens zijn. Juist omdat kunst nog steeds een plek van relatieve autonomie (lees uitzondering) kent zijn kunstprojecten altijd voorstellen, nooit slechts ideeën die erop wachten geïmplementeerd te worden. Ze opereren met een heel dun glazen wandje ertussen. Dat wandje tussen het werk en de wereld maakt duidelijk dat het hier om een kunstproject gaat. Vanaf het moment dat we de dunne scheiding herkend hebben, verandert onze houding. We veranderen in een toeschouwer. We gaan om het werk heen lopen. We lezen de omringende teksten. We zoeken naar een verhouding tot het werk. We zijn niet meer slechts voor of tegen, we gaan erover nadenken. De mogelijkheid om die houding op te roepen is wat mij betreft cruciaal. Het betekent dat niets voor lief genomen wordt. Kunst fungeert zo als utopische horizon die de samenleving in beweging houdt.
Tot slot: Kunst als hobby
Terecht werd Maatman onder haar artikel in de vele reacties aangesproken op het gebruik van het woord ‘hobby’. Ik weet niet of Maatman dat als provocatie bedoeld heeft of dat ze het werkelijk meent en ik weet ook eigenlijk niet wat erger is. Het uitroepen van kunst als hobby is niet alleen met terugwerkende kracht de basisargumentatie van Halbe Zijlstra voor de bezuinigingen ondersteunen, het vormt ook een uitnodiging om deze opnieuw toe te passen.
Hiermee wil ik niet zeggen dat het niet gevaarlijk is als beleid de legitimiteit van kunst uitsluitend bij de maatschappelijke waarde legt (zie het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR)). De uitzonderlijkheid van de positie van kunst (haar autonomie), moet behouden worden. Alleen vanaf die relatieve vrijplaats kan zij ontwrichten, pijnplekken tonen en nieuwe voorstellen ontwikkelen. Er moet ruimte zijn voor het nut van een bepaalde nutteloosheid. In deze tijden van rendement en impact is anders het risico te groot dat kunst in de toekomst opnieuw wegbezuinigd wordt, mocht bijvoorbeeld blijken dat maatschappelijk werk de doelen beter weet te behalen.
Maar Maatmans antwoord plaatst schoonheid boven maatschappelijke relevantie. In een tijd waarin commercialisatie, beeldcultuur en entertainment zo alom tegenwoordig zijn lijkt me dat nogal risicovol. Om niet volledig op te gaan in de massacultuur van het consumentisme, moet kunst een uitzondering vormen. En die uitzondering is mijns inziens per definitie politiek. Daarnaast noemt ze liefde, ouder worden en de dood als belangwekkende onderwerpen. Net als dat ik niet zou durven beweren dat Bach, Vermeer en Anna Teresa de Keersmaeker niets te maken hebben met de actualiteit waarin hun werk tot stand is gekomen, lijken me dit niet bij uitstek a-politieke onderwerpen. Liefdesrelaties verhouden zich tot gender, seksualiteit en machtsverhoudingen. Ouderdom is een teken van isolement of van opperste wijsheid, afhankelijk van welke samenleving je als uitgangspunt neemt. En wie mag beslissen over de dood heeft alles met geloof en ethiek te maken.
Kortom Maatmans focus op vorm lijkt me eenzijdig en onvolledig. Juist in het feit dat kunst vanuit een plek van uitzonderlijkheid, maar tegelijkertijd middenin de wereld opereert, ligt haar kracht. Kunst louter op haar wereldse waarde funderen vergeet het belang van haar (relatieve) onafhankelijkheid en uitzonderingspositie. Maar slechts de nadruk leggen op dit laatste betekent haar voorgoed uitleveren aan onze door beeldcultuur en consumptiegedrag gedomineerde samenleving. In een wereld die steeds complexer wordt (en ja de wereld is altijd complex geweest maar door de toegenomen technologische mogelijkheden is de samenleving in een rap tempo gaan versnellen) hebben we nood aan ideologische kompassen die ons helpen de wereld te verklaren en te veranderen. Kunst is voor mij zo’n kompas.
Eens te meer laat het krachtige stuk van Bregje Maatman zien dat het een gevoelige snaar raakt. Wie haar stuk zorgvuldig leest kan twee aspecten destilleren. 1) kunst als instrument naast haar intrinsieke waarde. 2) de houding van de kunstenaar.
Haar pleidooi is transparant: blijf ook aandacht houden voor de intrinsieke waarde van kunst, en loop niet achter elke politieke agenda van elke nieuwe staatssecretaris aan. En twee (hoe pijnlijk), kunstenaar ken u plaats. Dit laatste gaat over pretentie (en nu wordt het nog pijnlijker): meet je geen academische graad aan als je daar niet voor opgeleid bent. Dit gaat dus over zelfoverschatting, over vermeend inzicht, over de invloed die kunst heeft op veranderingen in de wereld. Die rol is in vergelijking tot politiek en wetenschap klein, niet in de laatste plaats omdat de kunstwereld een microkosmos is. Daar doelen Doorman en Den Hartog Jager naar mijn idee op.
Zoals je van elke burger betrokkenheid op de wereld hoopt te verwachten geldt dit ook voor kunstenaars. Zo jammer dat Laura Staal meent een plek van uitzonderlijkheid voor kunstenaars te moeten inruimen. Is dit nu net niet het probleem dat door Bregje Maatman wordt benoemd?
Maar omdat citeren een hobby lijkt te zijn, dan nu de mijne, van Paul Auster die een van zijn personages in zijn roman Moon Palace laat zeggen: … kunst [Het was een methode van begrijpen, een manier van de wereld te doorschouwen en er je eigen plaats in te vinden, en welke esthetische kwaliteiten een afzonderlijk doek ook mocht bezitten, het waren bijna toevallige bijproducten van de poging deze strijd aan te gaan, om tot de kern van de dingen door te dringen].
Beste Lara Staal,
Dankjewel voor je mooie antwoord. Ik ben onder de indruk. En het zal je misschien verbazen, maar ik ben het met vrijwel alles wat je schrijft eens. Het is namelijk niet een ontkrachting van hetgeen ik heb willen zeggen. En dat heeft grotendeels te maken met het feit dat je hoofdzakelijk ageert tegen stellingen die ik niet gemaakt heb.
Allereerst is het niet waar dat ik geëngageerde kunst verwerp. Ik schrijf zelfs letterlijk dat het tegendeel het geval is. Je schrijft dat ik “kunstenaars verwijt de maatschappelijke kaart te spelen”. Dat staat er niet. Ik verwijt de sector de maatschappelijke kaart te spelen ter legitimering van de kunst. Dat is iets anders. Ik bedoel dat de maatschappelijke relevantie niet hetgeen is waarmee we de kunst (louter) moeten verdedigen. Ik maak bezwaar tegen die smalle opvatting van kunst. Je legt me dus al met al nogal wat in de mond door te suggereren dat ik een voorstander ben van “het opgeven van geëngageerde kunstpraktijken”.
Ten tweede is het niet waar dat voor mij vorm boven inhoud prevaleert. Dat schrijf ik ook nergens (hoewel je dat misschien vanwege het aangehaalde citaat van Sontag kan denken, dat geef ik toe.) Je gebruikt vrij slordig de begrippen schoonheid en vorm door elkaar, suggererend dat dat hetzelfde zou betekenen. Maar schoonheid is eenvoudigweg een synoniem voor kunst en dat behelst de twee-eenheid van vorm en inhoud. Je hebt vanzelfsprekend gelijk dat vorm niet het belangrijkst is. (Dan zou een mooi bloemenbehang ook kunst zijn.) Maar inhoud is dat evenmin. (Dan zou een scherp politiek pamflet ook voor kunst door kunnen gaan.) Wat kunst wel is, ligt in de relatie tussen vorm en inhoud. Het is in die relatie dat kunst zich onderscheidt van andere communicatievormen. Omdat kunst zich van een ander instrumentarium bedient kan het een boodschap indringender brengen. En het is overigens ook om deze reden dat ik het, net als jij, niet (geheel) eens ben met Den Hartog en vooral Doorman.
Tot zover kunnen we elkaar de hand schudden. Maar waar ik wel echt bezwaar maak is wanneer je een link legt met commercie. “Maatmans antwoord plaatst schoonheid boven maatschappelijke relevantie. In een tijd waarin commercialisatie, beeldcultuur en entertainment zo alom tegenwoordig zijn lijkt me dat nogal risicovol.”
Los van het feit dat je ten onrechte veronderstelt dat schoonheid en maatschappelijke relevantie op gespannen voet met elkaar staan, suggereer je hier nogal wat. Je impliceert dat, om bij mijn voorbeeld te blijven, Gerrit Kouwenaar dicht bij commercie staat. Evenzo het meer abstracte werk van iemand als Nicole Beutler. Of, om maar wat te noemen, de experimentele benadering van de viola da gamba van Paolo Pandolfo (zo mooi dat het bijna niet te verdragen is). Staan deze kunstenaars, die zich hooguit indirect met de maatschappelijke actualiteit bezighouden, werkelijk in het voorportaal van de commercie? Met deze toevoeging illustreer je precies de kern van hetgeen waartegen ik bezwaar heb willen maken. Deze eenzijdige en vooral te eenvoudige opvatting over wat kunst is, waarmee je een groot geheel aan schrijvers, dichters, theatermakers en choreografen diskwalificeert.
Mijn redenering was enkel dit:
1. sinds de kunst niet meer in toegepaste zin geproduceerd wordt maar autonoom is, heeft de kunst een zeker minderwaardigheidscomplex ontwikkeld. Waarom zijn wij er?
2. de neiging om het belang van kunst aan de hand van zijn vermeende maatschappelijke relevantie te verdedigen, heeft intussen groteske vormen aangenomen.
3. We moeten daar mee ophouden, want (A) we kunnen dat niet hard maken en (B) we doen er de kunst tekort mee, want kunst is véél meer dan dat.
Maar bovenal heb ik een pleidooi willen houden voor nutteloosheid, want als iets problematisch is in deze tijd, dan is het dat alles een aantoonbaar, liefst kwantificeerbaar nut moet hebben. Waarom moeten we de kunst überhaupt verdedigen? Het was in deze context dat ik het woord hobby gebruikte. Refererend aan de toeschouwer uiteraard. Maar dit woord gebruikte ik allicht met een knipoog, want ik weet dat het een open zenuw raakt. Maar waar ik tegelijk in ernst op uit was, is dat we dit woord niet als diskwalificatie zien. Wat is er mis met een hobby? Waarom zou de overheid, die vrijwel uitsluitend investeert in zaken van algemeen nut, niet ook een potje reserveren voor iets dat ons leven simpelweg mooi maakt? Ik denk oprecht dat we daar in het politieke krachtenveld meer effect mee sorteren. Zeker als we er bij zeggen dat we dat voor iedereen bereikbaar én betaalbaar (vandaar die subsidie!) willen maken.
We moeten ons niet vast praten met een onhoudbare legitimatie. Daarmee maken we ons kwetsbaar. Laten we eerlijk zeggen dat kunst geen nut heeft, maar dat we er desondanks pal voor gaan staan, omdat het misschien wel het enige is dat het leven de moeite waard maakt.
Hartelijke groeten,
Bregje
Inderdaad opvallend hoe deze reactie op Maatmas uitstekende stuk uitgaat van een tweedeling, waar Maatman die nooit aanbracht. Vandaar ook dat Maatman reactie op die reactie Maatmans eerste artikel nog eens verbetert: er is geen tweedeling, de kunstenaars zouden zichzelf alleen wat ruimer moeten bekijken. Ik voegbdaar dan de waarde van de relativering aan toe. Niet dat kunst dat moet doen, want kunst moet natuurlijk niks, maar als mens zou een kunstenaar wel wat relativering kunnen gebruiken. Niemand verlNgt van je dat je Kant naar de kroon steekt.
Beste Bregje,
Dank voor je reactie. Opinie artikelen dagen ons uit om goed te lezen zo blijkt. Maar al te snel veroordelen we de ander tot een radicaler standpunt dan er werkelijk staat. In je reactie schrijf je dat ik ageer tegen stellingen die je niet gemaakt heb. Dat klopt, dat staat er namelijk ook heel duidelijk. Hoewel jouw artikel voor mij de aanleiding vormde, vond ik het belangrijk het als startpunt te nemen voor een meer overkoepelende tekst over de veelgehoorde kritiekpunten op politieke kunst. Als ik dus zeg dat ik geëngageerde kunstpraktijken ondanks de risico’s nooit zou opgeven, is dat geen directe reactie op jou, maar een algemenere uitspraak. Ik zeg immers in het begin dat jij je verzet tegen het maatschappelijke nuts-denken in de kunst, nergens zeg ik dat jij tegen politieke kunst bent, dat bleek ook heel duidelijk uit je tekst. Vervolgens leg je het belang uit van de relatie tussen vorm en inhoud, hier kunnen we elkaar inderdaad de hand schudden, want volgens mij zeg ik dat ook. Ik veronderstel dus volgens mij niet dat schoonheid en maatschappelijke relevantie op gespannen voet staan met elkaar, integendeel. Ik zeg juist dat ze elkaar heel erg nodig hebben (ik hou wel niet zo van het woord ‘schoonheid’ en zou hier inderdaad het woord ‘vorm’ verkiezen). Waar we het wel fundamenteel over oneens zijn is de vraag die je aan het einde van je reactie plaatst: ‘waarom zou de overheid niet ook een potje reserveren voor iets dat ons leven simpelweg mooi maakt?’ Ik stel inderdaad dat in een samenleving waar entertainment en beeldcultuur overheerst, het leven ‘mooi’ maken niet genoeg is. Dat betekent niet dat ik tegen abstractie ben zoals ik ook al schreef. Abstractie kan zelfs een heel krachtig medium zijn om verzet te plegen tegen de massaconsumptie samenleving waarin we verkeren. Om te kunnen bepalen wanneer een werk gericht op vorm ten prooi valt aan een publiek dat de schoonheid consumeert en wanneer het juist weerstand biedt, zouden we specifieker op kunstwerken en/of voorstellingen in moeten gaan. Daarvoor lijkt het me hier niet de plek noch de ruimte (al was het maar omdat we er eerst achter zouden moeten komen wat we beiden gezien hebben…). Tot slot: je stelt voor eerlijk te zeggen dat kunst geen nut heeft en daar pal voor te gaan staan. Ook ik doe zoals ik al schreef een pleidooi voor het nut van nutteloosheid. Met als grote verschil dat voor mij in het nut van nutteloosheid per definitie een politieke dimensie zit. In deze tijden waar ideologie vaak vermomd wordt als pragmatisme denk ik dat er een belangrijke taak voor de kunsten ligt om de samenleving te her-politiseren. Niet om het andere te diskwalificeren of uit te sluiten, maar als een essentieel kompas in de complexe wereld van vandaag. Dit geldt overigens niet alleen voor de kunsten maar ook voor wetenschap en politiek bijvoorbeeld, maar (zoals ik al schreef) ik denk dat er hier voor de kunst, juist door de combinatie van autonomie en heteronomie, een belangrijke rol te spelen valt.
Met vriendelijke groeten, Lara.
Beste Lara,
Dank voor je sympathieke en weloverwogen reactie.
Je schrijft dat je het niet genoeg vindt als kunst enkel het leven ‘mooi’ maakt. Daar zou ik het mee eens zijn als mooi hier in de letterlijke zin begrepen moet worden (als fraai, schoon), maar ik bedoelde hier uiteraard “de moeite waard”.
Ik denk dat we het op veel vlakken eens zijn, maar niet op alle. Bijvoorbeeld wanneer je schrijft dat je denkt “dat er een belangrijke taak voor de kunsten ligt om de samenleving te her-politiseren”. Ik bepleit de vrijheid en autonomie van de kunstenaar en spreek daarom liever niet van ‘taken’.
Ten tweede zit er in deze zin de suggestie dat kunstenaars moreel superieur zijn aan hun toeschouwers. Ik denk (en hoop) dat je het zo niet bedoelt, maar ik voel daar weerzin bij. Om die reden vind ik ‘ideologisch kompas’ ook geen gelukkige definitie.
Ik ben blij dat je abstractie kunt waarderen. Ik begrijp je alleen niet als je zegt dat abstractie goed ingezet kan worden om “massaconsumptie aan de kaak te stellen”. Uiteraard kan dat. Abstractie kan om het even welk onderwerp aan de orde stellen. Door het zo te formuleren, klinkt het alsof je abstractie waardeert omdat het een boodschap kan brengen die jou welvoegelijk is. Tenminste, ik vermoed dat jij zelf (net als ik overigens) moeite hebt met massaconsumptie. Kunst is niet alleen maar kunst als het een wenselijke boodschap brengt.
En dan nog even over het politieke. Ik ontken niet dat veel, zo niet het merendeel, van de kunst politiek is en ik kan je bovendien zeggen dat het mijn belangstelling heeft, maar ik blijf er bij dat dit niet het aspect is waarmee kunst zich onderscheidt van amusement en dit dan ook niet het aspect zou moeten zijn waarmee we de kunst moeten verklaren.
Politiek is niet het exclusieve domein van de kunst. Veel amusement is eveneens politiek. Denk aan musicals als Hair, My fair lady en Soldaat van Oranje. Om niet te spreken van cabaret. Als er een discipline is die de politieke actualiteit tot onderwerp heeft, is het wel het cabaret.
En tegelijk is er ook veel kunst die niet politiek is. Natuurlijk kun je in Gerard Reve’s gedichten over de dood een politieke dimensie zien, maar dat is echt pas in tweede instantie (zeker als het aan hemzelf lag).
Kortom: (1) niet alle politieke uitingen zijn kunst en (2) niet alle kunst is politiek.
Ik heb jarenlang in het Chassé Theater gewerkt, waar alle disciplines gepresenteerd worden. Frans Bauer staat er naast de experimenterende jazz musicus. Van den Ende naast Romeo Castellucci. En wat mij opviel is hoe overeenkomstig de intenties én de ervaringen van het publiek zijn. Zij zoeken en vinden hetzelfde. Een vergelijkbare prikkeling. Een vergelijkbaar scala aan emoties. Je zou je haast gaan afvragen of er wel verschil ís tussen kunst en amusement.
Ik haal door wat ik geschreven heb de schotten tussen kunst en amusement inderdaad een beetje weg. En ik krijg de indruk dat jou dat angst inboezemt. Je lijkt te vrezen dat als kunst zich niet wezenlijk onderscheidt van amusement, de kunst verzwolgen zal worden door de commercie. Verbeter me als ik het niet juist heb, maar je lijkt te zoeken naar een bepaalde exclusiviteit. Een criterium op grond waarvan we een lijn kunnen trekken tussen kunst en niet-kunst.
Volgens mij willen we beiden de sceptici voor de kunsten winnen en volgens mij zien we beiden een gevaar in commercie. Steker: Ik word wat dit laatste betreft steeds somberder. Aan de terreur waarmee kinderen in de armen van K3 en consorten gedirigeerd worden, is haast geen ontkomen. Ik denk, in tegenstelling tot jou, echter niet dat we publiek en politiek voor ons winnen, door een hekje om de kunsten te zetten. Veeleer moeten we in overeenkomsten praten. Uitleggen dat kunst op amusement lijkt, maar dat het nóg mooier, nóg scherper, nóg treffender, nóg oorspronkelijker is. Kortom: nóg meer de moeite waard. Met als enige verschil dat je er als toeschouwer wat meer voor moet doen.
Ondanks het geweld van K3 blijf ik thuis onverstoord de cello-suites van Bach draaien. Ik leg mijn kinderen uit dat het inderdaad moeilijker is, dat ze zich er meer op moeten concentreren, dat het wennen is. Maar dat de beloning – de mate waarin je geraakt wordt – navenant zal zijn. En ik merk dat dat, althans na verloop van tijd, werkt.
Groeten, Bregje
Ik geniet met volle teugen van dit gesprek. De dada-beweging doorsneed in haar soirées experimentele poëzie, klankgedichten & allerhande provocaties met muziek, cabaret en erotisch vermaak. Een zelfde soort sfeer van experimentele vrijheid, subversie & vermaak heb ik hier en daar in de kraakbeweging geproefd. We hoeven daar niet vies van te zijn, me dunkt. Aan de andere kant: zeggen dat zelfs abstractie intrinsiek een politieke lading heeft door het contrast met een steeds oppervlakkiger wereld (iets wat ikzelf erg sterk voel) lijkt me iets anders dan abstracte kunstenaars onze eigen agenda opprikken. Door meerduidigheid zal de politieke dimensie inderdaad minder onontkoombaar zijn, maar dat hoeft misschien ook niet. Dingen worden ook politiek omdat ze kwetsbaar zijn, onder vuur liggen, dat geldt juist ook voor l’art pour l’art. Ik vind Beutler ook best politiek, omdat ik gewend ben om dingen ook in hun politieke (of preciezer: collectieve) dimensie te zien. De Keersmaeker is een interessant voorbeeld, ik heb bij haar (in alle schoonheid en soms ontroering) soms een neoliberale bijsmaak gevoeld door het niet-problematiseren van de getoonde jeugdige virtuositeit en het ontbreken van haar schaduw: dood & verval. Maar praat u rustig verder.