Minister Hugo de Jonge verklaarde vorige week dat wanneer je niet naar het theater kunt, je maar gewoon een dvd’tje op moet zetten. Het illustreert het dédain van het huidige kabinet richting de kunsten. Terwijl tienduizenden mensen werkzaam in de cultuursector en nog veel meer kunstliefhebbers snakken naar fysieke culturele ervaringen, maakte de minister de misplaatste vergelijking met een individueel avondje entertainment op de bank. (meer…)
Kunst komt in de verdrukking tussen de puntentellingen van het Fonds Podiumkunsten. Dat stelt kunstenaar en theatermaker Dries Verhoeven naar aanleiding van de laatste subsidiebesluiten van het fonds. Grootste misser wat hem betreft is het afwijzen van De Warme Winkel, ‘het gezelschap dat de afgelopen tien jaar het gevaarlijkste theater van de grote zaal maakte’.
Waarom ondersteunt een fonds een kunstenaar? Waarom en onder welke voorwaarden subsidieert bijvoorbeeld het Mondriaanfonds iemand als Job Koelewijn? Heel simpel gezegd doet ze dat omdat Koelewijn zich uit en te na heeft bewezen, een commissie meent dat ondersteuning ten goede komt aan het oeuvre, het kunstenveld en zijn bezoekers.
In zijn aanvraag zal Koelewijn het belang van nieuwe projecten moeten uitleggen, maar gezien de gevierde kunstenaar die hij is zal hij minder woorden vuil maken aan zijn ‘raison d’être’. Ook zal hij weinig zeggen over marketing en communicatie, aan regiospreiding en of zijn kunstwerken al dan niet ten goede komen aan de diversiteit van het kunstenlandschap. Presentatie-instellingen mag je vragen daarop te reflecteren, zo is de gedachte; kunstenaars moet je vooral hun goede kunst laten maken. Job Koelewijn moet lijken op Job Koelewijn. Zijn aanvraag kan nog steeds worden afgewezen, maar kunstenaars die in internationale collecties zijn opgenomen, mogen rekenen op de trots en bereidwilligheid van de fondsen.
Bij het Fonds Podiumkunsten gaat dat net wat anders. In de toekenningen van de periode ’25 – ’28, zo gaf het fonds aan, was de focus vooral komen liggen op de nieuwe plannen. Anders dan voorheen, was de artistieke kwaliteit van eerder werk geen apart criterium meer. Iedereen werd langs dezelfde meetlat gelegd, regiospreiding, inclusie/diversiteit en publiekswerking werden meegenomen in het oordeel. Het voelde als een proefwerk. Na de zogenaamde puntentelling werd de balans opgemaakt en deed de computer de rest. Ruim 40% van de bestaande ondersteunde gezelschappen moest verdwijnen ten gunste van de nieuwkomers. Over kapitaalvernietiging van instellingen die net waren opgebouwd is al veel geschreven, over de gebroken belofte van ‘rust en continuïteit’ en over de verwachte dalende bezoekerscijfers eveneens. Ik wil het graag hebben over de gevolgen voor de kunst zelf.
De grootste misser wat mij betreft: het verdwijnen van De Warme Winkel, het gezelschap dat de afgelopen tien jaar het gevaarlijkste theater van de grote zaal maakte. Zij stelden vragen over inhoud en vorm waar veel van ons zich niet aan waagden. En ze namen samen met BOG het initiatief tot oprichting van De Sloot, in een stad waar het vastgoed is opgekocht door investeerders, kwam er weer een plek voor betaalbare maakruimte en onderlinge solidariteit.
Fondsdirecteur Victorien van Hulst verwoordde de keuze in een gesprek met NRC als volgt: ‘Je ziet dat als je iets al heel lang doet en ook een lange traditie hebt, je minder vanzelfsprekend nadenkt over je reden van bestaan.’ Ik struikelde over die zin, want was de reden van bestaan van De Warme Winkel de afgelopen jaren niet juist gebleken uit de bravoure van hun producties? Er zijn veel kunstenaars die je traditionalisme kunt verwijten, maar niet deze. Geen enkel fondsgezelschap werd zo vaak geselecteerd voor het Nederlandse en Vlaamse theaterfestival, critici noemden hen veelvuldig ‘gezelschap van het jaar’. Krijgen we al dat geld nou eigenlijk omdat we vooruitstrevend werk maken, of omdat we het goed kunnen verwoorden in onze aanvragen?
Niet iedereen in de commissies weet van de hoed en de rand, door de ‘ontschotting’ mag een commissielid gespecialiseerd in moderne muziek zich bijvoorbeeld ook uitspreken over dans. Ook dat zal mee hebben gespeeld in de beoordelingen. Zo kreeg De Warme Winkel te horen: ‘het verhaal is nauwelijks toegelicht’. Iedereen die het meta-modernistische repertoire van de groep kent, weet dat van verhaalstructuren geen sprake is. Het bekijken en beoordelen van een bestaand oeuvre is belangrijk bij het inschatten van toekomstig werk, zeker wanneer het ongewisse vernieuwende ideeën betreft. Een kunstenfonds mag zichzelf die kans nooit ontnemen. Doe je dat wel dan beweeg je kunstenaars tot het schrijven van ronkende plannen, die ook dat commissielid moderne muziek direct zullen overtuigen.
Over nieuwkomer Theater Producties Twente zei Van Hulst: ‘Zij scoren artistiek vergelijkbaar met De Warme Winkel, maar krijgen extra punten vanwege hun publieksvisie en de worteling in Twente.’ Radicale kunstenaars worden hier artistiek gelijkgesteld met een instelling met een belangrijke regiofunctie. Alsof je Marlene Dumas vergelijkt met MU Hybrid Art House in Eindhoven. Alle twee zijn ze belangrijk, maar wel vanuit een heel andere optiek. Hier werden appels met peren vergeleken, en daarbij trekken de radicale kunstenaars uiteindelijk aan het kortste eind. Natuurlijk mag het Fonds kritisch op een aanvraag reageren, maar pijnlijk is dat wanneer de computer de puntentelling uitspuugt er blijkbaar geen alarmbellen gaan rinkelen. Ik zeg dat niet uit mededogen met de makers van De Warme Winkel, ik zeg het vooral uit eigenbelang; het theaterveld heeft hun radicale denken nodig, er is nood aan makers die ongemakkelijke vragen stellen over de manier waarop we als mensen en makers opereren en ik vraag me af hoe die behoefte in de huidige systematiek gewaarborgd is. Voor ‘politieke positie’, ‘intellectuele uitdaging’ en ‘experimenteerdrift’ werden geen punten toegekend.
Als het denken van een groep uitzonderlijk is, maar nieuwe plannen nog niet overtuigen zou je hopen dat ze mogen terugschalen. De systematiek van het Fonds zorgt ervoor dat een groep met te weinig punten direct terugzakt naar 0. Dus anders dan de BIS-gezelschappen kun je niet, zoals ITA bijvoorbeeld, een trede omlaag. Zo kon het gebeuren dat een Nederlandse groep enerzijds geselecteerd werd voor de prestigieuze Berliner Festspiele en toch meedogenloos uit het systeem werd geknikkerd. Je zou hopen dat het Fonds Podiumkunsten voorzichtiger omgaat met zijn vlaggenschepen.
Vijftien jaar geleden werd de BIS opgericht. Ivo van Hove had in zijn Staat van het theater betoogd dat ‘niet alle bloemen konden bloeien’, de versplintering van het landschap moest worden gestopt. Hij werd op zijn wenken bediend. Er kwamen acht grote stadsgezelschappen. In ruil voor stevige ondersteuning werd hen gevraagd te voldoen aan een aantal randvoorwaarden: educatie en publieksbinding werden belangrijker, er kwamen duidelijke eisen aan bezoekersaantallen en aanbod voor de grote zaal. Een gevolg was dat een interdisciplinair gezelschap als de Dogtroep moest verdwijnen. Voor de locatie-experimenten van Hollandia was geen ruimte meer.
BIS-instellingen werden voortaan door de Raad voor Cultuur beoordeeld. Het Fonds Podiumkunsten kreeg minder middelen tot zijn beschikking, maar kon avontuurlijker opereren. Het was de artistieke koers van de kunstenaar zélf die voorop stond.
Dat lijkt in de huidige periode veranderd. Van kunstenaars zijn we verworden tot kleine bedrijfjes. We tellen paniekerig onze prestaties en eigen inkomsten; de mantra’s over ons maatschappelijk belang liggen voor in de mond. Ik ben dankbaar dat ikzelf ondersteuning krijg, maar ik kreeg wel te horen dat ik ‘mijn publieksgroepen-strategie niet goed had uitgewerkt’. Hoort Renzo Martens ooit zoiets van het Mondriaanfonds? De ellende van het neoliberalisme is dat ze ons vergelijkenderwijs laat kijken, bevindingen worden platgeslagen met sterren en punten. Het Fonds Podiumkunsten neemt dus inmiddels het woord ‘scoren’ in de mond.
Onze noodzakelijke rommelige zoektochten worden er gaandeweg minder rommelig door, we worden voorzichtiger en meer berekenend, we gaan ons gedragen naar de hand die ons voedt. Radicale ideeën zet je nou eenmaal minder snel in gang als ze aan van alles moeten voldoen.
Wat zich wreekt is het instellingen-denken. Van een productiehuis mag je verwachten dat ze een gedegen diversiteitsagenda heeft, maar ook van een autonome maker als Laura van Dolron? Helpt het om van beroepsprovocateur Julian Hetzel te verwachten dat hij de regio bedient? Moet je beleidsdoelen laten doorsijpelen naar individuele kunstenaars die daar allemaal gedienstig aan proberen te voldoen? Daar hadden we toch juist de BIS voor?
Onze beste kunstwerken ademen de vrijheid van toen we nog op een academie of theaterschool zaten. Het zijn werken waarbij we zelf de condities mogen bepalen, waarbij we geen voorwaarden of bezoekerscijfers in ons achterhoofd hebben. Je wilt graag iets zeggen en dat doe je op jouw eigen manier. Laten we ons samen inzetten voor een subsidiesysteem waar we die vrijheid weer ervaren.
Dries Verhoeven is kunstenaar/theatermaker en lid van de Academie van Kunsten. Foto boven: Sofie Knijff – Het Zomeroffer van De Warme Winkel
Beste Dries,
Oneindig veel dank voor jouw ‘liefdesbrief’ die enerzijds verwoord wat ‘wij’ (de ‘makers’ en de ‘geliefden’ van deze makers) voelen en die anderzijds ook aan ons allen is gericht. Je legt de vinger op de zere plek. Beleidsinstellingen in Nederland zijn meetlatjes geworden en kunstenaars racepaarden, die over deze latjes moeten springen. ‘Keurmerken’ zoals De Warme Winkel, Wunderbaum en Orkater (maar ook de bewezen kwaliteit van bijvoorbeeld Maatschappij Discordia en ’t Barre Land) ’tellen’ volgens de nieuwe, door kunstinstellingen gemaakte ‘kunstmeters’ niet meer mee (het lijkt ook een aanval op de mid-careers te zijn). Het moet nu blijkbaar vooral heel keurig zijn. Niet de experimentele en radicale kunst wordt ondersteund maar instellingen die het beste binnen de lijnen (kunnen) kleuren, zeg maar ’toegepaste kunst’. Je zou dus ook kunnen zeggen, dat het huidige beleid op een bepaalde manier – op uitzonderingen na – middelmatigheid ondersteunt. Daarmee wil ik niet zeggen dat gehonoreerde aanvragers middelmatig zijn maar dat die kennelijk beter maat kunnen en wisten te houden om binnen de beleidsvoorwaarden te blijven. Veel adviezen van de fondsen lijken inderdaad door algoritmes te zijn gecreëerd. Of hoe valt de vaak harde en liefdeloze toon naast onjuistheden anders te verklaren?
Jouw betoog voor De Warme Winkel is hartverwarmend en waar. Het is onbegrijpelijk dat beleidsinstellingen zoals het Fonds Podiumkunsten organische gegroeide structuren en bewezen kwaliteit buiten beschouwing laten bij de beoordeling van subsidieaanvragen. Makers zoals De Warme Winkel gaan zich telkens weer opnieuw uitvinden, en vriend en vijand verrassen. Het gaat niet erom of je er wel of niet mee eens bent, maar dat het confronteert, provoceert, verward en stof tot nadenken geeft. Het waren De Warme Winkel en Wunderbaum die in Duitsland recentelijk hoge ogen gooiden met hun voorstellingen die ze daar hadden gemaakt. En zijn niet juist deze gezelschappen, met nog een aantal andere kunstenaars uit het theaterveld, waarvan je er zelf ook eentje bent, die de vlag buiten de polders omhoog houden, en vooral andere kunstenaars in Nederland en daarbuiten motiveren en stimuleren grenzen te verleggen en hun ‘artistieke radicaliteit’ op te zoeken, te onderzoeken en op te rekken?
Wat aan het beleid nu kennelijk ontbreekt is een sterke visie op kunst, theater en samenleving. Je leest veel ‘verdedigingen’ op het beleid (dus op de meetkunde) maar ik mis een liefdesverklaring aan kunst en theater. Jouw tekst heb ik als een zodanige liefdesverklaring gelezen. Van een liefdesverklaring gaan harten open, van ‘meetkunde’ niet. Het huidige beleid is kil, modieus, opportunistisch en neoliberaal. De BIS-gezelschappen zijn nu beschermde bolwerken (wat trouwens machtsmisbruik in de handen werkt), terwijl de ‘vrije sector’ als vrij wild rondloopt dat zomaar door een adviescommissie afgeknald kan worden, en dat zonder groepen, gezelschappen en makers een alternatief en perspectief te bieden. Gesprekken met de makers vinden nu pas achteraf plaats nadat de kogel al door de kerk is. En deze gesprekken moeten makers met bezwaarcommissies voeren, dus ook met juristen. Het lijkt steeds meer daarop dat het theaterveld door rechtskundigen wordt bestuurd. Theatermakers worden ook al jaren gedwongen om zich in allerlei bochten te wringen en dwangbuizen aan te trekken (en een juridische opleiding te volgen of geld voor advocaten opzij te leggen). Zijn we dan niet op de verkeerde speelvelden aan het ‘spelen’? De kunst is onze speeltuin!
Je leest en hoort tegenwoordig verdacht vaak de leus ‘voor de toekomst’. Het is echter een sloopkogel. Onder de mom van ‘voor de toekomst’ wordt in de samenleving op verschillende manieren de toekomst afgebroken. Zie het onderwijs, de zorg, kunst en cultuur. Bij het Fonds Podiumkunsten zijn ze nu kennelijk totaal doorgeslagen. Het huidige beleid lijkt mij in elk geval niet toekomstbestendig. Des te meer is NU (meteen!) een koerswijziging nodig: Ondersteun de radicale kunstenaars die vooruit lopen op massa en mode, honoreer de moed, de avonturen, de poëzie, de anarchie (ik bedoel de onvoorspelbaarheid). Ondersteun de ‘afwijkende’ krachten, die het theaterveld en de samenleving hier en buiten de grenzen van het polderland verrijken, die de plekken vullen waar de politiek tekort schiet.
Altijd fijn om ‘liefdesbrieven’ te lezen, en hoe mensen ‘beminnen’. Laten we hopen dat ook beleidsinstellingen ‘gevoelig’ en ontvankelijk zijn voor liefde. We hebben meer liefhebbers en minnaars nodig.
Hartegroet en hartenkreet, Florian
Iedereen heeft zijn eigen lievelingen.
Ik vind het weer onrechtvaardig dat Tijd van de Wolf, maar ook Kompagnie Kistemaker uit de boot vallen bij een bescheiden aanvraag.
In het verleden gold dat voor bijzondere groepen met een eigen stijl en programmering zoals De wetten van Kepler en Onafhankelijk Toneel.
Daarvoor in de plaats heeft een nieuwe lichting kansen gekregen, die langdurig benut en mogelijk moeten zij op hun beurt nu weer plaats maken. Er moet plaats zijn voor nieuwe groepen.
De regionale toets is in mijn ogen volkomen terecht omdat de grote steden zeer bevoorrecht zijn geweest en nog steeds.
Dat puntensysteem is wel het meest vervelende aspect voor de makers, dat ben ik wel eens. Tegelijkertijd er moet toch op een of andere manier een verdeelsleutel zijn, daar ontkom je niet aan.
De liefde voor kunst is niet in punten uit te drukken. Het buiten de lijntjes kleuren is ook niet in punten uit te drukken. Ik ben zo blij dat ik geen punten hoef te geven, maar wel erg bedroefd dat groepen als de Warme winkel, Orkater en anderen onder een puntenbeoordeling vallen. Geef dan toe dat het een gevoelskwestie of smaak is.
De tekst legt de vinger op de wonde. En dan hebben we het nog niet gehad over de wirwar aan adviesbureautjes en ghostwriters die deze dossiers bij mekaar pent. Allemaal in de hoop het fonds te verleiden met politiek wenselijke luchtspiegelingen.
Steeds vaker lijken Fondsen die voorgespiegelde toekomst te beoordelen, in de plaats van in de achteruitkijkspiegel te kijken naar de werkelijkheid.
Het leuke is dat ze deze exercitie binnen vier jaar met fonkelnieuwe commissieleden opnieuw gaan doen, zodat niemand zich hoeft te houden aan deze bijeen gepende mooie beloftes. Jammer dat deze handel in ideologisch wenselijke lucht, een kapitaal aan werkelijke kunstervaring vernietigt.
Kleiduifschieten: dat vat het mooi samen…
Zeer goede tekst. Het systeem is volledig failliet en uit handen gegeven aan technocraten, “buitenstaanders” met “een frisse blik” en opportunistische bestuurders. Maar hoe organiseert de sector een stevig tegengeluid zonder dat t een Poolse landdag wordt (of een contextprogramma bij TF).
Goed dat gezelschappen en instellingen die nu positief geadviseerd zijn (zoals Dries) de handschoen opnemen.
Goed verhaal Dries, dank voor je gedachten. En verder: ook de mime past in je verhaal, door de ontschotting en het gebrek aan verhalende verklaringen zijn meer ‘abstracte’ groepen erg gedupeerd.