Voor Theaterkrant schrijven meer dan veertig recensenten. In een serie interviews stellen we ze voor aan onze lezers. Vandaag: Dean Bowen, dichter, schrijver, docent aan ArtEZ en recensent voor Theaterkrant. ‘Voor mij draait recenseren vooral om het faciliteren van discours rondom een werk.’

Hoe ben je bij Theaterkrant terechtgekomen?
Ik heb twee jaar geleden meegedaan met een traject ‘Nieuwe stemmen in de theaterkritiek’ (red. nu ‘(on)gehoorde theaterkritiek’). Dat was een project opgezet door NTF, Fringe en Theaterkrant met het idee dat er een ondervertegenwoordiging is van mensen van kleur in de Nederlandse theaterkritiek, opgezet als een introductietraject.

Eerst twijfelde ik om deel te nemen, vanwege mijn beeld van de mens die recensent wordt. Maar ik ben zelf ook maker en liefhebber van, dus waarom zou ik niet ook kunnen kijken? Tijdens het theaterfestival hebben we allerlei voorstellingen bezocht, recensies geschreven en zijn we vooral met elkaar in gesprek gegaan over wat ons opviel en over hoe de ander kijkt. Na het traject kreeg ik de uitnodiging om te komen schrijven bij Theaterkrant en dat heb ik met beide handen aangegrepen. Ik vind het een eervolle rol om op me te nemen.

Vanwege ‘de recensentenblik’ kan ik nu beter plaatsen waarom iets me wel of niet raakt. Het wordt steeds minder een emotionele of intuïtieve respons en steeds meer een geïnformeerde respons. Ik ben mijn smaak aan het verfijnen en beter in staat te bepalen waar de kwaliteiten in zitten die mij doen ‘aangaan’.

Schrijf je voor de maker of de lezer?
Voor mij draait recenseren vooral om het faciliteren van discours rondom een werk. Het is dus eerder een generositeit naar het werk toe, maar daar zijn de makers nooit helemaal van weg te denken. Het is daarmee ook een gebaar naar de maker toe. Het gaat voor mij minder om het geven van een waardeoordeel en meer om het scheppen van een kader waarlangs een werk benaderd kan worden. Zelfs een kritische recensie kan zo geschreven worden dat het een bepaald publiek uitnodigt om wel de voorstelling te gaan zien. Dat is een moeilijke balans, maar wel de houding die ik probeer aan te nemen.

Denk je dat het traject dan ook bijdraagt aan een breder discours, door een vermenigvuldiging van stemmen?
Ik denk van wel. Het is niet zaligmakend, maar het geeft wel een ingang voor mensen die nog nooit over recenseren hadden nagedacht. Het geeft een kijkje in de keuken van wat er allemaal bij komt kijken als je als recensent een voorstelling bekijkt. Het is wel een bepaalde houding die je aanneemt; je kunt minder achterover leunen en het stuk gewoon laten gebeuren. Er is een actieve, analytische, intentionele blik die je op een werk moet werpen. Het traject, vooral de gesprekken die zo worden gefaciliteerd, en de veelvoud van reflecties die dat oplevert, kan helpen om eigenaarschap van de rol als recensent op te eisen en misschien met meer zelfvertrouwen het veld te betreden. Het heeft mij in elk geval veel gegeven qua vertrouwen. Dat de manier waarop ik kijk naar het theater van waarde kan zijn voor de beleving van de ander.

Hoe ga je te werk?
Ik probeer vaak een poëtisch gebaar te vangen en wil dat ook zo optekenen. Soms gebruik ik misschien een zin die iets poëtischer aandoet, maar voor mij wel rijmt op de intentie van het werk of de intentie die ik eruit heb gehaald. Vooral ook omdat ik denk dat elk artistiek product een gebaar is, elk gebaar kent concrete en niet concrete elementen, in zo een poëtische formulering kan ik een dergelijk niet concreet element waarborgen.

In een recensie wil ik een aantal beelden die treffend waren terug kunnen vinden. En voor mij hoeft het niet te vertellen waar een stuk over gaat, maar wat een stuk met je deed. Als je dat doet dan ben je alsnog in staat om een ander nieuwsgierig te maken, zelfs als je het dus een slecht werk vond. Dat is super moeilijk, maar met dat als uitgangspunt werk je naar een veel rijker recensielandschap.

Voel je een bepaalde verantwoordelijkheid als recensent?
De stem van de recensent is geamplificeerd en daar moeten we ons bewust van zijn. Daar komt ook een meervoudige verantwoordelijkheid bij kijken. Als eerste naar de maker om het werk op voorwaarden van het werk aan te gaan en om iets te zeggen dat hen zou helpen groeien in hun potentieel als maker. We hebben ook een verantwoordelijkheid naar het publiek van de voorstelling; om hun tijd serieus te nemen, die zij in het stuk hebben geïnvesteerd en de waarde die zij een stuk toekennen. Naar de lezer toe om ze iets te geven dat kan inspireren en motiveren. En tot slot hebben we een verantwoordelijkheid naar onszelf dat we niet onnodig vilein en cynisch worden en dat we blijven vertrekken vanuit een plek van generositeit, ook waar we een vernietigend oordeel hebben over een werk. Als die generositeit sterft kan je niet meer van waarde zijn voor de lezers, voor de makers, voor het publiek dat aanwezig was en voor jezelf.

Naast discours rondom een werk, is er ook discours rondom recenseren nodig. Je moet plooibaar kunnen zijn als recensent. Het is een associatie van de oude stempel dat recensenten een rigide bastion vormen van kwaliteitsbewaking. En dat ben ik gewoon niet. Ik ben gewoon maar Dean Bowen en ik houd heel erg van kunst. Dus ik ga naar kunst kijken en schrijf daar stukjes over, dat is wat ik doe.

Welke theatervoorstelling is je het meest bijgebleven?
A case for the existence of God van Erik Whien was vorig seizoen veruit de beste voorstelling die ik heb gezien, omdat alles daarin voor mij samenkomt. Het is een clinic in theatermaken; de minimale setting, de kwaliteit van het spel, de duidelijke, maar niet opressieve regie. Dat is meestervol werk.

Ik zat ook in de jury van Amsterdam Fringe Festival. Daar heb ik van Makerscollectief FADAT Trying to get cosy in the dark dark void gezien. Ik vermoed nu al dat die in mijn top drie van dit theaterseizoen komt. Naast een verschrikkelijk goede voorstelling gemaakt te hebben doen ze iets wat ik soms mis in het landschap. In plaats van een donker thema aan te raken, plaatsten ze het publiek zelf midden in die existentiële vraag van waanzin.

Wat vind je een goede ontwikkeling in het theaterlandschap?
Ik zeg dit met het risico om mensen ook een beetje tegen de borst te stuiten. Wat er gebeurt in theaterland met het wegvallen van subsidies voor zoveel gezelschappen is heartbreaking. Radicaal ruimte maken voor nieuwe stemmen kan de boel ook weer de noodzakelijke scherpte geven. Ik zie het artistiek directeurschap van Alida Dors bij Theater Rotterdam ook in lijn hiervan; de gedachte ‘Zijn er stappen die we kunnen ondernemen om het Nederlands theaterlandschap te heroverwegen?’