Culturele instellingen zouden veel beter over het land moeten zijn verspreid. In zijn Staat van het Jeugdtheater zondag onderstreepte Daniël van Klaveren, artistiek directeur van Theater Sonnevanck, het belang van meer theater buiten de Randstadsteden. Momenteel is Sonnevanck het enige structureel landelijk-gesubsidieerde jeugdtheatergezelschap in het Oosten. ‘Dat is bizar voor zo’n groot gebied, dat twee provincies beslaat.’ 

We zijn hier in Theater de Krakeling.
In Amsterdam.
Onder ons.
En dat ons is in dit geval: jeugdtheaterprofessionals.
Veelal uit de Randstad, een paar van daar buiten en dit keer een extra grote delegatie uit Enschede.

Ik ben opgegroeid in Amstelveen. Zat op de jeugdtheJAterschool in Amsterdam in een bubbel van ambitieuze jongeren die het allemaal vanzelfsprekend vonden dat ze later acteur en schrijver zouden worden. Heb nooit verder van Amsterdam gewoond dan Utrecht.

En sinds januari 2021 ben ik opeens Enschedeër. Artistiek directeur van Theater Sonnevanck, jeugdgezelschap van ‘Het Oosten’. Verhuisd op de dag dat de avondklok inging. Om 21.00 uur reden we nog over de snelweg, terwijl de laatste auto’s afsloegen en we het lege Overijsselse landschap per ongeluk nog twintig minuten voor ons alleen hadden. Ik moet zeggen dat dat best apocalyptisch voelde – en besloot het maar niet te symbolisch op te vatten.

De eerste maanden leerde ik vooral de binnenkant van ons huis en de binnenkant van het gebouw van Sonnevanck kennen. Misschien ook wel lekker rustig. Maar daarna begon het dan echt.
Het leren kennen van een: nieuwe plek.

Want niet alleen een nieuwe baan als artistiek directeur brengt veel onbekends mee. Ook het wonen in een wezenlijk andere omgeving doet dat. Want ja, anders is het. En een eind weg van hier. Althans, voor mensen uit Enschede is het twee uur reizen naar Amsterdam. Voor mensen uit Amsterdam lijkt Enschede soms wel op een ander continent te liggen. Het is fijn dat we Zoom hebben ontdekt, maar het is ook weleens prettig om een vergadering live te doen en dan niet alleen hier. Het is één van de dingen waar mijn voorganger Flora Verbrugge me voor waarschuwde: je gaat heel veel in de trein zitten.

Het is zowel verfrissend als confronterend om in een omgeving te komen waarin je eigen bubbels zijn verdwenen. Wat ik vanzelfsprekend vind blijkt niet voor iedereen vanzelfsprekend. En ik dacht dat ik dat als openminded theatermaker heus wel wist. Nou, niet dus. Viel toch tegen. Binnen Amsterdam was het makkelijk rondschuifelen in bubbels van gelijkgestemden. Dat realiseer ik me nu pas echt.

Bubbels. Het eigen gelijk.
We leven in een land dat rond allerlei onderwerpen sterk gepolariseerd is. En dat wordt niet minder. Mensen trekken zich rotsvast terug in hun eigen waarheid. Belanden in de fuik van conspiracies. En de hardste stemmen hoor je het hardst zodat die beeldbepalend worden. En weer nieuwe emoties oproepen. Ik woon 25 km af van het hotel in Albergen waar families met kinderen ‘AZC neeneenee’ stonden te schreeuwen. De stemmen van de mensen die zich hiervoor schamen zijn er wel, maar klinken zachter.

Weten we in al deze polarisatie nog wel hoe we met elkaar moeten praten?

Naar mijn gevoel loopt het gesprek op veel punten stroef. En is het moeilijk.
Of het is geen echt ‘gesprek’. Zelfs het woord ‘gesprek’ lijkt soms een leeg woord te worden. Een buzzwoord, dat je als pijltjes naar elkaar toe kan gooien. ‘We moeten praten óver!’, ‘We moeten het gesprék voeren óver!’ Vaak klinkt het meer als een aanval dan als een uitnodiging. Eerder als ‘Jij doet iets fout omdat je niet denkt aan’ dan als: ‘Zullen we hierover van gedachten wisselen?’

Maar er is wel behoefte aan. Er is wel noodzaak aan echt gesprek. Een echte uitwisseling.

Als jeugdtheatermakers hebben we invloed op hoe jonge mensen zich ontwikkelen.
En laat theater nou bij uitstek geschikt zijn om wat gaatjes in die bubbels te prikken – zodat er meer buitenwereld naar binnen sijpelt. Een aanleiding om met elkaar te praten, van gedachten te wisselen.

Ik zou het jeugdtheater zelfs willen zien als anti-polariseringsmiddel. Laten we dat gedachtenexperiment eens aangaan.

Het jeugdtheater als Anti-Polarisatie-Training.Voor mij zijn dan drie pilaren essentieel. Die neem ik graag met jullie door.

PILAAR 1: Erkennen hoe complex het leven is werkt bevrijdend

Eén van mijn meest bepalende en vormende ervaringen in het jeugdtheater vond plaats tijdens de tour van De Hompelaar. Eén van de eerste voorstellingen waarin ik na mijn acteeropleiding speelde. De Hompelaar van Ad de Bont, van Gnaffel en Wederzijds in 2007. Een stuk met 5 bont geschminkte acteurs (ik had een paars gezicht en droeg een groen gewaad) en een stuk of 30 poppen in net zulke bizarre kleuren en vormen. De taal was vol, poëtisch als een lang gedicht met verzonnen klankwoorden. En de inhoud was, tja – er zat een oversekste tante in, er kwam een oorlog voorbij, er was een moeder die zelfmoord pleegde en uiteindelijk vloog het dorp in de fik en vloog mijn personage, het hompeljong, met vleugels naar de horizon. Zijn leven of juist zijn dood tegemoet. We wonnen er destijds de Gouden Krekel mee, maar ik vraag me of die voorstelling met die onbekende titel en heftige onderwerpen nu nog te verkopen zou zijn. Het zou denk ik gezien worden als ‘ontoegankelijk’ en ‘te zwaar’.

En elke keer als ik dat denk, schrik ik. Is dat echt zo? Is er in 15 jaar zoveel veranderd?

Na afloop van één van de voorstellingen steekt een jongen van een jaar of 9 de vloer over en loopt recht op me af. Mijn moeder is ook dood, zegt ie. Overvallen als ik ben, probeer ik een gesprek met hem te hebben over zijn overleden moeder. Het was overduidelijk dat hij het fijn vond om hier met mij over te praten – alsof hij mij onder die paarse schmink en achter dat groene gewaad als mede-ervaringsdeskundige zag. In al die abstractie en bombastische taal heeft hij zijn eigen situatie herkend. Omdat de emotionele kracht van de voorstelling door alles heen sprak. En ik dacht te zien: hoe goed hem dat deed.

En dat leerde me iets heel belangrijks:
Je hoeft de wereld voor kinderen niet mooier of leuker te maken dan die is. Liegen heeft geen zin, want ze voelen alles toch wel. Versimpelen helpt ze niet. Sterker nog, in het erkennen van complexiteit zit juist bevrijding.

Want wat blijkt? Je bent niet de enige die dingen meemaakt en zich met verwarrende emoties een weg door het leven hompelt.

Je bent niet gek.
Je bent niet alleen.
Het leven is ingewikkeld. En dat is niet erg.

Theater als bevrijdende erkenning van hoe complex het leven is. Dat is mijn houvast geworden.

En een essentiële pilaar onder de anti-polarisatie-training.
Want polarisering is per definitie een versimpeling van de werkelijkheid. Alsof alleen dat ene perspectief klopt en waar is.

Het leven is nou eenmaal ingewikkeld.

Pas wanneer je een probleem erkent, kun je beginnen met een oplossing.
Pas wanneer een naar gevoel mag bestaan kan het transformeren tot iets anders.
Er ontstaat ruimte om ergens van een afstand naar te kijken. Humor zelfs, omdat het leven wanneer je erbij stil staat ook maar tamelijk toevallig en absurd is. In de erkenning ontstaat lucht, zodat dingen juist minder zwaar worden.

De angst voor ‘zware’ voorstellingen is sowieso niet terecht. Een voorstelling is alleen maar ‘zwaar’ wanneer die niet communiceert. Je kan elk onderwerp, hoe groot en veelomvattend ook, communiceerbaar maken. Dat is in feite juist ons ambacht. Zoals een chirurg weet wat die met een mes moet doen.

Dat is juist onze taak.

PILAAR 2: De poging om elkaar in het onbegrip niet los te laten

Ik vind nagesprekken met jongeren altijd fantastisch.

Voor de meeste jongeren is het niet veilig om zich kwetsbaar op te stellen. Je gaat niet praten over wat je dwars zit – dat is te naakt, wat zullen anderen denken. Je zou wel gek zijn. Maar dat betekent niet dat ze niet willen praten. In mijn beleving willen jongeren heel graag praten. Zeker wanneer ze in hun gevoel voor moraal worden geprikkeld, dan hebben ze enorme meningen. Die willen ze delen. Maar als het gesprek niet veilig is, dan wordt er niet gepraat. Zo simpel is het.

Precies daar heeft theater een enorme functie. We kunnen onderwerpen aanbieden die moeilijk of zelfs taboe zijn. Juist door mee te leven met een personage dat je zelf niet bent (maar je wel in kan verplaatsen) durf je te spreken over dingen die anders te privé en kwetsbaar voelen. Via de personages uit het stuk ontstaat het gesprek. Daar zit de ingang om van gedachten te wisselen. De afstand creëert ruimte en veiligheid. Want je kan het loskoppelen van je eigen leven, je hoeft het niet letterlijk over jezelf te hebben. Die gesprekken zijn vaak zo prachtig openhartig en gretig en eerlijk. Gesprekken die anders maar al te vaak niet van de grond zouden komen, want: waar begin je? Hoe snijdt je iets aan?

Ik hou van voorstellingen waarin juist beste vrienden met elkaar clashen. Omdat het laat zien dat dat mag: je mag van mening verschillen, je mag van mening veranderen. En: je hoeft elkaar in het onbegrip niet los te laten.

Het ideale gesprek dat ik in een voorstelling zou willen tonen – gaat helemaal niet over begrip. ‘Ah, jij vindt dit, ik vind dat – halleluja wat begrijpen we elkaar toch goed.’ Dat zou ik eerder wantrouwen. Want dan zet je ook niets in beweging bij elkaar.
Een ideaal gesprek is misschien juist een gesprek waarin je elkaar niet begrijpt. Waarin je kan erkennen: wij begrijpen elkaar niet. Ik begrijp jou niet, ik ben het niet met je eens. Maar waarin je dan toch in dat onbegrip samen kan bestaan. Elkaar niet hoeft los te laten. Zodat het gesprek doorgaat. Niet stopt. Zich kan blijven ontwikkelen.

Ik denk dat gesprekken momenteel snel stoppen. Jij vindt dat, ik vind dat niet. Klaar. Jij bent van die partij, ik van die. Punt. Dat mag je niet zeggen. Zo mag je dat niet noemen. Klaar. Einde gesprek.

Maar dan verandert er niks en blijven bubbels gesloten.
Je kan een hoop perspectieven bij elkaar zetten. Maar het brengt pas wat te weeg als er de bereidheid is om te luisteren.

We zullen met elkaar moeten uitwisselen.
En dat uitwisselen vraagt moed aan beide kanten; om domme dingen te zeggen, om fouten te maken. Het vraagt ook om wederzijdse ruimte en veiligheid om het gesprek niet te beëindigen wanneer die fouten worden gemaakt.
Het vraagt dus eigenlijk om commitment. Dat je voor de duur van het gesprek je werkelijk aan elkaar verbindt en in het onbegrip samen blijft.

Ik denk dat het heel goed en anti-polariserend werkt wanneer je dat heel veel als voorbeeld krijgt.

Hoe personages elkaar op het scherpst van de snede kunnen bevechten, maar elkaar niet afwijzen. Het gesprek én het gevecht blijven aangaan. Het contact vast houden. Zodat het onbegrip niet meer bedreigend is maar gezamenlijke grond wordt om op verder te gaan.

Zodat je in het onbegrip samen kan bestaan. Dat is de tweede pilaar.

PILAAR 3: Zowel spiegels als ramen tonen

Er is een prachtige quote van de Amerikaanse kinderboekenschrijfster Sharron McElmeel, die me sinds ik die hoorde altijd is bijgebleven. Namelijk: ‘Kinderen hebben behoefte aan spiegels en ramen.Veel gekleurde kinderen zien de wereld alleen via ramen en zij hebben spiegels nodig. Andere kinderen zien alleen spiegels en zij moeten de wereld ook door ramen leren zien.’

Spiegels om jezelf te zien. Ramen om de ander te leren kennen.
Dit gaat zowel over representatie, wie staan er op de vloer, als over de inhoud.

Het is belangrijk om in voorstellingen (en films en boeken) je eigen verhaal te herkennen, zodat je je gezien voelt en minder alleen. Spiegels.
Het vertelt dat je er mag zijn en de wereld er ook is voor jou.
Dat je mag voelen wat je voelt en denken wat je denkt.

Die erkenning geeft rust en zelfvertrouwen. En vervolgens meer openheid om ook de verhalen van een ander te ontvangen.
En:
Het is belangrijk om geconfronteerd te worden met wat en wie jou onbekend is. Ramen. Verschillende perspectieven leren kennen op één kwestie, zien dat er mensen anders zijn dan jij, dat iedereen nagellak kan dragen, dat iedereen een andere maatschappelijke positie inneemt en de wereld anders ervaart. Het is nodig, zodat je weet: ik ben niet de norm, ik ben één van velen, ik ben een klein puntje van de taart.

Sommige kinderen hebben meer spiegels nodig. Andere meer ramen. En er is behoefte aan allebei.

Okee. Goed.
Het leven is ingewikkeld en dat erkennen lucht op. In totaal onbegrip kun je toch in gesprek blijven
Je mag er zijn.
En je bent één van velen.

Stel nou, dat het echt zo werkt. Jeugdtheater als anti-polarisatie-training. Dat als je kinderen maar genoeg bombardeert met meervoudige perspectieven je ze kan indoctrineren tot bubbelloze burgers.

Als dat zo is.
Waarom is er dan zoveel meer theater en cultuur in de grote Randstedelijke steden en zoveel minder in de regio? (Ik gebruik hier het woord ‘regio’ bij gebrek aan een beter woord, want natuurlijk is ook Amsterdam een regio.)
Buiten de Randstadsteden spelen eigen thema’s, andere emotionele onderstromen. Met minder ramen. Minder spiegels. Minder vanzelfsprekend divers cultureel aanbod.

Ik begon mijn verhaal met zeggen dat Enschede een andere wereld is dan Amsterdam.

Wat dat cultuurverschil is, vind ik best moeilijk te vangen. Je gaat onvermijdelijk generaliseren.
Maar ik doe een poging:
Twente is een regio die ongeveer de helft van Overijssel beslaat en is groot geworden door de textiel. Groot geworden en klein gebleven tegelijk. Het was een regio van arbeiders. En die arbeiders zagen weinig van de rijkdom die de textiel bracht. Toen de fabrieken in de tweede helft van de vorige eeuw stuk voor stuk sloten trokken de textiel-‘baronnen’ grotendeels weg en de arbeiders bleven werkeloos achter. Nog steeds is het een regio met veel armoede. Met grote sociaaleconomische verschillen.

Of in de woorden van stadsdichter Willem Wilmink: ‘Het is het eindpunt van de trein / bijna geen mens hoeft er te zijn / bijna geen hond gaat zo ver mee: / Enschede’

Toch wonen in Enschede 160.000 mensen, waarvan zo’n 30.000 studenten en mede door de internationale universiteit is het ook een stad met 160 verschillende nationaliteiten. Wat dat betreft is Enschede niet alleen een andere wereld dan Amsterdam – maar ook totaal anders dan de kleinere steden en dorpen om Enschede heen.

Door de verschillende beroepsgroepen en opleidingsniveaus heen lijkt er wel een gemene deler te zijn in een bepaald minderwaardigheidsgevoel richting het Rijke Westen. Niet dat Enschedeërs of Tukkers zichzelf minder vinden. Maar het is een breed gedeeld gevoel dat mensen uit de randstad hen minder vinden. Daarin zit een lange geschiedenis van ja, onderdrukking. Arbeiders die hun rug krom werkten maar er geen financieel voordeel aan hadden. Mensen die decennia lang ‘de domme boertjes uit de provincie’ zijn genoemd. En: op het nieuws gaat het altijd eerst over Amsterdam, daarna over de randstad, dan over het buitenland en ver daarna pas … over ons.

En nu woon ik er zelf en valt me dat ook op. Er is een totale vanzelfsprekendheid dat belangrijke dingen in Amsterdam gebeuren. Of op Zoom. En van de ‘Amsterdam-is-het-middelpunt-van-alles’- bubbel maakte ik volledig deel uit. En dat had ik als ‘openminded theatermaker’ totaal niet door.

Dus voelen veel mensen in Twente zich niet werkelijk gezien.

Je ziet het ook terug in de woede en in het sentiment rond de huidige stikstofcrisis. ‘Er word met onsgesold. Den Haag heeft geen oog voor onze problemen.’ Het zijn emoties die oud zijn en ver terug gaan. Het is niet voor niets dat op plekken waar mensen zich niet gezien voelen, het populisme stevig voet aan de grond krijgt.

Dus juist daar ligt voor het theater een taak. En er zijn zowel spiegels als ramen nodig.

Het verlangen naar spiegels is te zien in de Twentse locatieproducties. Hanna van Hendrik, Van Katoen en water – het zijn groots opgezette voorstellingen met lange speellijsten die steevast uitverkopen. Lokale geschiedenissen met een mix van professionals en ensembles van plaatselijke amateurspelers en -muzikanten. Verhalen uit de eigen klei zogezegd. Dit willen mensen zien: hun geschiedenis en de complexiteit van hun specifieke problemen.

Spiegels. Die er weinig zijn geweest. Maar zijn er ook genoeg ramen?

Daarom moet theater juist te zien zijn op plekken buiten de bubbels van gelijkgestemden. Juist daar, op al die scholen met kinderen uit gezinnen die nooit naar het theater gaan. Waar mensen het niet sowieso al met je eens zijn. Juist daar is nood aan een ander geluid, een andere blik, aan uitwisseling en de erkenning van het feit dat het leven verdomd ingewikkeld is.

En daarom is regionale spreiding zo vreselijk belangrijk.
Wat mij betreft zou er beleidsmatig veel meer focus moeten zijn op het verspreid over het land laten wortelen van instellingen. Wonen, maken en spelen op dezelfde plek als je publiek. Dan kun je echt verdiepen, verbinden, duurzaam iets gaan betekenen.

Wat minder toeren, minder ver weg. Het is niet duurzaam, kost tijd, geld en energie. En niet iedereen hoeft overal te zijn. De culturele instellingen zélf zouden veel beter over het land moeten zijn verspreid. Véél beter dan nu.

Momenteel is Sonnevanck het enige structureel landelijk-gesubsidieerde jeugdtheatergezelschap in het Oosten. Dat is bizar voor zo’n groot gebied, dat twee provincies beslaat. Het is dan ook bijzonder pijnlijk dat het andere jeugdtheatergezelschap van het Oosten op het punt staat te verdwijnen. Kwatta, dat daarvoor Teneeter was en een lange geschiedenis vertegenwoordigd.

Wat zou het fijn zijn als meer groepen zich vestigen in de provincie en met hun voorstellingen zouden reizen naar al die kleine scholen in dorpen die anders geen theater zien. En wat zou het fijn zijn als we geen gevoel van onderlinge concurrentie hoefden te hebben. Kwatta en Sonnevanck hebben altijd een rondedans om elkaar gedaan om te blijven bestaan. En zolang het waanidee bestaat dat één Oostelijk gezelschap voldoende is zullen wij die concurrentie onvermijdelijk ook met nieuwe groepen voelen. Terwijl er ruimte en nood is aan zoveel meer.

Het Nederlands jeugdtheater heeft het afgelopen jaar opnieuw laten zien hoe veelzijdig, veelvormig en van hoge kwaliteit het is. We hebben veel te bieden.

En waar zachte stemmen worden overschreeuwd en polarisatie op de loer ligt: daar is een plek voor ons om van nut te zijn.

Want we moeten het gesprek op gang brengen. Er moet gepraat worden. Moedig, open en committed.

Er zijn bubbels te doorprikken, ramen te openen, spiegels op te hangen.

Kruip in de haarvaten, ga de kleine steden, de dorpen, de scholen in; verdiep je in je publiek en verspreid het anti-polarisatie-theater.

Zeg ik tegen ons allen en tegen mezelf, hier, vanuit onze bubbel, in de Amsterdamse Krakeling.

De Enschedese delegatie reist vanavond weer naar dat ‘andere continent’. Wees meer dan welkom ons te volgen.

Dank voor het luisteren.

Daniël van Klaveren

Foto: Coen Dijkstra