In drie grote steden ontstonden in de afgelopen periode grote instellingen uit fusies van schouwburgen en gezelschappen: Theater Rotterdam, Het Nationale Theater in Den Haag en Internationaal Theater Amsterdam. In een deel van de sector is nogal wat wantrouwen te bespeuren tegen deze schaalvergroting. Luc de Groen onderzocht zijn eigen onderbuikgevoel. Wanneer ik het nieuws […]
Out with the old, in with the new – was zo’n beetje de strekking van veel reacties die ik las op de gepresenteerde adviezen van de Raad voor Cultuur. Er lijken inderdaad wat interessante verschuivingen gaande en de roep om vernieuwing en het toelaten van nieuwe genres krijgt gehoor. Hoera. Misschien is dit het moment waarop de macht wat beter verdeeld wordt. Of zoals 3voor12 schreef: eindelijk popmuziek in de eredivisie van de cultuursubsidie.
Natuurlijk is er ook verlies. Komende zomer vragen veel theaters, theatergroepen en individuele makers zich op hun vakantiebestemming waarschijnlijk serieus af of ze nog kunnen (en willen) blijven bestaan. Misschien zijn het ervaringen van emoties van woede, wanhoop en lethargie. Emoties die misschien wel als rouw te categoriseren zijn. Hoe we dat verlies betekenis geven en hoe we deze emoties gaan beschouwen is aan ons.
In de roman Grief Is the Thing with Feathers beschrijft Max Porter hoe een grote zwarte vogel intrek neemt in het huis van de hoofdpersoon na het overlijden van zijn vrouw. De man probeert de vogel eerst nog hardhandig de deur uit te werken, maar krijgt al snel door dat dat hopeloos is en besluit de vogel dan maar te tolereren. De vogel blijft, is soms wat aanwezig op de achtergrond en begint soms onverwacht met zijn snavel te pikken in de man. Uiteindelijk, tegen het einde van het boek, merkt de verteller ineens op dat de vogel er bijna nooit meer is.
Dingen verdwijnen, de wereld verandert. Maar zou het de kunstensector niet sieren als we een poging zouden doen dan in ieder geval waardig afscheid te nemen van een groot instituut als bijvoorbeeld het Scapino Ballet? Dat iets weggaat betekent immers nog niet dat we het willen vergeten en uit ons collectieve geheugen willen wegstrepen. Waarom kennen we wel het vierjaarlijkse ritueel van beoordelen, honoreren, boos worden, schreeuwen, petities tekenen, maar is er nog nooit een serieuze poging gedaan om een waardig afscheidsritueel te maken voor een instelling? Een ritueel waarin de geschiedenis van een instelling wordt bezongen, waarin stil wordt gestaan bij de plannen die er misschien nog waren, de ideeën die nu voor altijd ideeën zullen blijven. In plaats van af te serveren als niet meer goed genoeg. Eind. Punt. Kunnen we niet tegelijkertijd erkennen dat iets waarde heeft, maar dat er ook dingen dood moeten gaan om ruimte te maken voor het nieuwe?
Met mijn eigen collectief maakten we eens een voorstelling over rouwen om een plan dat niet door kon gaan na een negatief subsidieadvies. Hartstikke in zichzelf gekeerd natuurlijk – we hebben er ook niet al teveel mensen mee lastig gevallen – maar met elkaar zingen, harde grappen maken over onze eigen onbekwaamheid en er met elkaar een potje om huilen was, hoe cliché ook, helend. En achteraf gezien was het waardevol om te voelen dat subsidie krijgen geen vanzelfsprekendheid is. De dood en stoppen als mogelijkheid voelen, maakt dat wat daarna komt op een andere manier gewaardeerd kan worden.
Als ik naar de wereld om me heen kijk, zie ik vrij veel moeite met afscheid nemen. Afscheid van onvoorwaardelijke economische groei, afscheid nemen van een racistische karikatuur, afscheid nemen van het idee dat je door hard te werken vanzelf ergens komt, afscheid nemen van het idee dat we in een wereld leven waarin iedereen dezelfde kansen heeft. Zou hier geen uitgelezen kans zijn voor de kunsten? Als we onszelf beter willen trainen in het omgaan met de dood, zou het dan niet interessant zijn als de kunst hier een voortrekkersrol in neemt? Kunst als oefenplek om afscheid te nemen van het oude.
Doodgaan, hoe pijnlijk ook, opent ook nieuwe mogelijkheden. Ze is zelfs onderdeel van een gezond ecosysteem – de metafoor die maar liefst acht keer gebruikt wordt in het advies van de Raad voor Cultuur. Als we accepteren dat instituten sterven om de sector of het ecosysteem gezond te houden, dan wordt het ook interessant om na te denken hoe dat sterven eruit ziet: een offer, een martelaarsdood, een waardig afscheidsritueel. Wellicht wordt dat een optie om in tijden van crisis niet alleen te kiezen voor behoud en steun voor grote instellingen. Misschien als er dan een nieuwe Halbe de sloper komt lezen we in de krant: ITA offert zichzelf op voor jonge kunstenaars.
Foto: Rust zacht Billy van Eva Line de Boer en Het Zuidelijk Toneel