Het onderscheid tussen Amsterdamse basisinfrastructuur (A-Bis) en de rest veld moet worden opgeheven. Dat stelt de Amsterdamse Kunstraad voor aan de gemeente in zijn advies Voor de kunsten – voor de stad.  ‘In een stad waar zoveel verschillende culturele instellingen in samenhang zorgen voor een aanbod dat alle inwoners bedient, is een ‘knip’ in het systeem waarbij een basis onderscheiden wordt van de rest geforceerd en schadelijk voor het veld.’

Als het aan de Kunstraad ligt behoren vanaf 2025 alle instellingen die een vierjarige subsidie toegekend krijgen tot dezelfde culturele infrastructuur van Amsterdam, zonder tweedeling. Hun subsidie-aanvraag dienen ze allemaal in en wordt beoordeeld door het Amsterdams Fonds voor de Kunst. De rol van de Amsterdamse Kunstraad, die eerder de Amsterdamse Bis beoordeelde, wordt daarmee kleiner. Het is overigens nog niet duidelijk of de budgetten van de A-Bis geoormerkt overgeheveld zullen worden naar het AFK. De gemeenteraad beslist daarover bij de vaststelling van de hoofdlijnen in het najaar.

De raad adviseert een uitzonderingspositie voor zeven instellingen, die moeten vallen onder de directe verantwoordelijkheid van de gemeente. Daarvoor draagt de kunstraad verschillende redenen aan. Stedelijk Museum Amsterdam en Amsterdam Museum beheren collecties die eigendom zijn van de gemeente. Het Nationale Ballet (Nationale Opera & Ballet), Het Koninklijk Concertgebouworkest en Internationaal Theater Amsterdam (ITA) dienen actiever gemonitord worden door de gemeente ‘vanwege hun omvangrijke nationaal en internationaal bereik, de grootte van de organisatie en de forse gemeentelijke en landelijke ondersteuning’. Bij Theater de Meervaart en het Bijlmer Parktheater investeert de gemeente de komende jaren fors in de gebouwen.

De kunstraad doet daarnaast een dringend beroep op het gemeentebestuur het budget voor kunst en cultuur te verhogen. Dat is nodig volgens de raad vanwege stijgende vastgoed- en energieprijzen en de verwachte kosten van fair pay. Begrotingen kunnen zo 20 procent hoger uitkomen dan vier jaar geleden. De meeste culturele instellingen zullen met behoud van het huidige budget flink moeten bezuinigen of inkrimpen, ambities bijstellen of andere scherpe keuzes maken. ‘De stad groeit, het budget voor kunst en cultuur groeit niet mee en het veelzijdige aanbod van kunst en cultuur in de stad verschraalt aanzienlijk, ten koste van de Amsterdammer.’

Barbara van de Water, algemeen secretaris van de Kunstraad, bestrijdt dat de nieuwe indeling een cosmetische ingreep is en benadrukt dat de zeven instellingen die rechtstreeks onder de gemeente vallen nadrukkelijk niet de basis zijn: ‘Wij adviseren om hen direct onder de gemeente te laten vallen, zodat het college de zeggenschap houdt over deze investeringen.’ Het is een advies voor de komende jaren: ‘De Raad voor Cultuur werkt nu aan een stelselwijziging voor het landelijke cultuurbeleid vanaf 2029. Daar moeten wij ons ook toe gaan verhouden. Maar voor ons was het duidelijk dat we het huidige systeem niet nog vier jaar in stand wilden houden. Het leidde tot een onwenselijke tegenstelling binnen de sector tussen de ‘basis’ en de rest. Dus we zetten nu een tussenstap.’