Constant Meijers, oud-hoofdredacteur van Theaterkrant en voormalig adviseur bij de Raad voor Cultuur, reageert op de veelbesproken subsidiebesluiten van het Fonds Podiumkunsten en de Raad voor Cultuur. ‘Er is iets grondig mis met de huidige systematiek’.

Als 62 aanvragers in een klap hun meerjarige subsidie verliezen, waarvan 37 al na één ronde, en een vrijwel complete generatie mid-career theatermakers dreigt te worden weggevaagd, waaronder vaste waarden als De Warme Winkel, Wunderbaum en Bambie, en maar liefst 53 theaterinstellingen hun eerste schreden mogen zetten op het wankele pad van de vierjarige subsidie – dan is er iets grondig mis met de systematiek die tot deze uitslag heeft geleid.

Tijdens de openingsmanifestatie ter gelegenheid van de afgelopen editie van het Nederlands Theater Festival beklom een groot aantal theatermakers het podium van De Kleine Komedie om te protesteren tegen de kaalslag die dreigt te ontstaan als gevolg van de onlangs uitgebrachte subsidieadviezen van de Raad voor Cultuur (RvC) en het Fonds Podiumkunsten (FPK). Over de hele breedte van het podium hielden ze een spandoek omhoog met het woord ‘kapitaalvernietiging’.

Dit protest is een reactie op de onlangs door de RvC en het FPK uitgebrachte vierjarige subsidieadviezen. Bij de Raad leiden de adviezen tot twaalf nieuwkomers en negen afvallers, weinig verandering ten opzichte van de vorige periode. Bij het FPK pakken de adviezen dramatisch anders uit: van de 273 aanvragen ondersteunt het Fonds er 127. Daarvan zijn er 53 nieuw. Een nooit eerder vertoond aantal van 62 aanvragers verliest zijn subsidie, ruim 40 procent. Daarvan zijn 44 instellingen onder de zogenoemde zaaglijn terechtgekomen. Dat betekent dat ze een positief advies hebben gekregen, maar wegens ‘ontoereikend budget’ geen geld krijgen. Populair vertaald: goed gewerkt, hou er maar mee op.

Dat wrede lot treft in deze ronde vooral de mid-career theatermakers waardoor het middensegment van de productieketen vrijwel in een keer wordt weggevaagd. Daaronder groepen als Wunderbaum, De Warme Winkel en Bambie. Groepen die niet alleen een prachtige staat van dienst en een trouw publiek hebben, maar ook als voorbeeld en inspiratie dienen voor de generaties die hen volgen. Tot overmaat van ramp worden ook nog 37 van de 70 aanvragers die een ronde geleden voor de eerste keer vierjarige subsidie kregen nu alweer buitengesloten. Onbegrijpelijk als je weet dat een instelling ongeveer acht jaar nodig heeft, twee subsidietermijnen dus, om een organisatie op poten te zetten en een publiek aan zich te binden. Over kapitaalvernietiging gesproken.

Het FPK dankt zijn bestaansrecht aan een dubbele opdracht: zorgen voor continuïteit en voor doorstroming in de sector. Maar hier lijkt de God van de slachting aan het werk geweest, om de titel van een succesvol theaterstuk aan te halen.

Als de gevolgen zo ingrijpend zijn, hoe heeft dit dan kunnen gebeuren? Hebben bewindspersonen, beleidsambtenaren en adviescommissies zitten slapen?

Dat niet, maar zij hebben keuzes gemaakt waarvan zij de gevolgen onvoldoende hebben doorzien. Zo heeft staatssecretaris Uslu gemeend dat na de coronapandemie de cultuursector niet te veel mocht worden opgeschud, rust en continuïteit waren geboden. Het FPK heeft die opdracht vertaald door prioriteit te geven aan de inhoud van de ingediende plannen. Prestaties uit het verleden werden naar het tweede plan verschoven. In de praktijk blijkt dit zeer ten nadele te hebben uitgepakt voor aanvragers die al langer op basis van vierjarige subsidies werkten.

Ook de nadruk op ‘geografische spreiding over het Koninkrijk’ heeft voor veel groepen die in grote steden zijn gevestigd nadelig gewerkt: aanvragers met een ‘inbedding’ buiten de grote steden kregen een streepje voor. Met inbedding werd bedoeld dat een instelling niet alleen buiten de grote steden is gevestigd maar daar ook daadwerkelijk produceert. Het is een voorwaarde die aansluit bij het vorig jaar maart uitgebrachte rapport Elke regio telt! waarin de Raad voor de leefomgeving en de infrastructuur, de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving en de Raad voor het Openbaar Bestuur de overheid adviseren om ‘stevige veranderingen in het rijksbeleid door te voeren om onwenselijke verschillen tussen regio’s te ondervangen’. Niet langer dient nieuw beleid vanuit de Randstad te worden aangevlogen, maar vanuit de verschillende regio’s.

Een derde keuze die tot deze buitensporige uitslag heeft geleid is de ontschotting van de beoordelingscommissies. Ging het bij de samenstelling daarvan voorheen vooral om diepgaande kennis van het veld, tegenwoordig ligt de nadruk op ‘diversiteit aan kennis en ervaring, vanuit verschillende disciplines en genres en met een brede samenstelling wat betreft gender, leeftijd, culturele achtergrond en woonplaats’. Kortom, ook hier hebben juridische voorwaarden de inhoudelijke overvleugeld.

Om het de theatersector nog moeilijker te maken heeft het nieuwe parlement besloten om de btw in de cultuursector te verhogen van 9 tot 21 procent, een kostenverhoging die in alle lagen voelbaar wordt, tot en met de toegangsprijzen. Tegelijkertijd wordt van instellingen verwacht dat zij de salarissen en de toegankelijkheid verhogen. De wens van Uslu om rust en continuïteit te bevorderen is uiteindelijk een zeer vrome gebleken.

Lisa Verbelen van de groep BOG, een zeer bijzondere groep makers die na twee subsidieperiodes al met opheffing wordt bedreigd, verwoordde het tijdens het protest in De Kleine Komedie kort maar krachtig: ‘Midden in je vlucht afgeknald worden is geen cultuurbeleid, dat is kleiduifschieten.’

Foto: Sofie Knijff – Het Zomeroffer van De Warme Winkel