‘Wij worden genaaid. Wij allemaal. Al jaren’, concludeerde Eric de Vroedt gisteren op de Solidariteitsavond in Internationaal Theater Amsterdam vanwege de aanstaande bezuinigingen op het Fonds Podiumkunsten. De artistiek leider van Het Nationale Theater sprak over ‘een jarenlang dedain’, ‘een sluipende afbraak die al tien jaar, misschien wel langer, bezig is’. Lees hieronder zijn hele speech. 

“Goedenavond allemaal, beste collega’s.

Velen van jullie hebben vandaag waarschijnlijk een subsidieaanvraag ingediend. De afgelopen weken heb je erop gezweet. Dagen doorgehaald. Nachtenlang geploeterd. Gescholden. Wanhopig naar het witte scherm gestaard. Angstvallig het aantal woorden in de gaten gehouden. En stiekem vooral gedacht: zit ik straks bij de 40% lucky ones? Of bij die 60% die ander werk moet gaan zoeken?

Of je bent misschien van een van die instellingen die slim dacht te zijn. Die z’n heil elders in de sector zoekt. Die zich, zoals helaas 68 anderen, tracht heruit te vinden als 1 van de 15 ‘ontwikkel-instellingen’ – whatever that may be!

Of je bent misschien een student die – en jullie zijn al met zovelen– dit werkveld met angst en beven tegemoettreedt: moet ik straks deze eroderende ruimte betreden? Deze veldslag aangaan? Hoe kom ik straks op verjaardagsfeestjes en schoolreünies in godsnaam m’n succesvolle jeugdvrienden nog onder ogen?

Of je bent – zoals ik – een BIS-man of -vrouw, angstvallig naar deze Soldariteitsavond gekomen om maar niet beschuldigd te worden van het ‘in de steek laten van de kleintjes’. Niet ervan beschuldigd te worden ‘een neoliberale collaborateur’ te zijn, ‘een marionet van de macht’. Nee, ik ben voor jullie, keer je alsjeblieft niet tegen mij.

Zit er nog een cultuurwoordvoeder in de zaal? Van de SP? Partij voor de Dieren? 50+! Oh vader, waarom heeft u ons verlaten?! Gelukkig ben ik getrouwd met de theaterchef van de Volkskrant – zit er nog een beetje toonaangevende pers in de zaal. God, hoe lang nog voor de borrel? Als ik geen aderverkalking had, zette ik ‘t op een zuipen.

Kunnen we nog dieper zinken? Moeten we ’t hier nou echt hebben over die rottige 8,6 miljoen? Of over die 15 miljoen? Of over die 20,5 miljoen? Of samen dus over die 35 miljoen? Of eigenlijk over die 200 miljoen die Datsja-leugenaar Halbe met steun van Geertje-minder-minder van ons jatte?

Of moet ik ‘t over iets groters hebben? Over het jarenlange dedain? Over de sluipende afbraak die al tien jaar, misschien wel langer, bezig is. Over “al die lege zalen met tien mensen op de eerste rij” van Mark Rutte? Over de “subsidie-slurpers” van de PVV die door de VVD wel effe van het “subsidie-infuus” zouden worden gehaald? Of over “het bloemencorso” en “de volkscultuur” van Thierry Aartsen? Over de kunstenaars die volgens de Boreale Baudet “ons land vernietigen”– de enige die ons nog serieus neemt. Mensen, wij kunnen dit land vernietigen!

Is het probleem niet allang glashelder: wij worden genaaid. Wij allemaal. Al jaren. Nu pakken ze de kleintjes, maar, wacht maar af, straks zijn de zogenaamde ‘groten’ aan de beurt (die overigens nu net zo goed worden gepakt doordat stijgingen van cao-lonen en alle vaste lasten niet worden gecompenseerd). Want ze moeten ons niet. Want wij zijn overaanbod. Zo worden wij al ruim tien jaar met veel succes geframed. Met een geniepig rotwoordje – dat nota bene in dit gebouw door een goede collega vleugels is gegeven. Als theatermakers zijn wij overaanbod. Wij zijn te veel. Niemand zit op ons te wachten. We mogen blij zijn dat we nog een beetje geld krijgen. Wij worden namelijk gedoogd. Want wij willen zo nodig voor die lege zalen staan. Met onze onzin. Onze linkse onzin. Onze overgevoelige onzin. Onze hysterische onzin. Wij zijn overbodig. Helaas lukt ‘t niet zo goed ons uit te roeien, wij zijn een soort onkruid.

Wat is dat toch voor mythe? Hoe is die fabel zo hardnekkig geworden in onze sector? Zo sterk dat we die kletspraat zelf zijn gaan herhalen? Ja, natuurlijk zijn er te veel groepen. In elk rapport van elke adviesraad komt het uitentreuren terug. In elke brainstormsessie wordt het wel genoemd. In elk sectoroverleg is de bottomline: het is TE VEEL. Wij zijn collectief gaan geloven in onze eigen overbodigheid.

Zijn er te veel tv-programma’s? Jazeker. Zijn er te veel Netflix-series? Nou en of. Zijn er te veel pindakaasmerken? Absoluut. Te veel politieke partijen? Natuurlijk. Te veel Olympische sporten? Vast en zeker. Binnenkort komt paaldansen erbij. Waarom klaagt men nooit over overaanbod bij voetbalclubs, automerken, websites of koffiebars? Omdat overaanbod een onlosmakelijk consequentie is van ons maatschappelijk stelsel. In onze killereconomie is overaanbod de enige overlevingsstrategie. Alleen door overaanbod te produceren ben je aanwezig. Je plempt 100 series op je kanaal en 10 stijgen erboven uit en trekken massaal publiek. 50 anderen blijven klein, maar zijn misschien wel veel beter. Elke bubbel z’n eigen serie. Elke smaak z’n eigen ster. Iedereen wordt bediend. En samen vormen we een gigantische creatieve piramide.

Maar nee. Zo werkt ‘t kennelijk niet bij ons. Wij zijn overaanbod. In ons moet hoognodig gesneden worden. Dat hebben we zelf jarenlang uitgedragen. Want we dachten: we snijden die zwakkere broeders weg, de al te grote extremen ook. Het is geen bejaardentehuis; dank voor uw jarenlange diensten. We dachten: dan houden we over wat goed is. En het gezamenlijke publiek gaat dan naar die overgebleven groepen. Het overgebleven geld wordt aan hen toegevoegd. De mindere speelplekken over hen verdeeld. Wat sterk is zal verder groeien. Lang leve de topkunst!

Wat een godvergeten leugen is dit gebleken. In 2012 is het hakken echt goed begonnen. Klats: 200 miljoen bij het Rijk weg, het hele uitgedachte systeem naar de gallemiezen. Bij gemeentes en provincies: klats 275 miljoen weg. En wij vingen dat half miljard minder braafjes op: met overuren, schijncontracten en een hoop kunst- en vliegwerk. We stortten ons op een serie opdrachten om ons bestaansrecht maar te bewijzen: Publiek, Diversiteit, Engagement, Educatie, Regio’s, Ondernemerschap. Als dank: een paar doekjes voor het bloeden en een hoop burn-outs. Maar het hakwerk ging gewoon door. 60% van jullie heeft z’n aanvraag voor niks geschreven. Snappen we nou echt niet dat Tweede Kamer, minister en ministerie het eigenlijk hartstikke goed vinden dat er straks door de verplichte Fair Practice minder aanbod komt? EINDELIJK! Dat er door de verschuiving van Fonds naar BIS uiteindelijk minder groepen overblijven? HÈ HÈ! ‘T WERD TIJD.

En wij maar denken dat ‘t een misverstand is. Dat we onze bestuurders moeten helpen het te begrijpen. Dat ze met goede bedoelingen het verkeerde doen, per ongeluk. Maar de waarheid – de door hun acties getoonde waarheid – is: ze zijn dolblij dat ze eindelijk een paar sluiproutes hebben gevonden om ons nog een kopje kleiner te maken. Ze zijn dolblij dat we met z’n allen in ons eigen mes lopen. En ze wassen hun handen in onschuld. Want Fair Pay, dat wilden jullie toch zelf?! En minder Fonds en meer BIS stond toch in jullie eigen advies?! En overaanbod, daar zeiken jullie zelf toch al jaren over?!

De waarheid is: wij staan met lege handen. We hebben geen vrienden in Den Haag. We hebben geen ministerie dat zich werkelijk om ons bekommert. We hebben een minister die – supersympathiek – alle premières afstruint en na afloop met ons op de foto gaat, maar als ‘t erop aankomt, niks voor ons doet. Kamerleden schofferen ons liever dan dat ze ons steunen. Ze denken dat we verwende kindjes zijn die een lekkere provocatie wel kunnen gebruiken: denk je nou echt dat jouw orkest beter is dan het bloemencorso?! Zet je subsidie maar eens op je toegangskaartjes! – ROT TOCH OP, WIJ ZIJN GEEN KINDEREN.

Ik ben geen overaanbod.

Jullie zijn geen overaanbod.

Je buurman is geen overaanbod.

Ik ben een theatermaker.

Jij bent een componist.

Je buurvrouw een choreograaf.

Overaanbod?

We maken kunst.

En dat doen we niet vanwege het geld of voor die rottige subsidie. De stiekeme waarheid is: die kan ons geen ene moer schelen. Want wij moeten ons werk maken. Omdat we het niet laten kunnen. Omdat dat is waarvoor we bestaan. Korte nachten, maatschappelijke hoon en stuklopende relaties hebben we ervoor over. Om uit het niks kunstwerken te scheppen. Om aan de chaotische werkelijkheid vorm te geven. Om te creëren. Ze mogen van ons verwachten wat ze willen maar wij kúnnen en zullen niet minderen of matigen. Ik maak mijn werk zolang ik mijn publiek in de ogen aan kan kijken. Zolang ik mijzelf in de spiegel aan kan kijken. Zolang mijn artistieke geweten mij nog gedoogt.

Ik ben kunstenaar. En net als iedere burger van dit rijke land meen ik recht te hebben op fatsoenlijke betaling. En op een minister die voor mij strijdt. Die een visie heeft op deze sector. Die weet wat er speelt. Die naar wegen zoekt om makers optimaal te faciliteren. Die middelen vrijmaakt om publiek en makers op nieuwe manieren samen te brengen. Die innovatie en experiment stimuleert. Die de allermooiste kunst wil laten bloeien. En die wil dat zoveel mogelijk mensen daarvan genieten. Misschien is het te veel gevraagd. Het minste wat we kunnen verwachten is toch wel enige wezenlijke belangstelling. Een minimum aan respect. Kunt u ons alsjeblieft behandelen als de keihard werkende professionals die wij zijn? Die letterlijk dag en nacht werken om unieke kunstwerken te maken? Kunstwerken die mensen raken, inspireren, iets leren, betekenis geven, optillen uit het dagelijks bestaan.

Wij gaan alleen overleven als we het mythische monster van het overaanbod in de bek spugen en grootschalig investeren. Als we ons radicaal vermeerderen en ons opdringen. Niet minder, maar meer voorstellingen spelen – dat hebben we in Den Haag gedaan. Niet bescheiden zijn. Niet je terugtrekken in je schulp. Juist grootschaliger denken. Nog brutaler fantaseren. Het onmogelijke eisen en organiseren. Nog meer vaste acteurs en regisseurs. Elkaar opzoeken en ondersteunen. Samen bouwen, bundelen, fuseren desnoods! Samenwerkingen zoeken met de hele stad. De wijk intrekken en bewoners aan hun kragen naar de zalen trekken. Voorstellingen toegankelijk maken voor doven, blinden en eenzamen. De kracht van theater samen vieren. Wat staan we toch te treuzelen! Er ligt een hele wereld voor ons open. Wat staan we onszelf toe te willen?

Want er is natuurlijk helemaal geen overaanbod. Er is ondervraag. Dat klinkt als een socialistische redeneertruc, maar het grootste probleem in onze sector zit aan de vraagkant, bij de noodlijdende theaters en onder water staande schouwburgen. Die gefinancierd worden vanuit gemeentelijke middelen. Door gemeentes die overstelpt worden met rijkstaken en vaak zwaar moeten bezuinigen. Die wel graag prestigieuze theatergebouwen neerzetten maar geen budget meer hebben voor kwalitatieve programmering. Heeft de minister een oplossing voor dat veel wezenlijker probleem?

En als je dan toch per se van overaanbod spreken wil, laat ‘t dan gaan over het slechte aanbod, dat het kwalitatieve aanbod vervuilt, maar desondanks niet kan worden afgevloeid. Praat dan over niet-gelukte voorstellingen die toch 40 keer moeten spelen om de targets maar te halen. Praat over bepaalde vrije jongens en avonturiers die gemakzuchtige rommel op de markt brengen. Kan er niet eens een commissie of denktank een systeem verzinnen waarbij niet-gelukte voorstellingen makkelijker kunnen worden afgevloeid, zonder dat dat meteen tot faillissement of fatale subsidiekorting leidt?

Want dat is de andere kant: als wij niet meer het slachtoffer willen zijn van getallen, zaaglijnen of ondoordacht beleid dan zullen we elkaar inhoudelijk sterker moeten aanspreken. Dan mogen we het artistieke debat niet langer uit de weg gaan. Dan zullen we het gesprek over kwaliteit en ambacht nieuw leven in moeten blazen, hoe ingewikkeld en pijnlijk soms ook. Dan zullen we de lat voor toelatingsexamens en audities moeten verleggen, de kritieken in de kranten moeten koesteren. Niet alles en iedereen is goed. Niet iedereen is kunstenaar. Sommige groepen zijn inhoudelijk op. Sommige makers moeten dringend een opfriscursus of op sabbatical. Menig artistiek leider is na tien jaar over zijn hoogtepunt heen. Maak plaats – op inhoudelijke gronden.

Zolang deze sector zelf geen agenda heeft op doorstroming en uitstroming doet de politiek het voor ons. Niet op inhoudelijk-artistieke gronden maar via procedures en geniepige verschuivingen. Laat ons vechten tegen deze zoveelste bezuiniging. En pleiten voor meer investeringen in onze sector. Maar laat ons ook strijden voor grotere inhoudelijke strengheid. Laat het debat eindelijk eens gaan over artistiek inhoudelijk waarden en laat ons daar ook consequenties uittrekken. De ongemakkelijke waarheid is: niet iedereen verdient een positief advies. Niet iedereen is na 10, 20 of 30 jaar nog urgent en geïnspireerd. Zolang we dat niet eerlijk en scherp tegen elkaar durven te zeggen, zolang we commissies en Raden die dat proberen te zeggen via beroepsprocedures ondermijnen, zolang wij maar blijven doen alsof iedereen van ons maar geweldig is – zolang tonen wij onze onmacht.

Laat ons straks borrelen – immers het hoofdprogramma van deze avond. En laten we toasten op de mooiste artistieke dromen en de meest hemelbestormende ideeën die vanmiddag zijn ingediend. Laten we samen strijden voor investeringen en rechtvaardigheid. En laat het debat over ons werk op volle sterkte losbarsten.”

Foto: Tim Hillege