De voorbije jaren zijn de discussies over de representatie van vrouwen in het westerse – vooral door witte mannen geschreven – theaterrepertoire in een stroomversnelling gekomen. Die discussies hebben inmiddels tot evenveel verfrissende inzichten en nieuwe interpretaties als uitzichtloze ruzies en moralistische patstellingen geleid, zowel in academische kringen als rond de tafel in repetitieruimtes. (meer…)
Valt er voor een komiek eer te behalen aan een onderwerp als wattenbolletjes, een pyjama, een sok, een stukje zeep, een presse-papier of een kreeft in een aquarium? Voor de gemiddelde comedian niet, die heeft het toch liever over de verschillen tussen man en vrouw, over zijn seksuele veroveringen of smartelijke mislukkingen. Maar Jerry Seinfeld is geen gemiddelde comedian. Hij is er een van de buitencategorie, zeker als we naar zijn piekperiode kijken, de jaren tachtig en negentig. Vlijmscherp in zijn mildheid, oergeestig en dat zonder een enkele ‘fuck’, ‘cunt’ of ‘asshole.’
In mijn ogen bestaat er geen beter cadeau dan een presse-papier om iemand duidelijk te maken dat je geen seconde over een cadeau hebt willen nadenken. Waar werken de mensen eigenlijk, van wie de papieren de hele dag van hun bureau waaien? Staat hun kantoor in een laadbak van een pick-uptruck op de snelweg? Typen ze in het kraaiennest van een klipper? Wat moet je in godsnaam met zo’n presse-papier? Waar komt die wind vandaan?
Nou, vooruit…, nog eentje van de honderden stukjes uit het boek Is dit wat? waarvoor Jerry Seinfeld zijn archief met handgeschreven comedy-verhaaltjes heeft leeggeschud en chronologisch heeft gerangschikt.
Ook zoiets: onze houding jegens kreeften. Het volstaat niet ze te vangen, te doden en op te eten. We willen een restaurant binnenlopen. En voor dat aquarium gaan staan, waar ze ‘m al zitten te knijpen.
‘Hmm, misschien neem ik een hamburger. Maar misschien…’
En dan worden ze pas echt nerveus. Dat zie je. Ze doen hun stinkende best zo onopvallend mogelijk te blijven. Ik zag er eens een in overall, die deed alsof hij de binnenkant van het aquarium schoonmaakte.
‘Ik werk hier hoor. Ik sta niet op het menu.’
De andere kreeften lachten hem uit.
‘Ja, lach maar. Ik hou het hier al negen jaar vol.’
Stand-upcomedians komen elkaar om de haverklap tegen in de clubs, waar op een avond minimaal vier komieken in de hun toebedachte twintig minuten het publiek plat proberen te krijgen. Als zij hun stukje hebben gedaan, hollen ze vaak naar de volgende club verderop in de stad, waar ze weer andere collega’s tegenkomen. Natuurlijk is er concurrentie. Ze trekken de haren uit hun hoofd en denken: ‘waarom heb ik dat nou niet bedacht?’, als ze vanachter het gordijn van het piepkleine podium horen hoe een collega een onnozel onderwerp tot een goudstaaf weet om te vormen.
Maar er is ook collegialiteit. ‘Is dit wat?’ (‘Is this anything?’) vraagt de ene comedian aan de andere over de bits waarmee hij aan een nieuwe set probeert te bouwen. En diezelfde collega zal hem na een tijdje vragen: ‘En deed het wat?’
Als tiener in Long Island, New York in het midden van de jaren zestig, zat Jerry Seinfeld met een kom ontbijtgranen op schoot op een halve meter van de televisie te kijken naar de Ed Sullivan Show, waar een komiek optrad in donker pak met stropdas. Dat wilde hij ook. Hij maakte tenslotte zelf ook wel grappen in familiekring. Maar het leek hem onvoorstelbaar dat hij zoiets ooit zou bereiken. Voor hem stonden comedians gelijk aan astronauten en olympische atleten. In de stad zag hij een paar jaar later voor het eerst een comedian live. De totaal geschifte Andy Kaufman vertelde een verhaal terwijl hij op een conga sloeg. Hij begon te huilen en trommelde verder op de maat van zijn gehuil. Weer een zaadje geplant. De laatste zetjes werden gegeven door het boek The Last Laugh en de film Lenny over Lenny Bruce. Seinfeld ging serieus aan de slag en maakte in de jaren zeventig zijn minuten in clubs als The Improv en Catch a rising star.
Het bewijs dat we niets begrijpen van de dood is dat we overleden mensen een kussen geven. Denken we soms dat ze ongemakkelijk liggen? Kom op zeg, als je dán nog geen rust kunt vinden..
Het lijkt me onwaarschijnlijk dat een kussen veel verschil maakt. Heeft hij morgen een vergadering? Wil hij tijdens die vergadering een dutje doen? We moeten toch eens een beter idee krijgen van waar die mensen heen gaan.
Op 6 mei 1981 liep Seinfeld enigszins stijfjes het podium op van The Tonight Show met Johnny Carson. Zes minuten later liep hij onder aanhoudend applaus weer terug naar het gordijn. Boven het geklap uit vroeg Carson de komiek terug te komen voor een buiging. Hij was geslaagd voor zijn comedian-examen.
Seinfeld geeft simpele dagelijkse ervaringen een absurde draai. Hij zou het wel goed kunnen vinden met Herman Finkers. Met dat simpele, maar uiterst smakelijke recept wist hij samen met zijn comedyvriend Larry David de bazen van televisiestation NBC over te halen om een serie te maken over een comedian op zoek naar nieuw materiaal. Een stukje stand-up vormde in de meeste afleveringen de aanloop naar een fase uit het doodnormale en toch zo bizarre leven van Seinfeld, zijn ex-vriendin Elaine, buurman Kramer die geen enkele gêne kent en de onbeholpen schoolvriend George.
Nadat de immens populaire serie in 1998 was afgesloten (met de vier vrienden in de bak, omdat ze in hun leven zoveel mensen hadden beledigd en onheus hadden behandeld), nam Seinfeld een rustpauze van een paar jaar. Hij trouwde, kreeg kinderen en spaarde verder aan zijn autoverzameling. Hij hoeft, net als Larry David, de rest van zijn leven niet meer te werken. De miljoenen stromen nog steeds binnen door de herhalingen over de hele wereld. Maar het podium begon toch weer te lonken. Ook in de hoofdstukken ‘De jaren 0’ en ‘De jaren 10’ staan absolute briljanten, zoals een stukje over terrorisme:
Wat in ons voordeel werkt in deze oorlog is dat we veel van die filmpjes hebben over terroristen in hun opleidingskampen. Hoe we aan die filmpjes komen weet ik niet, maar we hebben ze wel. En het belangrijkste dat we er volgens mij van kunnen leren is hoeveel nadruk die terroristen op klimrekken leggen. Is er ooit weleens een oorlog geweest, waarbij de beslissende slag werd uitgevochten in een speeltuin?
‘Ik heb een vrijwilliger nodig om die schommel in te nemen.’
Als je het mij vraagt, moeten wij ons vooral op de wip richten. We hebben meer dan genoeg dikke kinderen in dit land, die op het ene uiteinde kunnen zitten om zo’n magere terrorist in de lucht te houden.
Zit-ie daar te schreeuwen: ‘Hé, laat me naar beneden, laat me naar beneden.’
‘Ja, daar zit je nou met je bomschoenen.’
Seinfeld verslaat het gros van zijn collega’s nog steeds op punten, maar toch haalt hij in zijn post-Seinfeld periode niet meer het constant hoge oude niveau. In de tv-serie Comedians in Cars Getting Coffee leunt hij erg op de inbreng van zijn collega’s als hij met ze in de auto en in het café in gesprek gaat over het comedy-vak. Zijn show 23 Hours to kill, die op Netflix te zien is, heeft veel matige momenten. In het laatste hoofdstukken van Is dit wat? komen we erg veel huwelijksoverpeinzingen tegen, die lang niet allemaal even interessant zijn. Maar toch is het een perfect boek voor op het nachtkastje. Elke avond tien stukjes, de stem van Seinfeld erbij bedenken en je gaat tevreden slapen.
Is dit wat? van Jerry Seinfeld, Spectrum/Uitgeverij Unieboek, Amsterdam, 476 pagina’s, € 24,99, Ebook € 14,99. Foto boven: Jerry Seinfeld in 23 Hours to Kill (Netflix).