De Amerikaanse choreograaf Steve Paxton is afgelopen maandag op 85-jarige leeftijd overleden. In een wereld die vaak wordt gedomineerd door zorgvuldig gechoreografeerde routines, vierde Paxton de schoonheid van improvisatie.

De bewegingsstudies van Steve Paxton, geboren in Phoenix, Arizona in 1939, begonnen ooit met een studie gymnastiek, waarna hij geïnspireerd een opleiding moderne dans volgde. Later verdiepte hij zich ook nog in ballet, yoga, Aikido en Tai Chi Chuan. Ook bij onder anderen Merce Cunningham en José Limon volgde Paxton lessen en danste aan het begin van zijn carrière mee in hun gezelschappen.

In 1962 was hij betrokken bij de oprichting van het Judson Dance Theater, een innovatief collectief van dansers, componisten en beeldend kunstenaars die tot 1964 optraden in de Judson Memorial Church in New York. Daar daagden ze samen de heersende conventies van de traditionele dans uit en legden de basis voor de postmoderne dans. Na die tijd maakte Paxton onder meer werk geënt op alledaagse voetgangersbewegingen, waaronder Flat (1964), Satisfyin Lover (1967) en State (1968).

Begin jaren zeventig herenigde hij een enkele originele Judson-choreografen, zoals Yvonne Rainer, David Gordon en Trisha Brown, in het improvisatiecollectief Grand Union (1970-1976). Paxton ontwikkelde de ‘contactimprovisatie’, die spontane, ongescripte beweging stimuleerde en daarmee radicaal afweek van de conventionele choreografie. Contactimprovisatie, vaak uitgevoerd in duetten of kleine groepen, moedigde dansers aan om begrippen als gewichtsverdeling, fysiek contact en reactievermogen met elkaar te onderzoeken, waardoor een unieke en diepgaande danservaring ontstond. De dansvorm werd omarmd door een groot internationaal netwerk van dansers en hun onderzoek werd gepubliceerd in het dans- en improvisatietijdschrift Contact Quarterly, waarvan Paxton sinds 1975 redacteur was.

Steve Paxton had ook cruciale rol in de ontwikkeling van de danspedagogie. Paxtons workshops en lessen werden gewilde ruimtes voor kunstenaars, die graag het begrip beweging buiten de traditionele grenzen wilden verkennen. Zijn toewijding aan een interdisciplinaire aanpak en zijn meer holistische begrip van het lichaam verruimden de horizon van het dansonderwijs. Hij had ook oog voor de samenleving. In 1986 richtte hij samen met Anne Kilcoyne Touchdown Dance op in Engeland, waar dans werd aangeboden aan dansers met een visuele beperking.

Halverwege de jaren tachtig startte hij zijn onderzoek Material For the Spine, een studie naar de bewegingsmogelijkheden van de wervelkolom en het bekken. Uit een interview dat ik in 2009 met hem had voor Theatermaker: ‘De rug markeert de schaduwkant van het lichaam, we kunnen dit lichaamsdeel zelf niet zien en het is daarom moeilijk te bestuderen. Delen van ons lichaam die wij niet kunnen zien, zijn ook onzichtbaar in ons bewustzijn. De enige manier om de drie dimensies te begrijpen en een sensitiviteit te ontwikkelen ten aanzien van ruimte, is het centrum daarvan, de wervelkolom, te bestuderen. Het fascineert me dat geen enkel dier vanuit een verticale wervelkolom functioneert, behalve misschien de apen. Maar zij zetten hun handen op de grond om te kunnen lopen, wij stoppen ze in onze zakken.’ Het citaat markeert zijn nuchtere, maar ook mystieke kijk op het menselijk lichaam.

In 2008 publiceerde Paxton zijn methodiek in de interactieve digitale publicatie Material for the Spine, onder de vlag van Contredanse in Brussel. Daarop volgde een reeks tentoonstellingen; Phantom Exhibition (België en Japan) en Weight of Sensation (MoMA, VS).

Paxton werkte langdurig samen met danseres en partner Lisa Nelson, van PA RT (1979) tot Night Stand (2004). In 2016 toerde hij opnieuw met Bound (1982) en ging Quicksand in première in New York, een opera van Robert Ashley met choreografie van Paxton. Daarna werkte hij nog samen met onder anderen Trisha Brown, Boris Charmatz en Vera Mantero.

Er zijn ongetwijfeld veel herinneringen aan Steve Paxton, ook in Nederland, twee daarvan meld ik hier alvast. In 1990 toonde Paxton zijn solo Goldberg Variations in Shaffy (nu Felix Meritis), een onvergetelijke solo die hij ontwikkelde in de tweede helft van de jaren tachtig. In 2009 had Paxton een residentie aan de School voor Nieuwe Dansontwikkelingen, AHK in Amsterdam. Hij hernam er zijn werk Ave Nue uit 1985 met derdejaarsstudenten.

Paxtons nalatenschap reikt verder dan de dansstudio en is doordrenkt met het ethos van samenwerking. Zijn werk benadrukt het belang van communicatie via beweging, waardoor een gevoel van vertrouwen en wederzijds begrip tussen dansers wordt bevorderd. In een wereld die vaak wordt gedomineerd door zorgvuldig gechoreografeerde routines, vierde Steve Paxton de schoonheid van improvisatie. Hij zag het als een krachtig voertuig voor zelfexpressie en verbinding. Zijn filosofie moedigde dansers aan om het onvoorspelbare te omarmen en bevrijding te vinden in de spontaniteit van beweging. Paxtons invloed op de improvisatiedans heeft door de decennia heen weerklank gevonden en kunstenaars geïnspireerd om los te komen van de beperkingen van de traditie.

Walter Verdin creëerde een waardevolle online videotheek rondom het werk van Paxton.

Foto: Thomas Lenden