Hoe verder nu het ITS is weggevallen? Een groep studenten van de Toneelacademie Maastricht nam vorig jaar het heft in eigen handen met een eigen Festival Gemaakt, toen nog noodgedwongen online. Afgelopen weekend was de eerste live editie. (meer…)
Al sinds 2011 heeft Amsterdam een performancefestival dat, ondanks de populariteit onder kunstenaars van alle snit om zich weinig meer gelegen te laten liggen aan klassieke discipline-indelingen, nog steeds op erg weinig institutionele ondersteuning kan rekenen. Het werk van Sarah van Lamsweerde, The Publik Universal Frxnd (fka Richard John Jones), Toni Steffens & Sigrid Stigsdatter en Jeremy Wade leverde op 19 mei een prachtige avond op tijdens FLAM, dat zoals altijd plaatsvond in de Amsterdamse kunstenaarssociëteit Arti.
De vanzelfsprekendheid van kunst kijken en maken, de nood eraan dan wel de onzin ervan, de parallellen tussen persoonlijke, sociale, institutionele en politieke geschiedenis, de vraag naar de protocollen en hiërarchieën waarin ons kijken en aanvoelen is ingebed, de aandacht voor persoonlijke details en zogenaamde voetnoten bij het dominante verhaal – de performances deden keer op keer pogingen om de vanzelfsprekende lauwheid van een in toerisme en andere commercie badend Amsterdams centrum open te breken.
Sarah van Lamsweerde was met Sightless Seeing #5: Black Box nog het meest effectief, misschien ook omdat haar werk de avond opende en slechts voor twintig toeschouwers per keer te zien was. In een witgepleisterde tentoonstellingszaal met gefilterd avondlicht via de dakramen van Arti vraagt de blinde acteur Leroy de Böck aandacht voor een denkbeeldig bezoek aan het naar de rand van de stad verbannen archief van het voormalige Theater Instituut Nederland.
Plattegronden van het depot, met laser gestanst uit verschillende materialen zoals zwart fluweel, tule, theaterdoek en akoestisch noppenschuim, gaan eerst van hand tot hand, om daarna achter elkaar hangend in een piepkleine installatie een wonderlijk gevoel van diepte te creëren. De opengewerkte lapjes vormen een theater, waarin de coulissen zijn doorgetrokken en er geen plaats meer is voor levende acteurs. Alleen spoken, geesten en andere door ons op- of aangeroepen wezens kunnen er nog verblijven.
Terwijl De Böck zich oriënteert aan de hand van een lange lijst op microfilm in braille gestanste jaartallen, die hij om zijn nek heeft hangen als het meetlint van een kleermaker, haalt hij verschillende herinneringen op uit het archief. Ook de toeschouwers worden uitgenodigd om bij het voelen van de verschillende materialen eigen herinneringen te berde te brengen.
Het blijft relatief stil – alleen Van Lamsweerde en festivaldirecteur Rose Akras delen deze keer een herinnering – maar van de gezichten in het rond is de concentratie en de geraaktheid af te lezen. Zelf denk ik aan de actrice, danseres en performer Anat Geiger, die in de jaren negentig zo’n prominente rol speelde in het werk van Marcelo Evelin, en een dag eerder, teruggekeerd naar Brazilië, aan borstkanker gestorven is. Zal er ooit in het depot van de theatercollectie een dossier worden aangemaakt op haar naam? Of is de summiere vermelding in de theaterencyclopedie online voldoende?
Er staat daar geschreven dat ze ook veel met Bewth heeft gewerkt, en met collega-danser Mischa van Dullemen. Ik zag een duet ooit van hen twee, op een werfje aan de Hoogtekadijk. Wie zal ooit nog aandacht besteden aan de jaren negentig, toen hedendaags theater, dans en performance nog een vrolijk stemmende praktijk was, toen de podiumkunsten nog zo nu en dan de rest van Nederland wisten te bewegen? Van Lamsweerde, die moderne dans studeerde en Dasarts deed, verwijst aan het einde van deze Sightless Seeing op een liefdevolle manier naar een leraar van tijdens haar opleiding, de danser en dansmaker Jan Hessels, die in 1993 aan aids overleed.
Böck neemt het woord alsof hij Hessels is, verwoordt hem en zijn jaren tachtig, zoals de acteur eerder onder meer het wachten in de coulissen tijdens een eerste professioneel optreden van een danser in het Haagse theater Korzo in de jaren negentig verwoorde, met een zenuwachtig makende Jiří Kylián op de eerste rij. Andere figuren komen voorbij, zoals een marionet die nieuw leven wordt ingeblazen. Eigenlijk wordt het archief als geheel een wat kwestbare, maar trotste protagonist, zoals Böck zelf, bijgestaan door een zojuist bij Arti aangewaaide Oekraïense student architectuur als bevallige assistent.
Het belichamen van al die verschillende, vreemde en verre stemmen, die zonder poeha – de complexiteit van een historische verantwoording – als een gevoelswaarde worden geuit, maken een voorzichtig en open proces van toe-eigening mogelijk. Wiens geschiedenis is dit? Waarom besteden we hier nu aandacht aan? Waarom niet eigenlijk? Wat betekent die hang naar nieuw en nog nieuwer, dat hip willen zijn, heden nog, als we ons al niets meer herinneren van wat een generatie geleden deed?
Ook Publik Universal Frxnd verwijst naar het verleden van werk en leven van een kunstenaar in Not Yet. Louwrien Wijers, verwant aan Fluxus, werkte in de jaren zestig, zeventig en tachtig met Beuys samen en organiseerde in de jaren negentig een grote happening in het Stedelijk, Art meets Science and Spirituality in a changing Economy. Ook Jeremy Wade, die met een prachtig en ruig café chantant voor een allengs leeglopende benedenzaal van Arti de avond afsloot, refereerde aan een dierbare vriend, grote zus, met wie hij jaren doorbracht op de vuilnishoop van hun jeugd, ‘vomiting tar’.
Frxnd (niet te verwarren met de genderless Quaker prediker Publik Universal Friend) voerde een groot aantal door Wijers op papier geschilderde citaten op, die net als de voornoemde happening in het Stedelijk als een mental sculpture zouden moeten werken. Frxnd regelde niet alleen de leestijd, maar zorgde in een prachtige uitdossing met enorme pruik voor een ander soort aandacht, waardoor de teksten, die gaan over de relatie tussen kunst en leven en het vermogen van de kunst om iets te veranderen, zachter landen.
Maar het samen in stilte lezen heeft eigenlijk veel meer tijd nodig, terwijl de teksten zelf misschien ook wel meer eigen tijd vergen. Het maakte mij eerder sceptisch toen aan het einde van de performance Lawrence Weiner werd aangehaald: Change the structure, don’t decorate. Het voelt alsof het samen oefenen, waartoe allerlei vormen van levende kunst aanzetten, zijn slag verloren heeft als we zo uitdrukkelijk moeten gaan zitten oefenen, en daarvoor dan ook nog te weinig tijd hebben.
Puddles the Pelican, het alterego van Wade dat optrad met pianist Sunny the Sea Anemone aka Quentin Tolimieri en drummer Liliana Zieniawa, roept een post-apocalyptische wereld op, die eigenlijk heel dichtbij voelt. Zoals Amsterdam een resort is geworden, zo bericht Wade als een zingende bird vanaf het dek van een cruiseschip op een volle zee, die roestbruin kleurt. Op weergaloze wijze weet hij te laveren tussen druilerige clown en gevoelige chansonnier, tussen entertainer en prediker, tussen rücksichtlose provocateur en publiekslieveling. Zijn teksten zijn eindeloos raak, maar ook zijn spel met stem en rol, en de vraag voor wie of wat hij dit nu staat te doen, zijn buitengewoon.
De manier waarop Wade echte stiltes laat vallen, werkelijk leegte toelaat in zijn optreden, zichzelf onderbreekt en onderbreekt en het publiek deelgenoot maakt van zijn visie op een zich langzaam onttakelende wereld, verraden zijn achtergrond in de performance. Tegelijkertijd blijkt de choreograaf, zoals hij zichzelf op zijn website omschrijft, vanuit zijn tenen overtuigd van de noodzaak van grappen en grollen, verhalen en liedjes, het voorspiegelen van morbide visioenen en het ophalen van giftige herinneringen. Twee dagen later ben ik, uitgenodigd door een vriend, in de Stadsschouwburg aka ITA waar het Berliner Ensemble een nieuwe Dreigroschenoper doet, van de Australische regisseur Barrie Kosky. De overeenkomsten tussen beide optredens qua oude toon gemixt met een postdigitaal ritme en bewustzijn zijn talloos en verbijsterend.
Waar Frxnd en Wade grote hoeveelheden tekst gebruikten om verschillende gevoelslagen tegen elkaar uit te spelen, en een uit- of afgesteld aanwezig zijn terug te halen, bewandelen Toni Steffens en Sigrid Stigsdatter met Spinner de omgekeerde weg. Handelingen worden zorgvuldig ontkoppeld van de gebruikelijke handelingslogica, om dan ‘los’ opnieuw ingebracht te worden. Als toeschouwer word je gedwongen een eigen spel met associaties te plegen, de potentie van het handelen te zien, zonder vooruit te lopen op een afloop, het al te weten. De twee performers spelen met een uit elkaar gehaald ijzeren frame en andere verwijzingen naar de logica van betekenisleer, zoals het spiegelen en de symmetrie, beeldrijm en fenomenologie, maar ook door in de structuur van het verloop – maar ook bijvoorbeeld van hun kostuums – terugkoppelingen en verspringingen in te bouwen.
Het is ontroerend deze deconstructie zo zorgvuldig te zien worden uitgevoerd, al lijkt het objectiverende van de witte tentoonstellingsruimte naar 19deeeuwse traditie hen tegen te werken. Een eerdere versie in Dansmakers (Spinner is een goed voorbeeld van werk dat door corona eindeloos werd uitgesteld, en het nu met een enkele presentatie moet doen in Amsterdam) profiteerde juist van de inzet van licht en donker, het bij uitstek theatrale van verschijnen en verdwijnen.
Het suggereren vergt een hele precieze setting, een complexe afstemming van woord, gebaar, lichamen, tijd en ruimte. Dat afstemmen en tegelijkertijd verstoren van de eigen inzet in relatie tot een levende, beweeglijke, variabele context, het steeds weer hernemen, eigen aan veel van de performances van deze avond, heeft een direct verband met het postdramatisch theater en het werk in de tradities van bijvoorbeeld Art&Pro, Discordia, de mime en het objecttheater. Is het niet tekenend dat na meer dan zeventig jaar van dit soort werk er nog steeds geen breder forum of platform is in Amsterdam, waar die verschillende tradities en nieuwe, vaak dwarse telgen samen worden getoond, er voor dat brede aanbod, dwars door muziek en geluid, theater, beeldende kunst, film, video en digitale kunst, iemand of iets verantwoordelijkheid weet te nemen?
Afwezigheid, commemoratie en de vraag hoe iets opnieuw, of op een betere, meer gevoelige manier aanwezig te stellen, speelden in alle vier de performances tijdens FLAM (Forum for Live Art Amsterdam) een belangrijke rol. De spoken en geesten die in alle performances aan- en opgeroepen werden, stemden uiteindelijk weemoedig, meer dan dat ze spannend waren of hip. Maatschappij Arti et Amicitiae, dat van de verenigde leden eigenaren van het gebouw maakt, vormt een uitzondering op de regel. Voor de speelse provocaties van een door kunstenaars gedreven plek lijkt weinig bestaansruimte meer te zijn, ook in deze hoofdstad.
Het teruggrijpen op vroeger helpt daar weinig aan. De liefde die in het proces van herinneren, belichamen en aanwezig stellen wordt gestopt, werkt aanstekelijk, maakt bewust en doet goed. Maar of deze inzet op kan tegen de logica van het grote, globale geld is zeer de vraag. Frxnd citeerde tijdens Not Yet ook Karl Lagerfeld, dat je met experiment veel geld het raam uitsmijt, maar dat dat dan via de voordeur weer binnenkomt. Van dat smijten is op dit moment in Nederland geen sprake. De vette jaren zijn voorbij.
Foto: Sightless Seeing#5: Black Box van Sarah van Lamsweerde ism Leroy de Böck, Thomas Lenden