Op 2 maart lanceerde Platform Aanvang! de petitie Nederland maakt kunst / kunst maakt Nederland op de Solidariteitsavond in ITA. Een avond waarin het gesprek werd geopend voor een solidaire sector, maar waar vooral de noodklok werd geluid voor de geplande verkleining van de kunstensector. De petitie werd in een week tijd door meer dan 11.000 mensen ondertekend. (meer…)
Beste Dramaturgen van Morgen,
Ik neem de aanduiding over die jullie gebruiken in de brief van 25 maart met 10 vragen aan de Dramaturgen van Gisteren, maar ik herken er onze gezamenlijke praktijk niet in. Want we werken allemaal ‘vandaag’. We denken, lezen, schrijven en maken vandaag. En theater is altijd vandaag, altijd van het moment. In die zin is er geen gisteren en geen morgen en zijn er alleen de ontelbare theatervormen die zich in de tijd manifesteren – en waar wij in werken.
Uit jullie vragen blijkt dat de ‘dramaturgen van gisteren’ vooral die van de grote gezelschappen zijn, instituten met traditionele werkvormen, met geïnstitutionaliseerde dramaturgen, die oud en vastgeroest zijn, zonder oog voor de toekomst maar met een machtspositie. Uit jullie vragen spreekt frustratie. Ik kan niet beoordelen hoe terecht die is. De werkmogelijkheden binnen het professionele theater zijn al jaren deplorabel, maar dat betekent niet dat dramaturgie alleen binnen de grote gezelschappen bestaat. Voor dramaturgen geldt, net als voor acteurs, dat een vast contract er amper inzit. Het is waar dat dat betekent dat mensen die wel zo’n plek bezetten hem niet graag of gemakkelijk opgeven, dus dat er amper doorstroming is bij de grote gezelschappen. Maar waarom je blindstaren op juist die dramaturgen, die anderhalve man en een paardenkop?
Het merendeel van dramaturgen die zelfstandig overleven en waar ik al een kleine twintig jaar bij hoor, werkt op meer dan één plek, in verschillende samenwerkingsverbanden die onderling weer sterk verschillen. Ze werken vaak ook in meer disciplines: in theater, dans en muziektheater. Ze doen productiedramaturgie, schrijven, presenteren, adviseren, geven les, bewerken, vragen subsidies aan, leiden in en voeren nagesprekken. Goed verdienen doen ze niet, hun machtspositie bestaat uit het respect van de mensen waarmee ze werken, hun werkvormen zijn per definitie fluïde. Ze hebben een eigen, persoonlijke praktijk ontwikkeld die zal verschillen van die van hun collega-dramaturgen. Wat zij wel delen is een toolbox.
Ik kan me niet voorstellen dat het heel moeilijk zou zijn om zo’n dramaturg aan te spreken en te kijken of je bij haar of hem terecht kunt voor een gesprek of een advies. Of stage kunt lopen. Dat kan trouwens ook bij de ‘geïnstitutionaliseerde dramaturgen’, want al zijn ze vastgeroest in hun machtsposities, er valt vast wel wat van op te steken, maar dit terzijde. Mijn eigen ervaring is dat contacten met beginnende dramaturgen heel vaak inspirerend en vruchtbaar zijn voor beide partijen. Want het is interessant en ook domweg heel leuk om nieuwe gezichtspunten en ideeën aangereikt te krijgen die je buiten je eigen bubbel, frame, of welke begrenzing dan ook lokken – voor beide kanten. Dat is meteen mijn antwoord op jullie vragen over wederzijds van elkaar willen leren. Ik wel dus. Graag.
Of betekent jullie vraag eigenlijk dat jullie dat niet willen?
Het mooie en soms ook gekmakende van het dramaturgenvak is dat ieder project altijd weer nieuw is. Ook na jaren ervaring, kom je telkens weer in volstrekt nieuwe gebieden terecht, inhoudelijk en/of qua vorm. Daar telt ervaring veel minder dan flexibliteit, nieuwsgierigheid en de intelligentie om snel nieuwe gebieden te overzien en vooral: keuzes te maken. Het is heel belangrijk om een mentaliteit te ontwikkelen die daarop gericht is. Die zou er bij voorbeeld voor kunnen zorgen dat er meteen een antwoord is op een paar van jullie vragen. Want waarom wachten of er een ruimte is om de dramaturgie van vandaag te bevragen? Waarom vragen wie de verantwoordelijkheid moet nemen om die ruimte te creëren? Die ruimte kunnen jullie zelf creëren, mensen uitnodigen die je erbij wilt hebben en ze medeplichtig maken. Als je zelf het initiatief opeist, doe je het op je eigen voorwaarden en hoef je je aan niemand ondergeschikt te voelen.
Dramaturgen zijn typische individualisten. Binnen hun werk zijn ze altijd de eenling, die dichtbij is en deel van het proces, maar tegelijkertijd ook op afstand om te zien waar het heengaat en heen moet. Bovendien zien ze hun collega-dramaturgen nooit echt van dichtbij aan het werk. Het blijft altijd een beetje geheimzinnig hoe een ander zijn toolbox opentrekt, waar die zijn kleine schroevendraaiertje inzet, of welke moer hij aandraait. Kat uit de boomkijkers die daarom op het eerste oog misschien niet zo toegankelijk zijn. Maar zet twee dramaturgen bij elkaar en ook als ze elkaar eerst wantrouwig besnuffelen, komt er, als het ijs gebroken is, aan het gesprek geen einde. Want ons individualisme heeft ook een andere kant. Dramaturgen leggen ook verbindingen, zowel tussen mensen als tussen betekenissen en in processen. Dat het in de praktijk altijd weer moeilijk is om een grote groep dramaturgen bij elkaar te krijgen, is een gegeven – werk, tijd, al die dingen die iedereen heeft – maar de tijd is rijp om het te proberen. Al was het maar om verder te praten over jullie 10 vragen.
Ik was niet op de Dag Dramaturgie en weet dus niet of jullie vragen tot inspirerende gesprekken hebben geleid. Maar laten we ons hoe dan ook als dramaturgen niet opsluiten achter muren van eigen makelij. Laten we als uitgangspunt nemen dat we geen van allen van gisteren zijn. Dat we morgen interessante en prachtige dingen hopen te maken. Dat we allemaal dramaturgen van vandaag zijn.
P.S. Ik stel voor om een vaste tijd en plek af te spreken waarop we elkaar kunnen treffen: de eerste maandag van de maand om17:30 uur in De Tolhuistuin in Amsterdam. Te beginnen op 7 mei, daarna op 4 juni, enz. Wie komt?
Janine Brogt
Dit is een reactie van dramaturg Janine Brogt op de brief ’10 vragen aan de dramaturgen van gisteren’, voorgelezen tijdens de Dag van de Dramaturgie op Festival Cement.
Ik: ik kom.
Dag!
Dankjewel Janine voor je antwoord aan de dramaturgen van morgen, die ik ook graag wil bedanken voor hun vragen. Ik ben een vastgeroeste dramaturg. 7 mei kan ik niet (want dan heb ik vastgeroeste verplichtingen in een schouwburg elders in het land, sorry) maar 4 juni ben ik er bij.
Verder ben ik voor alle dramaturgen van morgen beschikbaar voor vragen, stages, klachten, gesprekken, meeloop-dagen, en het onthullen van al mijn dramaturgie-geheimen. fanne@toneelgroepoostpool.nl
Groetjes
Fanne Boland
Heel fijne brief, Janine!
Collega-dramaturgen die muren omver willen komen duwen bij Het Nationale Theater (of willen komen kijken, praten, eten, drinken, schelden, lachen, …) zijn altijd meer dan welkom, mail: remcovanrijn@hnt.nl
Wat een goede brief, Janine. Wat fijn ook dat ik gewoon de volgende keer kan komen, omdat 7 mei nog niet zal lukken.
Dank!
Spijker op z’n kop. Fantastisch initiatief. Op deze en bovenstaande uitnodigingen ga ik gretig in. Ik, als startend (of junior) dramaturg, kan er 7 mei niet bijzijn, maar schrijf 4 juni met pen in mijn agenda.
Ik ben er wel, zeker. Ben benieuwd wie jullie zijn.
Met groet,
Berthespoelstra@frascatitheater.nl
Beste Janine, cc dramaturgen van eergisteren, gisteren, vandaag, morgen, overmorgen,
De rake conclusie van je brief, wil ik hier graag onderschrijven. We zijn allemaal dramaturgen van vandaag. Als er iets bijzonder en kenmerkend is aan ons theaterlandschap, dan is het dat er – nog steeds – een grote diversiteit heerst aan stijlen, werkvormen en productieprocessen. Wij hebben geen traditioneel-nationale norm, en geen dwingend, allesoverheersend vernieuwingscriterium. Regisseurs, acteurs, performers, ontwerpers en ook dramaturgen hebben hier een grote vrijheid om te kunnen zijn wie ze zijn.
Ik wil er net als jij voor pleiten om niet in voor de hand liggende opposities te denken. Mensen kunnen misschien wel van gisteren of van morgen zijn, maar leeftijd speelt daarin geen hoofdrol. De jeugd kan aartsconservatief denken; bejaarden kunnen verrassend progressief uit de hoek komen. Ook de oppositie ‘geïnstitutionaliseerde dramaturgen’ vs. ‘de’ anderen herken ik niet. Niet in mijzelf. Niet in mijn collega’s. Er zijn er genoeg die én bij grote gezelschappen werken, én als freelancer met jong en aanstormend talent. Terecht stel je daarbij dat we niet het beeld moeten hebben van een hele generatie oudbakken dramaturgen die is vastgeroest aan een comfortabel contract met riant salaris. Die werkelijkheid bestaat niet.
De brief van Nuno Blijboom heb ik gelezen als een toe te juichen oproep. Terwijl er veel contact is tussen ‘ouwe dramatugie-rotten’ en jonge makers – is er kennelijk een alarmerend gebrek aan dialoog tussen belegen en verse dramaturgen. Het is belangrijk dat er uitwisseling komt. Ik heb in mijn beginjaren, bij Toneelgroep Amsterdam, veel geleerd van mijn ervaren collega’s. En nog steeds verrijken gesprekken met ik noem maar eens een door de wol geverfde Tom Blokdijk me in mijn huidige werk met de jonge makers van Mooi Weer & Zo. Zo’n voortdurende vorming gun ik alle gepassioneerde dramaturgen.
Ik ben erbij op 4 juni.
Hartelijke groet,
Alexander
Beste Janine,
Heel fijn dat je deze reactie hebt geschreven op de ’tien punten’ van ‘de Dramaturgen van Morgen’, en dat jij je in jouw reactie aan iedereen richt en juist geen onderscheid maakt tussen de dramaturgen. Het onderscheid dat ‘de Dramaturgen van Morgen’ willen maken voelt namelijk onnodig geforceerd aan en creëert verdeeldheid in plaats van eenheid. De dramaturgie is zoals je ook schrijft eentje van vandaag, en binnen het veld (zijn we ondanks de beperkte middelen) collega’s en geen concurrenten van elkaar. We hebben allen een vergelijkbare doelstelling, ook verschillen de methodes en visies van elkaar. Dat maakt dramaturgie juist zo spannend en dynamisch. Het is een discipline die altijd in beweging is en zich steeds weer opnieuw moet bevragen en definiëren. Dramaturgie is continu in ontwikkeling en probeert aansluiting te vinden bij de meest uiteenlopende domeinen. Dramaturgen zoeken regelmatig aansluiting bij de verschillende discoursen zoals sociale, politieke, culturele en filosofische discussies. Heel goed als wij ook ons eigen discours vormgeven, en daarbij spelen ervaring en leeftijd geen enkele rol maar is iedereen welkom. Voor mij gaat dramaturgie altijd over de verbinding met iets en iemand, met de wereld, met de ander. Over de verschillende methodes en visies kunnen we juist het gesprek voeren, discussiëren, debatteren en ervaringen uitwisselen.
Ik was zelf nogal verbaasd over de brief van de dramaturgie-studenten en vroeg me af wat ze nu eigenlijk willen. Het ging mij te weinig om inhoud en visie. Zij waren naar mijn gevoel vooral aan het klagen. Kennelijk gingen de dramaturgie-studenten nu van de aanname uit dat de deuren dicht zijn, zonder een keer te proberen of de deuren daadwerkelijk op slot zitten of niet. Wanneer iets op slot zit, dan kunnen ze terecht ‘aan de poorten rammelen’ (en dan ben ik de eerste die met ze mee gaat rammelen). Het lijkt echter alsof ze nu zelf nog vastzitten in een bubble van aannames, en het is ook daarom fijn om het gesprek met elkaar te voeren en iedereen te horen, om elkaar beter te leren kennen en te begrijpen.
Fijn dat je de brief van de dramaturgie-studenten zo secuur hebt beantwoord en tegelijkertijd ook de dramaturgie hebt ingebed in het huidige theaterbestel en in onze samenleving. Dat kunnen we niet vaak genoeg doen. In de brief van dramaturgen ‘in opleiding’ mis ik zowel de verbinding als ook het inhoudelijke. Waar staat dramaturgie volgens hen voor of waar zou die voor moeten staan? En wat gaat er dan volgens hen mis in de dramaturgie of überhaupt in het theaterbestel en in onze samenleving? Daar moet het gesprek over gaan, en misschien komt dat nu op gang ook mede door jouw voorstel om elkaar regelmatig te zien en te spreken. We kunnen allen van elkaar leren, jong van oud en oud van jong. Het is niet het één of het ander. Alleen volgen wij het in het neoliberaal tijdsgewricht steeds meer een krampachtige vernieuwingsdrang en een pathologisch vooruitgangsdenken, in plaats van moderne en traditie op aansprekende en respectvolle wijze met elkaar te verbinden en dingen ‘naast’ elkaar te laten bestaan. Daarnaast vergeten wij in toenemende mate dat de jongeren van de ouderen kunnen leren, en vice versa. Vroeger waren culturen gebaseerd op de raad der wijzen, dus op de ervaring van ouderen. Nu heeft het consumentisme deze ruimte ingenomen en wordt de waarde van ouderen en bewezen kwaliteit volgens mij maar al te makkelijk opzij geschoven.
Uit mijn eigen praktijk kan ik zeggen dat ik continu aan het leren ben. Maakt niet uit van wie, van jong of van oud. Ik leer net zo veel van mijn studenten als ook van mijn collega’s (dramaturgen, docenten, theatermakers enzovoorts). De anderen (juist ook mensen buiten het vak) helpen mij continu mijn blik scherp te houden, mezelf en mijn eigen beroepspraktijk en belevingswereld te bevragen, te twijfelen en te blijven zoeken en onderzoeken. Oudere en meer ervaren dramaturgen hebben me altijd kunnen inspireren en kunnen uitdagen, en we hebben daarbij altijd het ongelijk gekoesterd. Want frictie helpt ons toch (in welke situatie dan ook) om ‘beter’ te worden, en met ‘beter’ bedoel ik vooral om perspectieven te veranderen en vanuit verschillende perspectieven naar de wereld en naar theater te kijken. Ik koester zelf het denken ‘in tegenstellingen’ wat iets totaal anders is dan het denken ‘in hokjes’. Laten we de werkelijkheid (en vooral die van hokjes) open blijven breken.
Leeftijd zelf vind ik echter geen criterium om dramaturgen te categoriseren (en in hokjes te stoppen). Men kan wel stellen dat er een verschil is tussen ‘geïnstitutionaliseerde’ dramaturgen (die als programmeur of bureau-dramaturg werken) en ‘productie-dramaturgen’. Maar dan nog zegt deze verdeling weinig over de maatschappelijk inbedding van de dramaturg en de dramaturgie, over hun methodes en visies, over hun werkwijzen en ‘idealen’. Wat is nu het ‘ideaal’ van de dramaturgie? Ook is deze vraag onmogelijk te beantwoorden, is het wenselijk als wij dramaturgen deze vraag telkens weer opnieuw stellen en proberen deze vraag te beantwoorden, zo tijdelijk en tevergeefs dat ook mag zijn.
Wanneer de dramaturgie-studenten een ‘revolutie’ willen, dan moeten ze niet erom vragen om door het huidige ‘systeem’ toegelaten te worden maar ook echt voor iets strijden en ‘met’ elkaar. En dan moeten ze duidelijk maken wie en wat nu hun tegenstanders of medestanders zijn, en waarom. Het lijkt alsof ‘de dramaturgen van Morgen’ hun plek niet meer willen bevechten maar de sleutel van het bureau op een dienblad willen ontvangen. Expertise en ervaringen doorgeven is voor mij iets wezenlijks anders dan het doorgeven van een sleutel, sterker nog: ik denk dat elke generatie de sleutels moet weggooien om zelf sleutels te smeden. En deze sleutels zijn voor mij niets anders dan de ‘aspecten van dramaturgie’ die – zoals jij ook schrijft – vanuit het heden steeds weer opnieuw bekeken moeten gaan worden.
Elke opstand begint met een ‘Nee’, met de afwijzing van iets en een bepaalde situatie. Maar je hebt net zo goed een ‘Ja’ nodig om je met anderen te kunnen verbinden en iets vorm te geven, zeker op lange termijn en als men de doelstelling wil realiseren. Kortom, volgens mij weten de dramaturgie-studenten (nu) nog niet zo goed wat ze eigenlijk willen, en met wie en wat ze zich eigenlijk willen verbinden. Hun brief vind ik nogal paradoxaal. Hun punten hinken namelijk op twee poten, en ik ben dan ook benieuwd naar hun nadere toelichting. Belangrijk is dat we het gesprek niet ‘over’ elkaar maar ‘met’ elkaar voeren. Ik zie mezelf (en ons allen) niet als tegenstanders maar als (potentiële) medestanders. We are one, but not the same.
Mooi is dat je op deze brief hebt gereageerd en naast jouw herkenbare omschrijving van dramaturgie een ‘Ja’ aanbiedt en met een concreet voorstel komt. Jouw voorstel wordt door meerderen omarmt en gedragen, mezelf incluis. Mooi ook dat er al veel reacties binnen zijn gekomen, en bijvoorbeeld enkele gezelschapsdramaturgen de studenten hebben laten weten dat ze bereikbaar zijn. Op de Dag van de Dramaturgie (tijdens festival Cement) werd dit jaar alweer over een ‘platform voor Dramaturgie’ nagedacht en gesproken, en staan nu minimaal twee grote bijeenkomsten per jaar gepland. Meerdere dramaturgen (de geïnstitutionaliseerde dramaturgen) hebben meteen ruimtes aangeboden om bij elkaar te komen. Ook hieruit blijkt de wens en de behoefte van dramaturgen om vaker bij elkaar te komen, zich uit te wisselen en om krachten te bundelen. Samen staan we sterk.
Ik verheug me op alle kennismakingen, ontmoetingen en gesprekken.
Hartelijke groet,
Florian
Beste Janine,
Het toeval wil dat op de dag dat jij je antwoord plaatste, wij onze eerste bijeenkomst sinds de Dag Dramaturgie hadden. Deze ‘wij’ is een (klein, maar uitbreidend) groepje jonge dramaturgen, deels bestaande uit studenten aan de (internationale) master Dramaturgie aan de UvA en deels uit recentelijk afgestudeerde, werkende dramaturgen. Ons plan was die dag om een meer inhoudelijke, concrete en specifieke tweede brief te formuleren. Het doel van deze eerste vragenlijst was dan ook het uitlokken van een dialoog tussen de gevestigde/werkende/ervaren dramaturg en de opkomende/studerende/onervaren dramaturg – die van gisteren en morgen, zoals wij enigszins provocerend stelden. En die, zoals jij terecht opmerkt, allemaal werken aan en binnen de dramaturgie en het theater van vandaag.
Toegegeven, we hebben in onze brief toentertijd weinig aandacht besteed aan de dramaturgen die in de vrije scene werkzaam zijn. Toch bleek uit onze eerste samenkomst – weliswaar in uitgebreidere kring – dat daar het probleem niet ligt. Het probleem dat wij aankaarten is niet per se dat dramaturgen veelal op individuele basis werken. We denken ook niet dat er sprake is van een geslotenheid vanuit de werkende dramaturgen – we weten allemaal dat deze groep, misschien zelfs specifiek deze groep, altijd openstaat voor een goed gesprek onder een kop koffie. We ageren dan ook niet tegen de fluïde werkomstandigheden of het gebrek aan vaste contracten. De fluïditeit van ons beroep zien wij meer als voordeel dan als nadeel. Het probleem in kwestie is de gapende kloof tussen de opleiding en het werkveld.
Een onderdeel van dit probleem is institutioneel. Hoewel dramaturgen uit verschillende hoeken komen, zijn deze veelal universitair opgeleid. Universiteiten zijn fundamenteel andere instituties dan de kunstacademies en richten zich zodoende meer op de (theater)wetenschappelijke praktijk dan op directe aansluiting op het podiumkunstenlandschap. Waar op de kunstacademies makers, spelers, technici, scenografen, choreografen, dansers en productieleiders samen een praktijk leren ontwikkelen, vallen wij daar structureel buiten – tot we van de opleidingen afkomen en samen in hetzelfde werkveld terecht komen. De dramaturg ontwikkelt zich op deze manier afzonderlijk van de rest van hun eigen generatie ‘podiumkunstenprofessionals’. Omdat het eigen is aan het beroep van de dramaturg dat men ‘onzichtbaar’ is, is het bovendien moeilijker om in dat beroepsveld een netwerk op te bouwen met de ‘oudere generatie’: de meer ervaren dramaturgen. Deze situatie gaan we niet één twee drie kunnen omgooien en het is ook de vraag of dat per se wenselijk is. We doen liever een voorstel, een tikje in de goede richting, in de hoop dat dit een reeks tikjes bewerkstelligt waardoor de positie van de jonge dramaturg in het werkveld onderwerp van dialoog blijft.
Waar wij in onze bijeenkomst op uitkwamen was om allereerst in kaart te brengen waar alle dramaturgen zitten. Welke dramaturgen zijn waar vast in dienst? Welke werken op freelance-basis en hoppen van gezelschap naar gezelschap? In welk gebied van de podiumkunsten zijn zij werkzaam? Daarnaast ontstond het idee om een vorm van mentorschap te bedenken tussen ervaren en beginnende dramaturgen. Iemand met wie je een jaar (of twee of drie of vier) contact onderhoudt over jouw dramaturgische praktijk. Iemand waarbij je met je vakmatige vragen terecht kan. Iemand die je helpt de overgang van theorie naar praktijk te verwezenlijken.
Bij wijze van spreken ontstaat er een poel van pakweg twintig ervaren dramaturgen die erop toezeggen dat ze bereid zijn zich een jaar (of twee of drie of vier) hierop toe te leggen. Het is een connectie die gelegd zou moeten worden vanuit vrijblijvende, toegankelijke ontmoeting en die zich dan ontwikkelt tot niet-vrijblijvend en meer structureel contact.
Dit is een eerste voorstel aan de ervaren dramaturgen. We horen graag hoe jullie aankijken tegen deze problematiek en deze ideeën van ‘mapping the field of dramaturges’ en mentorschappen. Zoals goede dramaturgen betaamt gaan wij graag het gesprek hierover aan om de ideeën verder te bespreken en uit te werken. We zien jou en alle andere geïnteresseerde dramaturgen dan ook graag 7 mei in de Tolhuistuin. En de maand erop ook. En die daarop ook. Elke vorm van structuur helpt.
Liefs,
Een groep jonge dramaturgen (in spe)
Beste Nuno (en andere jonge dramaturgen in spe),
Ik lees toch wel met enige verbazing je antwoord. Want dat het in de kern gaat over de “gapende kloof tussen de opleiding en het werkveld” vind ik lastig te verbinden met de tien toch wel behoorlijk polemische punten uit de brief. Daar lees ik: “dramaturgen van gisteren” (‘wie zijn dat dan?’ denk ik steeds – gevolgd door: ‘dus dan zal ik het zelf wel zijn, als ik het niet weet?’), “oud en vastgeroest” (alsof dat onlosmakelijk hand in hand gaat, pfff), “machtspositie” (ik moet steeds denken aan het antwoord van Gandhi op de vraag wat hij vindt van ‘western democracy’: “Now that would be nice”, precies hetzelfde geldt voor de ‘machtige dramaturg’) en veel tussen de zinnen verstopte stille aannames vol verwijt. Kortom dat wat Florian hierboven al háárscherp fileert: “Klagen dat de deuren dicht zijn, zonder een keer te proberen of de deuren daadwerkelijk op slot zitten of niet.”
Als ik je reactie nu goed lees, stellen jullie eigenlijk heel concreet voor: wat als we de opleiding dramaturgie nou eens zouden onderbrengen bij de toneelacademies? Dan bouwen regisseurs, acteurs en dramaturgen vanaf de basis aan eenzelfde netwerk. Dat lijkt me een prima gedachte die zeker het onderzoeken waard is en die (even opzoeken, echt een dramaturgenklusje!) volgens mij ook al veel vaker is geopperd.
Dan je vraag naar hoe ik aankijk tegen ‘mapping the field’ en mentorschap.
Ik zou zeggen: het eerste is toch vooral een heel gewichtige term voor een middag met een groepje enthousiastelingen bij elkaar gaan zitten, de taken onderling verdelen en ‘Google is your friend’? Voor het theater: negen gezelschappen in de BIS en een stuk of vijftig in de meerjarige subsidie van het Fonds Podiumkunsten. Bij twijfel of ter aanvulling: de productiedatabase van het TIN. Gratis tip: je kunt er gemakkelijk vanuit gaan dat er buiten de BIS nauwelijks tot geen dramaturgen in vaste dienst zijn, dus dat zijn de freelancers. En nog een tip: de vrije producenten kun je verwaarlozen, daar zijn de dramaturgen al lang geleden wegbezuinigd. Voor wat betreft mentorschap: zie bovenstaande uitnodiging (het is nog altijd ijselijk stil in de mailbox op dit gebied). En blijf bedenken: de eerste deur die van het slot af moet, is de deur in je eigen hoofd.
Groet & tot in de Tolhuistuin,
Remco
Collega’s,
Kijk nou: we zijn in gesprek. Dat is alvast een antwoord op het merendeel van de vragen in de veelbesproken brief. Dramaturgen zeggen meestal ja. Dit voelde ik ook al een beetje op de Dag Dramaturgie: ook die gedeelde tijd en gemeenschappelijke ruimte was een antwoord op veel van de vragen.
En Nuno cs, wat betreft jullie laatste reactie: dit geeft aan dat jullie naast een vraag aan het veld, ook een vraag aan jullie opleidingen hebben. Toen ik zo’n vijf jaar geleden op de opleiding (UvA) zat, speeddateten we met de eerstejaars regie van de AHK; waren er gezamenlijke praktijkprojecten met de AHK; deed ik dramaturgie bij twee afstudeervoorstellingen van een regisseur, productieleider, lichtontwerper en een aantal scenografen; hadden we ervaren gastdocenten uit het veld en belden we BIS-gezelschappen op en maakten afspraken om op werkbezoek te gaan. Uit dit alles kwamen stages, klussen en een gezond netwerk in de praktijk voort. Is het zo dat de opleiding sindsdien minder op de praktijk gericht is?
Laten we samen nadenken over wat het veld nodig heeft van de opleiding (welke kennis, vaardigheden, kapitaal kunnen we gebruiken in een nieuwe lichting? Qua aansluiting bij het veld, maar ook zeker qua gewenste nieuwe impuls) en wat de opleiding nodig heeft van het veld (daar zijn jullie al een eind mee).
Dolgraag zou ik komen naar de Tolhuistuin, maar de eerstkomende twee eerste maandagen van de maand ben ik in het buitenland. Daarna haak ik zo maandelijks mogelijk graag aan. Fijn initiatief, Janine!
Tot slot: Ik zit zowel vast bij een gezelschap als dat ik freelance. En, als jullie me tenminste oud en vastgeroest genoeg vinden, ook ik ben beschikbaar voor stages, mentorschap, gelijkwaardige uitwisseling, koffie en wat niet.
Alle goeds,
Thomas
Lieve Dramaturgen van alle tijden,
Vorige week maandag vond de eerste van hopelijk een hele reeks dramaturgie ma-mi-bo’s plaats. Bij deze spreek ik nog even mijn dank uit aan Nuno Blijboom (en zijn mede brief schrijvers), aan Janine Brogt, voor haar uitgebreide reactie en oproep tot ontmoeting en aan jullie allen die daar gehoor aan hebben gegeven. Ik heb naar aanleiding van de gesprekken maandag weer nieuwe inspiratie opgedaan en hernieuwde moed gevonden om het werkveld te gaan bestormen.
De volgende DraMaMiBo (Dramaturgen-Maandag-Middag-Borrel) zal plaatsvinden op maandag 04 juni, wederom om 17:30 uur. Ik zal op ieders verzoek zo’n 10 dagen van tevoren nog een reminder uitsturen aan alle belangstellenden, met daarin ook de definitieve locatie. Wil je op de hoogte gehouden worden, stuur me dan een mail: cremers.floor@gmail.com
Hoe meer zielen hoe meer vreugd. Tot over een klein maandje!
Lieve groet,
Floor