Gisterenavond zond de NPO de vijfde verkiezingsconference van Freek de Jonge uit. In De Stemmin5 speelde De Jonge een slim spel met zijn imago. ‘Zuur, oud, links en elitair: de vooroordelen die aan Freek kleven worden steeds benoemd en daarna met een trefzekere grap de nek omgedraaid’, schreef de Volkskrant-recensent Joris Henquet. Zowel de rechtste als linkse politici kregen het er stevig van langs.
De Jonge sluit daarmee aan bij zijn voorgangers in de grote televisieconferences. Zo bleek uit het programma Dominee of Hofnar? Satire of fake nieuws?, dat Het Huis Utrecht en Theaterwetenschap Utrecht dezelfde avond organiseerden.
In een lezing op de avond stelt cabaretwetenschapper en -criticus Dick Zijp dat Wim Kan, de grondlegger van de oudejaarsconference, al commentaar leverde op de politiek van het afgelopen jaar zonder daarbij een duidelijke politieke voorkeur uit te spreken. ‘De oudejaarsconference is traditioneel een moment om te verbinden, niet om te polariseren’, zegt Zijp. Hij noemt de vorm een typisch Nederlands verschijnsel, passend bij de typisch Nederlandse consensuscultuur.
Zijp gaat nog een stap verder. ‘Nuance, relativering, overbruggen van tegenstellingen’ zijn een terugkerende strategie van Nederlandse cabaretiers. Daarmee stelt Zijp meteen de reputatie ter discussie van de cabaretier als progressieve taboedoorbreker.
Aan de hand van voorbeelden uit het werk van Theo Maassen en Herman Finkers laat Zijp zien hoe Nederlandse cabaretiers, net als Nederlanders politici, heersende (boze) stemmen uit de maatschappij niet snedig van repliek dienen, maar aanpassen naar een consensus. Ze zijn geneigd het heersende gedachtegoed in gematigde vorm over te nemen, ‘mee te bewegen met de status quo in plaats van zich hiertegen te verzetten’. In het huidige cabaret betekent dat volgens Zijp vaak een beweging naar rechts.
Socioloog en politicoloog Merijn Oudenampsen plaatst die verrechtsing in zijn lezing op dezelfde avond in een historisch kader. Hij trekt een lijn van de nihilistische literatuur van W.F. Hermans en de vernietigende ironie van Gerard Reve, via de columns van Theo van Gogh tot GeenStijl. De nihilisten meenden dat na de dood van god, goed en kwaad niet meer te onderscheiden waren. Van Gogh vond dat alles gezegd moest kunnen worden. GeenStijl volgde met een aanval op de Gutmensch.
Dat GeenStijl dat doet met hyperbolische, clowneske ironie begrijpen de aanwezige cabaretiers op de avond goed. ‘Subtiele ironie’, snapt het publiek niet meer, zegt Jeroen Van Merwijk in aansluitend debat. ‘Het leukste is om met een stalen gezicht iets te beweren, zonder dat je een typetje speelt, maar dan denkt het publiek dat je het echt meent.’
Een aantal cabaretiers herkent zichzelf ook niet meer in het beeld van de stennis schoppende linkse progressief. Als de zaal Arjen Lubach toch links noemt, neemt voormalig Zondag met Lubach-redactielid Maarten van den Berg daar nadrukkelijk afstand van. ‘Onze redactie bestaat van uiterst rechts tot uiterst links’, herhaalt hij meermaals. ‘Wij zijn het eigenlijk altijd totaal oneens. Dat is een deel van ons succes.’ Als er vragen komen over de persoonlijke politieke voorkeur van Arjen Lubach mag en wil hij daarover geen uitspraken doen.
Cabaretier Anne Neuteboom zegt zich op het podium altijd zo bescheiden mogelijk op te stellen. ‘Ik ben meer een theedrinker met een genuanceerde boodschap. Ik vind dat je in acht moet nemen dat je maar een klein wezen op de planeet bent. Anders willen mensen ook niet naar je luisteren en werkte ik nog steeds in de supermarkt.’
Van Merwijk gaat fel tegen haar in. ‘Dan kun je toch evengoed thuisblijven. Je gaat toch op het podium staan omdat je vindt dat je slimmer bent dan het publiek, omdat je ze iets wil vertellen.’ In tegenstelling tot Lubach en Neuteboom noemt hij zich nadrukkelijk ‘een linkse cabaretier, een sociaal democraat.’ Hij meent wel degelijk tegen de gevestigde orde aan te schoppen. ‘Ik probeer iets te veranderen in de koppen van het publiek. Ik wil dat ze anders de zaal in- dan uitgaan. Wij zijn ervoor om de mensen iets te laten horen wat ze niet leuk vinden, maar wat wel waar is. Het mooiste wat er is, is als ze kwaad worden.’
Van Merwijk merkt daarbij meteen op dat hij waarschijnlijk om die reden ook geen volle zalen trekt en ‘geboycot’ wordt door de televisie. ‘Wat ik maak is ouderwets niche-cabaret’. Zijn beste voorstellingen speelde hij in cafés en Klein Bellevue. ‘Het moet wel een beetje in het geniep zijn.’
Bij jongere cabaretiers mist Van Merwijk (61) dat engagement. ‘Ze willen vooral leuk gevonden worden en hun programma’s worden steeds individualistischer.’ Een mening waar Neuteboom (27) tegen inbrengt dat haar jonge collega’s in die egodocumenten vaak wel degelijk pakketjes engagement stoppen. ‘En dat we egocentrisch zijn, betekent niet dat we niet empatisch en maatschappelijk zijn.’
Foto: Het Huis Utrecht