Gisteren las ik ergens het woord ‘vrouwvriendelijk’. Ik had – misschien, of waarschijnlijk, omdat ik een man ben – nooit zo bij dat woord stilgestaan. Maar ineens realiseerde ik me hoe veelzeggend het is dat we in de Nederlandse taal wél een woord hebben verzonnen voor iets waarvan we vinden dat het aanpassingen vereiste voordat vrouwen er óók gebruik van kunnen maken, maar dat hetzelfde principe voor mannen – manvriendelijk – simpelweg niet bestaat. (meer…)
Ook de Belgische theaterrecensent Mia Vaerman blijft thuis. Het online aanbod staat al een tijdje wagenwijd open, maar vorige week pas zag Vaerman haar eerste échte online voorstelling: All We Ever Look For van Runa Robbroeckx.
Gelieve indien mogelijk een laptop te gebruiken.
Indien niet mogelijk, niet.
Geen ramp.
Tot zo!
Runa
Toegegeven: we deden het op een luxueuzere manier, met professionele beamer. Wel zo fijn, met z’n tweeën, mijn zoon en ik, ieder vanuit onze eigen luie zetel. Vanaf kwart voor acht zagen we de andere toeschouwers bijschuiven. Ik herkende niemand, we durfden niet in de huiskamers binnen te kijken.
Voor de selectie van het Theaterfestival had ik een week eerder tien voorstellingen online gezien – om in te halen wat ik niet meer kon zien nadat de cultuurcentra in België dichtgingen. Dat was een beetje als naar een symfonieconcert luisteren op een cassetterecordertje (zo leerde ik ooit Wagner kennen). Met veel liefde voor de zaak lukte dat wel.
Ik zag en hoorde (soms met moeite) door de afstand heen. Ook Forced Entertainment bekeek ik – het Engelse gezelschap speelt drie weken na elkaar een half uur rechtstreeks via een YouTube kanaal waar je kan op inloggen. Maar ook die vertoning is niet direct: wij zien en horen hen, zij ons niet. Dus was All We Ever Look For van Runa Robbroeckx mijn eerste échte online voorstelling. Gemaakt voor het kijken via internet – tenminste: de Masterstudente van LUCA (school of Arts Drama) herwerkte haar afstudeersolo waarmee ze normaal zou toeren voor het scherm.
Rechtstreeks, dat scheelt: het besef dat je op tijd moet komen, niet even weg kan om bij te schenken, niet afgeleid mag worden. Gevoel erbij te zijn. De actrice/theatermaakster had wel vooraf gevraagd om mobieltjes uit- of stil te zetten – net echt! – maar erna drukte ze voor iedereen alsnog de mute-knop in: geschuifel in vijftien woonkamers zou al te hard verstoren. De weken ervoor had ze het online-project uitgetest met maximum acht deelnemers op zoom – nu maakte ze de sprong naar ‘geen kijkerslimiet’.
Niet alleen willen zijn, daarover gaat de solo, en die maakt hem helemaal toepasselijk in coronatijden. Robbroeckx toont eerst papieren met opschriften, dan verschijnt ze mondjesmaat in haar eigen woonkamer – eerst schichtig als een hond die een stofzuigerrobot ontdekt. Linksonder en rechtsboven op het scherm springt ze voor de camera en dan weer weg. Steeds langer kijkt ze de leegte in, aarzelend en onzeker.
Dan zie je haar staan. Voluit. Alleen. Alleen in haar appartement, vlak voor de zitbank en de planten. Een rustige, opgeruimde setting, met rechts van haar, links voor ons, een groot raam waarachter bomen of toch een tuin, waarnaast een prille boekenkast, en aan de andere kant de voordeur – sleutel in het slot.
Meestal is de toneelscène geconstrueerd, en de aanwezigheid echt, nu is het omgekeerd: aanwezigheid nep, decor echt – merkt de zoon op. Je leert veel van iemand door z’n wonen te zien: tweedehands meubelen, kaarsjes op het kozijn, geen luxe, alles net, vaat op het droogrek (later zien we haar keuken – niet haar bed: is dat op die trap naar boven?) Maar wat je ook meteen weet: hier zit ze al weken in quarantaine.
All We ever look for gaat over angst. Runa’s angst, angsten, een neurotische rij van angsten. Ze is bang van spinnen, bang om alleen te zijn, bang om teleur te stellen, bang voor alles. Bang voor eenzaamheid vooral – dat komt heel vaak terug. Fysieke, emotionele, relationele eenzaamheid. Existentiële eenzaamheid. En daarbij komt het simpel gemis aan aanrakingen. Dat bied je als kijker een zekere troost – zij dus ook, net nu, nu iederéén alleen en binnen zit – merkt de zoon ook op).
Het hele rijtje angsten loopt ze af, en daaruit volgend nog meer vragen en bedenkingen. Van wat ze nooit zal doen, bijvoorbeeld:
ik zal nooit van een klif naar beneden duiken
ik zal de befaamde scène uit de Titanic niet naspelen op een speedboot
ik zal nooit proberen om een mooie vakantiefoto te makenin de buurt van een uitbarstende vulkaan
ik zal me nooit verkleed als rendier in een bos begeven tijdens het jachtseizoen
Meteen denk je zelf ook aan dingen die je misschien nooit meer zal kunnen doen. Van een klif springen, op een speedboot zitten, een uitbarstende vulkaan zien, een vakantiefoto maken…
In zijn geheel is de korte monoloog een gevoelig portret van een jonge vrouw aan de vroege ochtend van haar volwassen bestaan. Niets revolutionairs. Ze benoemt haar angsten, en evengoed de vurige drang om ze door het opsommen juist achter zich kunnen te laten. Een simpel, herkenbaar menselijk verlangen. Maar hier komt nu bij dat haar vrezen en vragen naadloos rijmen met de onvoorziene situatie waarin we wereldwijd verstrikt zitten.
Het is een intelligente aanpak van de opgedrongen situatie, en het geeft de voorstelling een onverwachte gloed. Ook het spelen met de laptop waarbij Robbroeckx op gepaste tijden andere delen van de leefruimte laat zien, is niet alleen perfect getimed – voor de afwisseling – maar evengoed grappig actueel. En het beklemtoont dat ze niks te verbergen heeft: open en bloot, kwetsbaar maar moedig. Het maakt de minivoorstelling tegelijk ernstig, maar toch niet zwaar op de hand. Een kleine, geslaagde primeur.
Gezien: All We Ever Look For van Runa Robbroeckx op 28 april 2020. Illustratie: Herman van Bostelen.