Het Digitaal Informatieplatform Podiumkunsten (DIP) wordt ook de komende vier jaar ondersteund door de drie grootste brancheverenigingen van de podiumkunstensector (VSCD, NAPK en VVTP). De komende jaren moet het platform meer data gaan bieden voor analyses. Daarmee wil DIP de podiumkunsten helpen het publiek beter te bedienen.

DIP maakt het mogelijk om gegevens van gezelschappen, producenten en zalen aan elkaar te koppen en zo de planning, verkoop en afrekening efficiënter te maken. Dian Hoelscher (directeur van de Vereniging van Vrije Theaterproducenten, VVTP): “Door (geaggregeerde) publieks- en verkoopdata uit te wisselen via het platform, kunnen we als sector beter zicht krijgen op de wensen en samenstelling van onze kaartkopers. Het stelt theaters in staat gerichter te programmeren, en producenten kunnen hun nieuw te produceren voorstellingen en marketinginspanningen beter afstemmen op de wensen van het publiek.”

“Met DIP wordt de podiumkunstensector wendbaarder en weerbaarder”, zegt Joachim Fleury, voorzitter van Stichting DIP. “Naast meer efficiency, wil DIP het in de toekomst ook mogelijk maken om snellere en betere analyses te maken van de sector. Er wordt – onder meer vanuit de politiek – veel beweerd over de (podium)kunsten, maar zelden onderbouwd door feitelijke cijfers. Omdat die domweg niet voorhanden zijn. Ook niet om het tegendeel te bewijzen. Daar hoopt DIP verandering in te brengen.”

Naast de hernieuwde overeenkomst met de brancheverenigingen presenteert DIP ook een collectief definitiedocument. “Een voorwaarde nieuwe toepassingen, is dat alle DIP-gebruikers ‘dezelfde taal spreken’”, legt DIP-directeur Joep Grooteman uit. De afgelopen jaren hebben producenten, impresariaten en theaters daarom samengewerkt aan een collectief definitiedocument. “Zo’n document lijkt triviaal, maar het is een belangrijk grondwerk om als sector te kunnen samenwerken. Ik ben enorm trots dat we dit samen hebben bewerkstelligd. Het laat zien dat de podiumkunstensector echt gezamenlijk optrekt naar de toekomst. DIP kan hiermee nog meer waarde bieden aan de podiumkunstensector én we kunnen onze volgende stappen zetten.”

foto Johan Molenaar