Als het om fair practice gaat, is de politiek nu aan zet. Dat stelde Anne Breure gisteravond op de Solidariteitsavond in Internationaal Theater Amsterdam. Als een van de initiatiefnemers van de Fair Practice Code benadrukte ze gezamenlijke verantwoordelijkheid van makers, instellingen, fondsen, politiek en publiek. ‘De Fair Practice Code is geen verzameling regeltjes. Het gaat om het gesprek.’ (meer…)
Minister Ingrid van Engelshoven van Cultuur doet geen toezeggingen voor extra financiële steun om betere beloning in de cultuursector mogelijk te maken. Dat bleek gisteren in een debat in de Tweede Kamer over de gevolgen van de door haar ingevoerde Fair Practice Code. Twee weken geleden werd bekend dat de kosten voor die invoering alleen al in de landelijke Basisinfrastructuur (BIS) op ruim 20 miljoen euro uitkomen.
Van Engelshoven (D66) bepaalde eerder dat alle door het Rijk gesubsidieerde culturele instellingen vanaf volgend jaar moeten voldoen aan de ‘Fair Practice Code’, een gedragscode die een eerlijker loon naar werk mogelijk moeten maken. De stijgende personeelskosten moeten de instellingen zelf ophoesten. Het onderzoek toont aan dat dit, zonder extra geld, zal leiden tot afname van het het aantal producties en uitvoeringen.
Kunsten ’92 noemt in een brief aan de Kamer het gevaar ‘van een neerwaartse spiraal in plaats van versterking van de sector’. Minder voorstellingen en presentaties leiden tot minder zichtbaarheid, minder publieksinkomsten èn minder inkomsten van lagere overheden en fondsen, waardoor productie nog verder teruggeschroefd moet worden. Dat leidt volgens de belangenorganisatie ’tot verslechtering in plaats van verbetering van de inkomenspositie van makers’.
Kamerlid Peter Kwint (SP) merkte in het debat van gisteren op dat je nu eenmaal niet hetzelfde kunt doen als je meer moet betalen en er geen extra geld komt. Corinne Ellemeet (GroenLinks) sprak van ‘gênante situatie’. De Minister beseft volgens haar onvoldoende dat na alle eerder bezuinigingen ‘de rek uit de sector is’.
Voor de Minister was de urgentie (en persoonlijke verantwoordelijkheid) duidelijk minder groot. Ze verwees naar meerdere latere beslismomenten, zoals de beoordeling van de Raad voor Cultuur en de fondsen van de nieuwe subsidieaanvragen en de uiteindelijke uitvoering daarvan. Tijdens de invoering van de code zal volgens haar duidelijk worden waar dit via de ‘normale bedrijfsvoering’ wel of niet kan. Als het niet kan, zijn er wellicht ‘andere knoppen om aan te draaien’. Ze erkende dat de invoering van de code een proces van lange adem is. ‘Het principe is: voer in en leg uit. En dan zal de één meteen een grotere stap kunnen maken dan de ander.’
De Minister zei wel te kijken of ze eventueel rond Prinsjesdag nog geld kon vrijmaken. Er blijkt daarvoor op dit moment alleen nog geen Kamermeerderheid. D66 heeft een sleutelpositie, maar zit klem in de coalitie. Asscher (PvdA) houdt goede hoop en noemde het gisteren ‘een kwestie van politieke wil’.
De berekende kosten voor eerlijker betaling van ruim 20 miljoen gaan alleen over de BIS. Instellingen die (alleen) worden ondersteund door het Fonds Podiumkunsten, de provincies of gemeenten zijn niet bij het onderzoek betrokken, terwijl daar naar alle waarschijnlijk grotere pijn ligt qua onderbetaling, zeker nu de Minister 8,6 miljoen euro weghaalt bij het Fonds Podiumkunsten. In het debat was de Minister echter niet van mening dat zij in haar onderzoek breder inzichtelijk had moeten maken wat de meerkosten zijn. ‘Mijn verantwoordelijkheid ligt bij de rijksgesubsidieerde instellingen.’ De Minister liet daarbij onvermeld dat het Fonds ook door het Rijk gefinancierd wordt.
Oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en SP vroegen gisteren om een vervolgdebat. Daarin zullen ze een motie indienen waarin toch om dit extra geld wordt gevraagd.
foto Jack Aarts
Dat komt helaas niet als een verrassing, dat was te verwachten. Dat is de boemerang van de Fair Practice Code. De Fair Practice Code lijkt aan de voorkant een noodzakelijk en terecht initiatief maar dient aan de andere kant (aan de achterkant) het politieke beleid (lees: neoliberale beleid) als ‘excuus’ om door te gaan met bezuinigen. Ook Minister Van Engelshoven zet het mes flink in de sector, ook zijn haar ‘bezuinigingen’ ingewikkelder te doorzien dan die van haar voorgangers. De minister zou het niet graag horen maar zij zet de bezuinigingspolitiek van Halbe Zijlstra met andere middelen voort.
Onder de mom van de Fair Practice Code wordt de theatersector nu nog meer beschadigd en kapot gemaakt. Het is alweer een manier om de ‘middelen’ te blijven herverdelen en dan alweer volgens een aristocratisch principe. Het geld gaat naar enkele happy few en wordt niet naar een solidair principe verdeeld. Door deze maatregelen wordt de humuslaag zwaar aangetast en zullen nog veel meer theatermakers in moeilijke omstandigheden terecht komen. Het is niet ‘fair’ dat door de invoering van deze Code een selecte groep van mensen krijgt waar iedereen recht op heeft in een democratie: eerlijke betaling voor het werk dat iemand verricht en voor het vakmanschap. Veel mensen echter zullen nu hun arbeid verliezen cq. niet meer kunnen uitvoeren, mits we ons nog meer laten uitbuiten. De theatermaker van nu is het moderne lompenproletariaat.
Bezuinigingspolitiek volgt een strikte budgetaire logica die vertrekt vanuit kosten en baten als onomstotelijke gegeven. Maar bezuinigingspolitiek is daarmee het tegendeel van politiek! Politiek berust namelijk per definitie op de discussie over alternatieven. Dat is precies waar het nu aan ontbreekt: gesprekken over alternatieven. Minister Van Engelshoven laat zien dat zij helemaal geen interesse heeft in een gesprek over alternatieven en dat gesprek niet (meer) wenst te voeren. Maar heeft het werkveld nu eigenlijk alternatieven paraat? De lobbyorganisaties hebben de theatersector blijkbaar ook in een moeilijke situatie gebracht. Nu zijn wij het kind van de rekening. Van de Raad voor Cultuur horen we op dit moment verdacht weinig. Wat zijn ze eigenlijk nu aan het doen, nu blijkt dat hun voorstel, de invoering van Fair Practice, slecht heeft uitgepakt, enkel voor een elitaire groep is en ten kosten gaat van het voortbestaan van veel autonome makers en gezelschappen.
Anne Breure, een van de initiatiefneemsters van de Fair Practice Code, heeft de politiek gemaand om de kunstenaars ‘fair’ te behandelen. Ik ben bang dat haar woorden niet zullen worden gehoord, en zeker niet door de minister. Politiek is allang niet meer sociaal en solidair. Kapitalisme is de organisatie van ongelijkheid. Aan de ene kant is er overvloed en aan de andere kant is er schaarste. De overvloed wordt zo gemanaged dat die enkel voor een selecte groep van kapitalisten toegankelijk is. Door de schaarste wordt er een (ongezonde) competitie georganiseerd en in stand gehouden. In dit concrete geval worden theatergroepen, makers en instellingen tegen elkaar uit gespeeld. Het lompenproletariaat moet voor een paar kruimels met elkaar op de vuist. Dat is geen solidariteit. Nee, er is nu überhaupt geen solidariteit. Een solidariteitsavond te organiseren verandert niets aan deze situatie, het is vooral een schijnvertoning en een bewijs van hulpeloosheid. We hoeven echter niet machteloos te zijn, maar dan moeten we durven om andere acties en maatregelen te nemen. We hebben meer macht dan we denken maar dan moeten we echt strijd voeren en niet op de pluche zitten. Zelfs de minderbedeelden lijken niets liever te willen dan op de pluche te zitten. Nee, we moeten van speelveld veranderen en de theaterzaal verruilen voor de straat. Het is al eerder gezegd, waarom niet staken en alle theaters dicht laten tot er aan onze voorwaarden wordt voldaan. De strijd moet gedurfd zijn en we moeten een lange adem hebben.
Door steeds maar door te gaan met onze verraderlijke routine, houden we bewust of onbewust, het rotte systeem in stand en zijn we te veel ‘out of focus’. We moeten stoppen met voorstellingen maken en spelen totdat de politiek aan alternatieven doet die door ons werden geformuleerd. En wij moeten investeren in het formuleren van nieuwe voorwaarden. In een democratie zou er inderdaad ruimte moeten zijn voor ‘overbodigheid’. Alleen faciliteert het nieuwe kapitalisme geen overbodigheid meer maar enkel ‘nuttigheid’, d.w.z. datgene wat meetbaar is en winst oplevert. Een voorstelling is geen handelswaar en laat zich niet taxeren. Met een schilderij kan men wellicht noch handel drijven maar met een voorstelling niet, en daarom wordt een voorstelling en het werken aan een voorstelling door de kapitalisten als niet nuttig bestempeld. Het nieuwe kapitalisme is gekenmerkt door sociale terugtrekking. Daarom hebben sociale domeinen het steeds moeilijker, en staan subsystemen als de zorg, het onderwijs, de kunst en andere publieke domeinen zwaar onder druk. Hoe democratisch is de Nederlandse politiek eigenlijk nog?
Solidariteit kan door samenwerking opgeroepen worden. Alleen moeten we niet enkel in het kader van producties solidair met elkaar zijn maar juist buiten de repetitielokalen en theaterzalen. We moeten aansluiting zoeken bij andere sociale groepen die de dupe worden van dit kabinet en het toenemende marktdenken. We moeten meer samenwerken om aan onze voorwaarden te werken. We moeten onze vakmanschap niet enkel tonen binnen een maakproces maar vooral daarbuiten. Vakmanschap is een waarde om een tegenwicht te kunnen bieden tegen de cultuur van het nieuwe kapitalisme. Vakmanschap zet vraagtekens bij de huidige arbeidsomstandigheden die door de politiek werden geformuleerd. Zo kunnen we het niet doen. Laten we het dan ook niet doen totdat er voor iedereen gelijke arbeidsvoorwaarden zijn. We hoeven niet ‘fair’ te zijn zolang we niet fair worden behandeld.
Wees radicaal en verenigt u!