Het jaarlijkse ITS Festival, waarop het publiek kan kennismaken met een nieuwe lichting afstuderende theatermakers, is weer in volle gang. Moos van den Broek en Marijn Lems doen dagelijks verslag van wat ze hebben gezien en meegemaakt. Op dag 2: de verleidingen van het conservatisme, genealogische stand-up en de schoonheid van de laatste ademtocht.

Meesterlijke politiek-psychologische ideeënthriller
Geweerschoten. Hoefgetrappel. Blaffende honden. In de duisternis van de opening van Me, myself and Sir Roger Scruton denk ik aan een western, maar wat heeft dat met een beruchte conservatieve filosoof te maken? Het antwoord komt pas op het einde van de fascinerende, razend intelligente afstudeerperformance van Caro Derkx, waarin ze een fictieve reeks ontmoetingen tussen haarzelf en Scruton ensceneert.

Derkx imponeert vanaf het begin met haar bijzonder gedetailleerde spel. We zien haar op een groot scherm waarop ze in close-up te zien is, en waar ze in lange monologen Sir Roger Scruton speelt, die haar, als gretige leerlinge, uitlegt hoe de wereld in elkaar steekt. In onberispelijk Engels weet ze de noodzakelijke gravitas en charisma te geven aan een man die ieder woord wikt en weegt en zijn leven in dienst van het contempleren heeft gesteld – maar ze maakt hem tegelijkertijd schichtig, alsof hij wordt gedreven door een diepgeworteld wantrouwen jegens de buitenwereld.

Talloze onderwerpen passeren de revue, van schoonheid tot nostalgie. Derkx raakt erdoor betoverd, hoewel ze zichzelf als links ziet en eigenlijk niet kan geloven hoe zeer ze zich in het conservatieve gedachtengoed van haar plotselinge mentor kan vinden. ‘Ik vond het prachtig’, zegt ze na een sentimentele uiteenzetting over de schoonheid van de British countryside. ‘Ik wilde bij hem op schoot kruipen en hem mijn haren laten strelen.’

De intellectuele liefdesaffaire van een linkse jonge vrouw met een conservatieve man begint zo symbool te staan voor de verleidingen van een conservatieve ideologie voor een jonge generatie. Niet voor niets laat Derkx haar subject meteen aan het begin van de voorstelling de uil van Minerva van Hegel aanhalen – de subtiele verwijzing naar Thierry Baudet echoot nog de hele voorstelling na. En niet voor niets staat ze lang stil bij Scrutons ideeën over esthetiek en schoonheid. Dat is het deel van zijn gedachtengoed dat bij kunstliefhebbers het meest zal resoneren – we zagen in de reacties op Ivo van Hoves The Fountainhead al eerder dat een hoofdpersonage dat strijdt voor schoonheid en absolute artistieke autonomie zelfs door een verkrachtingsscène niet van zijn voetstuk hoeft te vallen.

In het verpletterende slot laat Derkx echter de schaduwzijde zien van een ideologie die op de onveranderlijke geldigheid van eeuwenoude waarden is gebaseerd. De laatste monoloog, The beauty of the hunt, vertelt Derkx in het Nederlands en als zichzelf, hoewel ze de woorden van Scruton gebruikt. De omschrijving van de verheffende verbroedering van de vossenjacht vertoont beklemmende paralellen met eender welke ideologie die op de onderwerping van de ‘ander’ is gericht. Maar nog vertrouwt Derkx haar publiek genoeg om de moraal niet in zo veel woorden uit te leggen: in haar tekst eindigt ze met een treffend eindbeeld, zwanger van de erotiserende werking van macht over een hulpeloos slachtoffer.

Me, myself and Sir Roger Scruton is de beste voorstelling die ik ooit op ITS gezien heb, een meesterlijke politiek-psychologische ideeënthriller die zijn weerga zelfs in het gevestigde theaterveld niet kent.

Genealogische stand-up
Het was echter nog niet gedaan met de politiek geïnflecteerde solo’s van vrouwelijke performers: ook Joy Delima snijdt met haar Stamboom monologen een maatschappelijk relevant thema aan vanuit persoonlijk perspectief. In een stand-up achtige show, waarbij ze razendsnel tussen verschillende personages en invalshoeken schakelt, traceert ze haar familiale roots èn haar eigen politieke bewustwording op het gebied van (systemisch) racisme en uitsluiting.

Delima werd voor haar rol in Onze straat van Daria Bukvić genomineerd voor een Colombina (voor een stageplek! Is dat een unicum? Weet iemand of dit een unicum is? Laten we het een unicum noemen), en ze toont zich ook in Stamboom monologen een begenadigd en charismatisch acteur. Met het grootste gemak laveert ze tussen verschillende speelstijlen zonder ooit het sterke gevoel van intimiteit met haar publiek te verliezen.

Vanwege de nadruk op vlot spel en korte scènes heeft de voorstelling wel de zwaktes die je wel vaker bij afstudeersolo’s van acteurs ziet: de nadruk lijkt met enige regelmaat meer te liggen op het tonen van de acteervaardigheden van de performer dan een interessante dramaturgie. Stamboom monologen is zo meer een aaneenschakeling van gedachtes, scènes en sketches rond een bepaald thema dan een voorstelling met een kop en een staart.

Vanwege het belang van dat thema en de kwetsbare, persoonlijke insteek die Delima hanteert vallen dat soort bezwaren echter al gauw weg. Bovendien worden de individuele scènes opgetild door de kwaliteit van het spel en de innemendheid van de performer, en weet Delima door middel van een aantal sterke vondsten de binaire benadering van afkomst en culturele achtergrond subtiel te ondermijnen – zo laat ze een witte beroepstoerist op Curaçao die zich laatdunkend uitlaat over de lokale vrouwelijke bevolking in een zwaar Antilliaans accent spreken, waardoor de scène een vervreemdende extra laag krijgt.

Compositie van in- en uitademingen
Na vier voorstellingen waarin tekst de belangrijkste inhoudsdrager was, is het verfrissend om me in Breathing piece van Maarten Heijnens en Anthony van Gog onder te dompelen. De voorstelling begint met de opkomst van twee performers, Heijnens en van Gog, die als koorzangers een plaats in de ruimte nemen. Onder begeleiding van een dirigent (Timo Tembuyser) begint een compositie waarin het enige instrument de ademhaling van de spelers is. Door verschillende in- en uitademingen, zuchten en uitstotingen te combineren, ontstaat een gelaagd muziekstuk.

Het samenspel tussen de performers en de dirigent is hierbij van groot belang. Aan het begin van het stuk wordt de code gezet dat Tembuyser steeds met specifieke handgebaren aangeeft welk geluid de performers moeten produceren, en Breathing piece is op zijn best als dit perfect verloopt: het samenspel tussen dirigent en performers bereikt dan een soort sublimiteit. Helaas is het nu nog vaak wat rommelig en lokken dezelfde gebaren soms verschillende reacties uit.

De repetitieve aard van de compositie doet echter zijn werk, en al gauw neemt het geluid het over van het visuele. Als de variatie in uitstotingen toeneemt ontstaat er ook een verdieping in betekenislagen: lijkt het niet alsof de performers in deze passage langzaam stikken, of buiten adem raken? Is Breathing piece een metafoor voor het verstrijken van de tijd, waarbij het consequente ritme dat Tembuyser aangeeft een beklemmende herinnering is aan de onmogelijkheid van stilstand? Is het een waarschuwing voor klimaatverandering en de verstikking die dat teweegbrengt? Als Tembuyser na de ineenzijging van een van de spelers naar voren loopt en òns in volledige stilte begint te dirigeren lijkt het zelfs alsof we met De Dood zelf te maken hebben, onverbiddelijk en onvermurwbaar in zijn missie. De onveranderlijke en hypnotiserende kaders van Breathing piece bieden ruimte voor vele interpretaties.

Foto: Stamboom monologen van Joy Delima