In haar boek De kunst van anders: 6 voorstellen voor culturele innovatie laat onderzoeksjournalist Renée Steenbergen een doorsnede zien van het theater- en kunstenbestel. De vragen die centraal staan: hoe houden makers, instellingen, fondsen, overheid en private geldschieters samen een systeem in stand dat de laatste jaren onhoudbaar is geworden? En, nog belangrijker: hoe veranderen we dit?
Steenbergen is niet onbekend met het uitpluizen en onderzoeken van het systeem. In haar boek De Nieuwe Mecenas: Cultuur en de terugkeer van het particuliere geld (2008) gaf ze al een gedegen uitleg van hoe de geld- en maakstromen verliepen. Maar, zoals ze in De kunst van anders zegt, op de conclusies van dat vorige boek – waarin het mecenaat als geldschieter als positieve ontwikkeling werd gezien – is ze inmiddels teruggekomen.
Dat heeft te maken met pakweg de laatste twaalf jaar, concreet vooral de laatste drie. In vogelvlucht, maar met precisie, schetst Steenbergen hoe de kunstensector sinds de bezuinigingen van 2011 en de coronapandemie op losse schroeven is komen te staan. Aan alle kanten vreet instabiliteit aan het systeem. Er is geen geld, er is geen solidariteit, de maker staat niet meer centraal in de productiehuizen, en de financiële verwachtingen die worden gesteld aan makers zijn dikwijls niet haalbaar.
Het is niets wat elke cultuurwerker niet allang weet. In de wandelgangen mopperen we dit al jaren tegen elkaar, in onderling georganiseerde debatten en discussies blazen we stoom op elkaar af. Desondanks, of misschien juist daarom, is het fijn om die conclusies op papier te zien met een bronverwijzing erbij. In die wandelgangen en debatten roepen we het ook vooral tegen elkaar, en komen we zelden in gesprek met degenen die (mede)invloed hebben vanuit een andere hoek.
Want hoe vaak gebeurt het nu dat directielieden, private fondsen, podia en kunstenaars daadwerkelijk echt met elkaar om tafel zitten? De kunst van anders is eerder een aanzet dan een alomvattend naslagwerk, maar wel een aanzet die al die hoeken van de sector aantikt en in relatie tot elkaar plaatst. Dat maakt dat het boek voor eenieder in de sector, directie tot maker, goed leesvoer zou zijn. Als we niet met elkaar om tafel komen, dan kunnen we tenminste hetzelfde boek in de kast hebben staan, en zodoende naar dezelfde golflengte toebewegen.
Het werk is veelal samenvattend, niet bij elke ontwikkeling wordt even lang stilgestaan. Enige voorkennis van hoe de sector werkt, is wel nodig om mee te kunnen met de vogelvlucht. Los daarvan is De kunst van anders toegankelijk geschreven, zonder ingewikkelde beleidstaal. Een andere fijne bijkomstigheid is dat Steenbergen door het boek heen het belang benadrukt van de ontschotting van verschillende kunstdisciplines, en onderlinge solidariteit tussen makers.
Behalve het vaststellen van wat er mis is gegaan, raakt ze in het laatste deel van het boek punten aan die positieve ontwikkeling en groei van de kunstensector zouden kunnen bevorderen. In dit deel, wellicht iets korter en minder uitgebreid dan verwacht, worden enkele concrete suggesties gedaan, om bijvoorbeeld solidariteit tussen instellingen en makers te bevorderen of om financiële zwanenhalzen door te spoelen. Zo zou er ter behoeve van doorstroom bijvoorbeeld een maximale zittingstermijn voor directieleden moeten komen. Of zouden instellingen meer hun best kunnen doen om meer flexibiliteit te bieden voor mensen in vaste dienst, en meer zekerheid voor freelancers.
Wie hongerig is naar snelle quick-fixes en kant-en-klare-oplossingen, komt er bekaaid vanaf. Dit is verder geen boek met praktische tips die elke cultuurwerker per direct in kan zetten, maar eerder een gegronde uitleg van hoe het de afgelopen jaren zo scheef heeft kunnen groeien. Die achterliggende kennis is dan ook nodig om in het laatste deel tot die meer concrete suggesties te komen.
Steenbergens betoog is beslagen en beklonken en richt zich op de lange baan, de fundamentele samenwerkingsverbanden tussen instellingen, en op een omslag van het gehele systeem en iedereen daarin. Niet iets wat alléén door De kunst van anders kan worden bewerkstelligd, maar wel iets wat dit korte boek geestdriftig aanjaagt.
De Kunst van Anders: 6 voorstellen voor culturele innovatie van Renée Steenbergen is uitgegeven in eigen beheer. Te bestellen op de website van de auteur voor 14,95 euro. Foto: Christophe Raynaud De Lage – Mobius van Cie XY
‘Je ziet het pas als je door hebt’, maar overduidelijk is dat de organisatorische kleinschaligheid van het overgrote deel van de instellingen (productiebedrijven én theater/podium organisaties) in het bestel de sector onvoldoende goed doen. ‘Laat duizenden bloemen bloeien’ was ooit goed voor rijke innovatie, vernieuwing en verbeeldingskracht. Vandaag de dag met ook sterk verminderde overheidssteun levert het vooral versnippering met verlies op de meest essentiële facetten; vernieuwingselan en innovatie stroomt niet of onvoldoende door en de ‘werking’ en het publieksbereik blijft achter; ‘live’ en ‘de ontmoeting in gedeelde verhalen’ verdienen meer verbinding tussen makers en podium-organisaties. Bovenal blijkt menig vermeende concurentie een weinig positieve energie en staat ze pluriformiteit in de weg, met name waar theaters op reisafstand van elkaar in aanvulling op elkaar meer impact zouden kunnen bereiken. Versnippering en One-Night-Stand bespeling over het land op te gering achterland is weinig wenselijk voor kwaliteit en effectieve verbinding van maker met de community’s.