Halverwege het portret van de flamboyante klaveciniste Elisabeth Chojnacka (1939 – 2017) laat Jan Martens de klanken en ritmes van een anoniem zestiende eeuws stuk door zijn lichaam gaan. Zijn minimale bewegingen zijn zo lyrisch dat het spreekwoordelijk stil wordt in de zaal van Theater Bellevue. (meer…)
Hoewel de verhalen gedetailleerd en levendig zijn opgeschreven, kom je in De oude actrice en ik weinig meer te weten dan wat de ‘oude actrice’, Elisabeth Andersen, zelf kwijt wilde. De ‘ik’, auteur Brigit Kooijman, houdt zich wel erg aan de oppervlakte.
Centraal in deze biografie staat de grote liefde uit Andersens leven: de relatie met psychoanalyticus/kunsthistoricus Werner Münsterberger. Het is een relatie die, in Andersens woorden, van het meisje een vrouw maakte – karaktervormend, zou ik zeggen, niet in de laatste plaats omdat zij hem tijdens de oorlogsjaren bij haar thuis liet onderduiken, met alle gevaren en risico’s van dien. Maar als lezer kom je er steeds net niet achter waarin het belang van deze relatie schuilt, omdat Kooijman het mooie verhaal dat Andersen kwijt wilde, opschrijft zonder verbanden te leggen of een kader te geven.
Ze schept met de titel, en de vrij lange, beschrijvende opening bij Andersen thuis, de verwachting dat het een verhaal in gespreksvorm wordt, met ruimte voor reliëf in de vorm van terugkoppeling naar het heden, een kritische vraag, of een poging Andersen te verleiden tot duiding van de gebeurtenissen en gedragingen. Maar dat blijft uit.
Tussen alle levendige details en vlot vertelde gebeurtenissen blijven de onderliggende motieven meestal verborgen, zoals de tegenstelling tussen oorlog en liefde, en de impact van de een op de ander. Een steviger reflectie hierop zou een completer beeld geven van het leven onder hoogspanning dat Andersen met Münsterberger leidde. Het zou de intensiteit van hun relatie verklaren en de blijvende impact die deze heeft gehad op de hierop volgende liefdesrelaties die de geliefden allebei aangingen. En dat zou weer de reden kunnen zijn waarom dit verhaal het hart van de biografie vormt. Andersen noch Kooijman benoemt het.
Kritische vragen blijven uit. Over het werken bij een theatergezelschap dat onder de Kulturkammer viel (het door de bezetter ingestelde Gemeentelijk Theaterbedrijf Amsterdam) blijft Andersen pragmatisch, en wanneer ze ontdekt dat er bontjassen van opgepakte joodse vrouwen in de kast hangen bij een vrouw die onderduikers helpt, veroordeelt ze dat, terwijl ze een tijdje later teruggaat naar datzelfde huis om een van die jassen weg te halen. Bij zulke passages verlang je als lezer naar meer afstand, op zijn minst naar die vraag: hoe kon je dat dan toch doen?
Wanneer Andersen meermaals vertelt over de ongewenste seksuele toenadering van haar collega’s en meerderen in de theaterwereld, resoneert dat met de zeer actuele MeToo-kwesties die de sector in een lelijk daglicht plaatsten. Maar in dit boek blijft het bij de mores van een onschuldige jonge vrouw in die tijd. Er volgt geen woord over de ervaringen die de laatste jaren naar buiten zijn gekomen. Tegen de tijd dat Andersen door zeker de vierde collega wordt dronken gevoerd als serieuze versierpoging, houdt Kooijman het erop dat de theaterwereld misschien nu eenmaal toch een beetje een gekke wereld is, die anderen maar moeilijk kunnen begrijpen en waar de normen nu eenmaal anders zijn:
Misschien moet je ook acteur zijn om het te kunnen snappen. Een toneelgezelschap is een microkosmos van mensen die dag en nacht met elkaar optrekken, samenwerken, afhankelijk van elkaar zijn. Ik kan me goed indenken dat het bijna tot een soort brainwash kan leiden, het idee dat er geen leven mogelijk is buiten die allesomvattende wereld. Om het lot af te wenden had Werner haar daar letterlijk weg moeten halen. (p. 171)
Zo’n uitspraak is vandaag onbegrijpelijk geworden – de tegenwoordige tijd in die zin klopt niet, de uitspraak ‘een toneelgezelschap is’ zou van minstens een kanttekening moeten zijn voorzien, want hoeveel gezelschappen zijn er nog met een groot vast ensemble dat inderdaad dag en nacht met elkaar optrekt? Moeten we echt een hele beroepsgroep zo onbekwaam of amoreel achten dat ze zich laten brainwashen door verondersteld broeierige lange busritten? En welke vrouw verwacht anno 2020 nog serieus dat een man haar zal komen redden? Door zo weinig kader te bieden wordt het gissen naar het gewicht en de waarde van het vertelde, zowel in het licht van Andersens directe relaties als in het bredere licht van de tijd, de maatschappij en het werkveld waarin de gebeurtenissen plaatsvonden.
Het ligt voor de hand dat iemand aan het eind van haar leven haar levensverhaal wil vertellen. Maar van degene die er een boek van maakt verwacht ik dat die de relevante kwesties eruit licht en zo een vertaalslag maakt richting de lezer. Het gebeurde toen, maar het wordt nu aan de lezer verteld. Kooijman schrijft op wat Andersen heeft willen vertellen. Waarom dit verhaal vandaag verteld moet worden, aan in theater of de oorlog of de liefde geïnteresseerde lezers, dat blijft onbelicht.
Tegen het einde van het boek wordt duidelijk dat Andersen zelf kennelijk veronderstelde dat Kooijman als een ghostwriter te werk zou gaan, met een autobiografie tot resultaat. Daarover zijn zij en Kooijman in conflict geraakt, er kwamen advocaten aan te pas, en het is niet meer goed gekomen. Het legt wel op de valreep die titel uit, die toch tot heel vlak voor het einde de lading niet dekt.
De oude actrice en ik – of het verborgen leven van Elisabeth Andersen, Brigit Kooijman, Uitgeverij Balans, 256 pagina’s, 21,99 euro.