De zogenaamd linkse, progressieve cabaretiers houden de machtsverhoudingen in de samenleving meer in stand dan dat ze die opschudden. Dat concludeert theaterwetenschapper Dick Zijp in zijn proefschrift over de maatschappelijke positie van cabaretiers in Nederland vanaf de jaren zestig. Daar kunnen Youp van ’t Hek en Theo Maassen het dan mee doen. (meer…)
Dick Zijp studeerde Theaterwetenschap en Wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Hij geeft les aan de Koningstheateracademie in Den Bosch en de Universiteit Utrecht. Ook doet Zijp wetenschappelijk onderzoek naar cabaret in Nederland. Sinds 2015 schrijft hij voor Theaterkrant.nl over cabaret.
Noem je jezelf recensent of criticus?
Ik noem mezelf altijd recensent, omdat ik mezelf wel echt zie als stukjesschrijver. Vanwege het beperkte budget bij Theaterkrant heb ik niet de financiële ruimte om uitgebreide kritiekstukken te schrijven. Ik probeer wel zo zorgvuldig mogelijk te schrijven, met enige analyse, maar uiteindelijk beoordeel ik wel een voorstelling en schrijf daar een stukje over.
Voor wie schrijf je je stukjes?
Ik denk tijdens het schrijven niet per se aan de doelgroep. Ik schrijf voornamelijk voor mezelf. Ik heb bepaalde eisen waar een stuk aan moet voldoen – ik ben best wel perfectionistisch – en dat is dan de maatstaf. Ik probeer wel te schrijven voor de geïnteresseerde cabaretbezoeker.
Wat zijn die eisen?
Wanneer je toneelrecensies naast cabaretrecensies legt, zie je dat die eersten vaker gebruik maken van academisch taalgebruik en de tweeden toch wat luchtiger geschreven zijn. Dat merk ik ook in bepaalde mate bij mezelf. Ik gebruik niet het academisch jargon dat andere recensenten wel gebruiken, maar probeer wel analytisch te schrijven. Collega Ruud Buurman zegt altijd dat mijn recensies vrij technisch zijn. Ik denk dat te maken heeft met de verwachtingen die bij het genre komen kijken. De gemiddelde toneelrecensent heeft vaak Theaterwetenschap of Dramaturgie gestudeerd en is dus gewend aan die academische reflectie, terwijl binnen de cabaretkritiek dat helemaal niet speelt. Het is onvermijdelijk dat ik mijn wetenschappelijke blik meeneem in mijn recensies.
Waar beoordeel je een cabaretvoorstelling op?
Volgens mij is er niet één perfect recept voor een cabaretvoorstelling, daar is het genre te breed voor. Of het grappig is speelt uiteraard wel een belangrijke rol, maar ik hoef niet twee uur lang schaterlachend in de zaal te zitten. Ik kijk wel naar herhaling: het is niet goed wanneer een maker telkens hetzelfde doet. Ik probeer per voorstelling te kijken naar wat een maker wil. Wat voor soort cabaret of theater wil een maker maken en is dat geslaagd? Engagement is traditioneel gezien een belangrijk beoordelingscriterium, en in de cabaretkritiek wordt geschreven dat er tegenwoordig te veel navelstaarderig, therapeutisch cabaret gemaakt wordt. Persoonlijk vind ik dat een heel vervelend argument om te lezen. Ik merk tegelijkertijd wel dat ik zelf toch enthousiaster ben over politieke dan persoonlijke voorstellingen. Anders dan andere recensenten kijk ik wel kritischer naar de politieke inhoud van voorstellingen, bijvoorbeeld wanneer het gaat over racisme. Als cultuurwetenschapper ben ik gewend kritisch op zulke zaken te reflecteren en daarmee ben ik wel een andere stem in de cabaretkritiek.
Je deelt vaker dan je collega’s één ster uit. Hoe kom je tot die keuze?
Er wordt bijna nooit één ster gegeven, terwijl recensenten wel vaak uitschieten naar vijf sterren. Men lijkt daar nogal huiverig voor te zijn. Ik ben daar behoorlijk principieel in. Ik kan ook twee sterren geven, maar als ik het simpelweg minder goed vind dan een voorstelling die ik twee sterren gaf – ja, dan wordt het één ster.
Foto: Bram Kloos