Twee vrienden – geestverwanten en tegenpolen – schrijven elkaar een crisis door. Niet zozeer de coronacrisis (die óók – maar dat is achtergrond, context, scenografie), elk ondergaat een persoonlijke, existentiële crisis. Crises die hun hele leven al worden voorgesorteerd en zich nu, wellicht aangewakkerd door de ander en de vervreemdende coronatijd, voltrekken.
Ik wilde je een zachte brief schrijven is een trage dialoog in enveloppen. Vanaf eind oktober tot half januari viel er wekelijks bij tweehonderd meelezers een envelop op de mat, met daarin steeds een brief. De brieven zijn afwisselend geschreven door G. en J. – Greg en Jibbe – alterego’s van theatermakers Greg Nottrot en Jibbe Willems. In een prachtig vormgegeven cassette van Christina Coridou stapelde zich in twaalf weken een filosofische dialoog op, waarin twee personages zichzelf in woelige tijd opnieuw uitvinden.
De een moet afstand nemen, de dagelijkse routine van ondernemen, verdienen en gezin doorbreken. Hij vertrekt, richtingloos aanvankelijk en zonder plan, trekt langs de periferie van dit continent, verdwijnt zelfs even. De ander, een losgezongen kunstenaar-in-opspraak, moet juist aarden, zich ergens aan vastklauwen, vaste grond vinden. Hij schuilt even in de leegte die de ander achterlaat, maar past niet helemaal (of helemaal niet) in het gat van de ander. Zodra de een beseft dat hij terug moet komen, realiseert de ander zich dat hij moet vertrekken.
De anekdotische lijn van enerzijds weggaan en anderzijds stilstaan, is aanleiding voor filosofische overpeinzingen over zingeving, kunstenaarschap en (zelf)liefde – en in hoeverre je (nog) in staat bent eigenaarschap te nemen over je eigen keuzes, je eigen leven. Beiden begeven zich op een vacuüm tussen doorgaan en veranderen, een spanningsveld tussen Angst en Verlangen. Treffend is de vergelijking met glas: als dat de juiste temperatuur bereikt wordt het vloeibaar, beheersbaar en kneedbaar. Maar alle hitte koelt af, concludeert J. ‘Misschien is dat precies wat tijd is: Als je jong bent, lijkt alles nog vormbaar, tot alles wat je je voor kan stellen. En dan, je hebt het moment gemist, loop je rond in je gestolde leven. Wanneer je dan iets wil veranderen, valt het in scherven uit elkaar.’
De twee helpen elkaar de crisis in, en als je crisis als een noodzakelijkheid ziet voor catharsis, kan je dat ‘helpen’ letterlijk nemen. Waar we misschien geneigd zijn onze dierbaren voor crises te behoeden, speelt dit concept met het idee dat daadwerkelijke vriendschap, echte liefde, misschien betekent dat je elkaar net even dat zetje geeft, de afgrond in. Dat duwtje brengt vervolgens wel een verantwoordelijkheid met zich mee: elkaar blijven schrijven, blijven polsen en peilen, prikken, vragen en vertellen. Zacht en eerlijk zijn. ‘Ik wilde je een zachte brief schrijven. Ik weet niet of dat is gelukt. Het is denk ik wel een eerlijke brief.’
Ze trachten elkaar vast te houden, maar als je jezelf verliest is het moeilijk niet ook de ander los te laten. Maar in omtrekkende bewegingen vinden ze elkaar, en vooral zichzelf, weer terug: dat schept vertrouwen als een ander zich van je verwijdert, of een tijdlang niet thuis geeft. ‘Stilte betekent geen mislukking. Het betekent dat ik me nog bezig hou met pogingen.’ Dat is de geruststellende, troostrijke slotsom van deze briefwisseling: twee gestolde levens vallen in scherven uiteen, maar alles is nog niet verloren.
Gelezen: Ik wilde je een zachte brief schrijven van Het Nieuw Utrechts Toneel. Foto: Neeltje van Balkom