Corona houdt de wereld nu bijna een jaar in de greep. De podiumkunsten hebben inmiddels voor de derde keer te maken met een volledige theatersluiting. Theaterkrant vraagt de theaters naar de gevolgen. Vandaag de staat van Musis & Stadstheater Arnhem, met adjunct-directeur Anneke Jenniskens. (meer…)
Een ‘productieve intoxicatie’ bleek Wunderbaum, die zowel medicijn als therapie kon zijn voor het Duitstalige theater. De Duitse theatercriticus Michael Helbing schreef ter ere van de uitreiking van de Martin Linzer Theaterpreis een laudatio voor de Acteursgroep, die zaterdag werd uitgesproken na afloop van hun voorstelling The Clowns Convention.
De wonderbloem uit Jena
Er staat geschreven: ‘God de Heer liet een struik groeien; die groeide over Jena, wierp een schaduw over zijn hoofd en behoedde hem voor ongenoegen. En Jena was zeer verheugd over de struik.’
Zo luidt het Bijbelverhaal van de wonderboom, ook wel wonderolieboom of Christuspalm genoemd, in het botanisch Latijn Ricinus communis, in 2018 uitgeroepen tot ‘giftige plant van het jaar’. Bij het geringste vermoeden van vergiftiging, waarschuwen deskundigen, dient onmiddellijk een arts te worden geraadpleegd.
Volgens het Nieuwe Testament is hij de volgende morgen al verwelkt, maar elders duikt de wonderboom, in de tropen althans, als meerjarige plant op – in Jena, Thüringen, werd hij recentelijk vier jaar oud. Hij laat er een veelbelovende plantenstek achter.
Dat brengt ons naar de plek waar het ons om te doen is: heel dicht bij de grens tussen werkelijkheid en fictie. Hier slaat het Vlaams-Nederlandse collectief Wunderbaum regelmatig zijn tenten op, met zijn hoogst informatieve, maatschappelijk relevante, zinvolle en zinnelijke theater, altijd humorvol en gebaseerd op recherche.
Toegegeven, die struik in de Bijbel groeide niet over Jena, maar over Jona, die voordien door een vis was opgeslokt en dan snel weer uitgespuugd. In Jena, aan de oevers van de Saale, was het geen vis die de bemanning van Wunderbaum uitspuwde, maar een cruiseschip.
Op dek 16 van de ‘Aida Prima’, in de nachtclub Nightfly, had deze bemanning op een avond opgetreden voor 300 Duitsers op een tocht over de Noordzee. Er klonk de enigszins moedeloze mededeling: ‘Wat zij hier doen is eigenlijk moeilijk te beschrijven.’ Voordat de show halverwege was, was veertig procent van de gasten verdwenen.
Een show met filosofische diepgang is niet bepaald wat men op vakantie verwacht, liet de Senior Manager voor Entertainment Operations later schriftelijk weten. Zelf vond hij het leuk. Maar misschien was het toch iets te veel theater.
Zijn brief konden we meelezen, die werd geprojecteerd tijdens de voorstelling Superleuk, maar voortaan zonder mij, naar de gelijknamige reportage van David Foster Wallace over een cruise in de Caraïben. Zijn personages hielden zijn boek in hun handen en dat schepte een bepaald soort afstand.
Vijf Griekse kapiteins van het eiland Lesbos serveerden ouzo bij de ingang en bleken werkloze acteurs en muzikanten te zijn. Benedendeks en aan de reling werd gesproken over eenzaamheid, dood en vergankelijkheid, terwijl de scheepshoorn schalde en een omroepstem hyperrelaxed fluisterde: “Laat los. Laat ontspanning uw tweede natuur worden.”
De voorstelling stemde tegelijk vrolijk en melancholisch, ze legde haar eigen mechanismes bloot. Ze was in première gegaan in juni 2017 op het festival Theater der Welt in Hamburg.
Een maand later werd aangekondigd: Acteursgroep Wunderbaum, dat met Theater Rotterdam en met Mare Culturale Urbano in Milaan verbonden is, zal volgend jaar de artistieke leiding van het Theaterhaus Jena opnemen. De groep werd gekozen uit 63 inzendingen.
Theaterhaus Jena, dat is sinds 1991 geen cruiseschip, maar eerder een speedboot, uitgerust met een hybride motor: enerzijds de subsidies van de overheid, anderzijds de esthetische uitstraling van een vrije groep met een collectieve leiding.
Onmiddellijk daarop rees de vraag: ‘Kan een kleine groep als Wunderbaum theater maken voor Jena, in de stad aanwezig zijn, als die ook nog in Rotterdam en in Milaan speelt en daarbij ook nog internationaal op toernee gaat?’ Dat schreef iemand als commentaar op de theaterwebsite “Nachtkritik”. En voegde daaraan toe: ‘Men kan daaraan twijfelen, en de vraag stellen of deze beslissing in het voordeel is van de burgers van Jena.’
Na vier jaar is deze twijfel spoorloos verdwenen. Wunderbaum werkte in het voordeel van Jena, voor de stad en voor het theater. Walter Bart, Wine Dierickx, Matijs Jansen, Maartje Remmers, Marleen Scholten en Maarten van Otterdijk, die zichzelf zien als een lichaam met zes hoofden of als een hoofd met zes stemmen, hebben het begrip stadstheater uit elkaar gehaald en op een nieuwe manier in elkaar gezet, daarbij geleid door hun blik van buitenaf, door hun interesse en verwondering.
Vrij naar het motto: think globally, act internationally, play locally. De struik groeide en verwelkte niet, de dag nadien niet en vandaag nog steeds niet. Hij hielp Jena haar ergernissen vrolijk te verwoorden, zonder zelf ergerlijk te worden.
De groep resideerde in een huis waarvoor ze zich verantwoordelijk had gemaakt, maar het is onzeker of de stadsbewoners wel van het bestaan ervan afweten. Het is niet zo onwaarschijnlijk dat je, als je in de straten van Jena naar het theater vraagt, naar Weimar wordt doorverwezen, naar Rudolstadt of Gera. Daar staan in architectonische zin ‘echte theaters’, die hebben wat Jena niet te bieden heeft: een auditorium, orkestbak, make-upafdeling, souffleurs, champagne tijdens de pauze, een vaste volgorde bij het buigen. En: klassiek gesproken teksten.
‘Waar is het theater?’ vroeg Wunderbaum zich dan ook af in een voorstelling in het begin van hun tweede seizoen. Daarin zouden zij de balans opmaken van het in 1991 opgestarte theater, dat in het Duitse theaterlandschap nog steeds als een modelorganisatie wordt beschouwd.
De zaal van de oude stadsschouwburg was in 1987 afgebroken, in afwachting van een ambitieuze nieuwbouw. Maar eerst was er geen geld meer en toen was plots de DDR verdwenen. De regisseur Alexander Lang van het Deutsches Theater Berlin werd Jena in het midden van de jaren tachtig als een podium voor experiment aangeboden, maar hij weigerde. In 1991 was het dan toch zover. Het publiek kreeg een nieuwe plaats, zowel ruimtelijk als inhoudelijk. De toeschouwers werden deelnemers.
Wunderbaum heeft deze traditie der vernieuwing met meer succes kunnen voortzetten dan de voorbije generaties artistiek leiders. Zij leefden en internaliseerden het model van het theaterhuis op een manier die aankwam bij het publiek. De verwachting van de toeschouwers klikte met de artistieke missie van Wunderbaum – ook al kwam er een pandemie tussen.
De acteurs zijn al bijna twee decennia samen onderweg. Nadat ze begonnen in Eindhoven met Johan Simons als mentor, kreeg Wunderbaum nu voor het eerst een vaste plek voor hun internationale praktijk. En voor de eerste keer werkte de groep met een ensemble waarmee ze zichzelf kon delen, aan wie ze zichzelf kon doorgeven. Een ensemble waarin zelfbeschikking centraal staat, een ensemble dat niet enkel bestaat uit acteurs, regisseurs, decorontwerpers, maar uit theatermakers in wisselende, steeds meedenkende rollen. Ze werden aangetrokken om zich overal iets van aan te trekken.
Al snel bleek dat het hier om productieve intoxicatie ging, die zowel medicijn als therapie kon zijn voor het Duitstalige theater. Dit alles met Vlaamse en Nederlandse accenten.
Zo bracht de groep een stad haar eigen verhalen met empathische oneerbiedigheid, op een manier waartoe die stad zelf nauwelijks in staat zou zijn. Wunderbaum nam de inboedel van een bruin café over en zette die op het podium, nadat de waard met pensioen was gegaan. Het café heette ‘Zur Wartburg’. En zo heette ook de voorstelling, waarin herinneringen werden opgehaald aan deze ontmoetingsplek, waarin werd verteld over de goede oude tijd, over de noodzaak van een andere toekomst. We zagen geen re-enactment of realisme, maar een soort theater dat teder desillusioneert, zoals het Wunderbaum betaamt.
Tot slot hebben zij de federale volkstuinwet op een gelijkaardige manier in scène gezet, nadat een neonazi had verklaard voorzitter van een volkstuinvereniging in Jena Südstadt te willen worden. Ze brachten dit verhaal in hun openluchtvoorstelling Miniathüringen, een reeks scènes en liederen waarin zij als gefrustreerde tuinkabouters optraden. Deze keramische beelden, een 150 jaar oude traditie uit het dorp Gräfenroda, staan intussen op de Thüringse lijst van immaterieel cultureel erfgoed, als een van de elf vermeldingen tot nu toe.
De twaalfde vermelding zou moeten worden toegekend aan de wonderboom uit Rotterdam, ter ere van hun pure en lokale wereldtheater: in de stad, voor de stad, met de stad. Deze praktijk geven ze nu voor de komende twee jaar door aan hun ensemble in Jena. Ze hebben de podiumgrond vruchtbaar gemaakt, zodat er een nieuwe struik op kan groeien. En niet enkel Jena kijkt ernaar uit.
Michael Helbing, Amsterdam, 10 september 2022
Foto: Sofie Knijff