Een drone die wanhopig rondvliegt door een vogelkooi, mensen die tijdens een VR-opera zingend uit de hemel vallen, decorontwerpen in 3D-animatie, een enorme machine die als ‘Mad King’ getormenteerd met kettingen zwaait. Intrigerende beelden die nieuwe vormen van theater vertegenwoordigen. (meer…)
Sciencefiction is de uitgelezen manier om de onbekende en onvoorspelbare toekomst te verkennen. De mogelijkheden van technologische ontwikkelingen, de consequenties van wetenschappelijke bevindingen, de veranderende relatie tussen mens en robot, worden veelvuldig in romans, films en games onderzocht. Ook de podiumkunsten lenen zich voor het stellen van die ene vraag: What If?
Binnen de performatieve context kunnen we speculeren over de toekomst, om de fantasie te prikkelen maar vooral ook om een gesprek in gang te zetten. Hoe willen we eigenlijk dat die toekomst eruit ziet? Welke rol willen we technologie in ons leven laten spelen? Wat betekenen technologische veranderingen voor onze perspectieven op de mens, de wereld, en op de kunsten zelf?
I’m more interested in the future than in the past, because the future is where I intend to live. (Albert Einstein)
Op 20 april vond de tweede editie van Future Stages plaats, de talkshow van Ulrike Quade Company over wat er allemaal gebeurt op het snijvlak van podiumkunst en technologie. Tijdens deze sessie werd verkend wat speculatieve fictie is, hoe speculeren over de toekomst invloed heeft op de echte wereld en welke rol theater en performativiteit hier in kunnen spelen. Te gast waren sciencefiction-wetenschapper Dan Hassler-Forest, theatermaker Davy Pieters, directeur van IMPAKT Arjon Dunnewind en Yannick Noomen van Nineties Productions.
Wat is nou precies speculatieve fictie? Gedurende de avond bleef deze vraag nieuwe vormen aannemen. Dan Hassler-Forest wees het begrip in ieder geval direct richting de prullenbak. Iets ‘speculatieve fictie’ in plaats van sciencefiction noemen, is voor hem hetzelfde als zeggen ‘geen porno, maar een verzameling erotica’ te bezitten. Hoewel je bij sciencefiction misschien als allereerst denkt aan series als Star Trek, is het volgens Hassler-Forest een veel ruimer domein. Speculatieve kunst bestaat al heel lang, en probeert een wereld, toekomst of tijd te scheppen waarin een bepaalde ontwikkeling of ontdekking een vlucht heeft genomen. Of die wereld een utopie is of een dystopie, dat wordt bepaald door het perspectief. Zo is de rampenfilm 2012, waarin de menselijke beschaving ten onder gaat in een serie natuurrampen, weliswaar vanuit het menselijk perspectief een dystopie, maar zou het, bezien vanuit het perspectief van de aarde een prachtige utopie kunnen zijn.
Dit werpt de vraag op wat het doel van speculeren in de kunsten dan precies is. Yannick Noomen van Nineties Productions meent dat wat zij maken altíjd speculatief is, omdat elke voorstelling als het ware een ‘voorstel’ is. De podiumkunsten bewegen zich immers altijd in het domein van de verbeelding. Het gaat om het bevragen van, en zicht en grip krijgen op de huidige tijd, om positie te bepalen, om te ontdekken waar we staan en waar we naar toe gaan.
Voor Arjon Dunnewind zit de potentie in het spanningsveld tussen feit en fictie. Sciencefiction neemt je mee in een what if-verhaal. Het is weliswaar fictie, maar heeft een sterke realistische kern of oorsprong. Het verhaal komt volgens Hassler-Forest voort uit actuele ideeën over de wetenschap, de toekomst, over technologie en macht. Sciencefiction, ook al speelt het zich af op een andere planeet, is altijd een reflectie op het menselijke bestaan in het heden. Dit werkt ook andersom: Een roman over de 17e eeuw, geschreven in 1972, zegt meer over de jaren ‘70 dan over de 17e eeuw.
Performativiteit inzetten binnen sciencefiction kan een alternatieve wereld dichtbij brengen en invoelbaar maken. Davy Pieters benadrukt het belang van het persoonlijke perspectief, het fysieke, van een lijf in ruimte en tijd. Volgens Pieters is dit het uitgelezen middel om onze positie te onderzoeken en valse tegenstellingen te bevragen tussen natuur en technologie, tussen utopie en dystopie. Juist het menselijk-lichamelijke perspectief, dat één-op-één contact met de ander en het andere, de fysieke aanwezigheid van performer en toeschouwer, zijn dankbare toevoegingen binnen de podiumkunsten wanneer we speculatieve fictie invoelbaar willen maken. Pieters zoekt dit fysieke in haar werk op zonder per se technologie expliciet in de vorm te gebruiken.
En welke rol is weggelegd voor technologie? Is het lastig om technologie thematisch in theater toe te laten? Yannick Noomen vertelt dat hij weerstand voelde bij anderen, ten tijde van hun online voorstelling Memento Mori vanwege de vele zooms, streams en registraties tijdens de pandemie. Dat roept ook een fundamentele en belangrijke vraag op: Waar plaatsen we de grens tussen technologie waar we niet meer elk moment bij stilstaan in het theater, zoals licht en geluid, en technologie die we als een ander domein beschouwen? Bij het gebruik van nieuwe technologie dreigt het gevaar dat innovatie wordt bedreven ‘for the sake of’ innovatie. Kiezen voor technologie zou altijd een inhoudelijke keuze moeten zijn. Speculatieve fictie, gedacht vanuit, eventueel gemaakt middels, nieuwe technologie, kan ons doen reflecteren op onze wereld en onze positie daarin.
Want de uitwerking die sciencefiction heeft op de ontwikkeling van de wereld moet niet worden onderschat. Waar in Minority Report (2002) door middel van helderzienden misdaad uit de toekomst werd voorspeld, gaat de politie nu geregeld over de schreef met algoritmes die (overigens heel matig) voorspellen waar mogelijk iets crimineels gaat plaatsvinden. Ook was in het communistische China sciencefiction lange tijd als vrij filmgenre verboden; vrijelijk speculeren zou zomaar eens de fantasie kunnen openbreken naar nieuwe mogelijkheden. Sciencefiction die wel werd gemaakt, ging juist over de fantastische ontwikkelingen die mogelijk zouden worden als de huidige koers gevaren werd. In een wereld waar onze vervlochtenheid met technologie een gegeven is, is het aan de kunsten om het gesprek te openen welke kant we ermee op willen.
Foto: Anna van Kooij