Lat omhoog, drempel omlaag.

De Theatertroep bestaat nu dertien jaar. De meeste leden kennen elkaar van de Theaterschool in Amsterdam, waar ze als theaterdocent afstudeerden. Waar ze eerst met twaalf mensen waren, is er nu een groep van zeven spelers en makers over. Ik spreek Rosa Asbreuk, Patrick Duijtshoff, Elisabeth ten Have, Timo Huijzendveld en Nicoline Raatgever in theatercafé De Richel, dat ze sinds 2014 huren van Frascati. Daar geven ze – wanneer dat kan – muziekoptredens, voorstellingen, lezingen en feestjes.

Hoe gaan jullie te werk?
Elisabeth: We zijn met elkaar groot geworden, dus hebben zelf kunnen bedenken hoe we willen werken.

Rosa: Het maakplezier staat bij ons altijd voorop, we kijken eerst waar we zin in hebben. Daarna komt de dramaturgische fase: we praten vier weken over wat we gaan doen, bewerken teksten, bedenken acts en decor. Daarna hebben we ons publiek nodig om de eerste dingen op uit te proberen. Pas met publiek spelen we een voorstelling voor het eerst helemaal. Dan pas leggen we iets vast. Het valt niet te voorspellen waar je gas terug moet nemen of juist energie moet bijgeven.

Patrick: We werken daarbij niet democratisch, maar maken los van elkaar onderdelen van de voorstelling en bespreken dan alles met z’n allen.

Hoe zouden jullie jullie stijl omschrijven?
Onze artistieke signatuur is vaudeville: niet anekdotisch, maar associatief. Die stijl is ontstaan toen we een nacht in De Melkweg speelden en is verder uitgebouwd op De Parade. Als we repertoire maken, is er ook die vaudeville-drang om een lied of gedicht toe te voegen. We willen heel vrij naar de tekst kijken en kritisch onderzoeken wat wij willen van de tekst. Vaart, vrolijkheid en zwarte komedie kenmerken ons. In het beste geval is onze humor iets waar je niet van bijkomt, maar waar je de volgende dag over nadenkt. We vallen van achteren aan: je lacht en opeens denk je ‘wat schrijnend’. Of je kunt er niet om lachen en de volgende dag zie je het ineens wel.

Elisabeth: Veel mensen uit het publiek blijven hangen na afloop. Die sfeer creëren we bewust: we willen de drempel omlaag en de lat omhoog. Er komen vaak mensen twee keer kijken bij onze tour, aan het begin en aan het eind, omdat ze willen zien hoe de voorstelling doorontwikkeld is. Als we kunnen, geven we dan vrijkaartjes.

Wat doen jullie in deze coronatijd?
Rosa: Onze trein rijdt gewoon door: wat we nu maken, maken we nu: we gaan niet alles dat we zouden spelen hernemen. We zouden willen oproepen een streep te zetten door al het werk dat nog ingehaald moet worden, anders hebben we straks echt een probleem. Dat is voor ons misschien makkelijker omdat we altijd beschikbaar en flexibel zijn. We zullen niet snel iets afzeggen, maar altijd zoeken naar nieuwe vormen binnen wat er nu wel kan. Als we niet kunnen spelen, maken we een podcast of livestream.

Doen jullie alles zelf?
Timo: We zijn overal verantwoordelijk voor. Dat levert andere resultaten op dan wanneer je dingen uitbesteedt. Wij hebben onderling aan een half woord genoeg.

Patrick: Zakelijk hebben we alles verdeeld over iedereen. Mensen zeggen vaak tegen ons: ‘jullie moeten echt een zakelijke leiding hebben’, maar dat is niet zo evident als het lijkt. Telkens als we iemand zoeken voor de zakelijke leiding –

Timo: – dan zeggen ze: ‘ik wil dit wel doen, maar jullie zijn het zelf al aan het doen’. Voor deadlines zou het wel fijn zijn als er een zakelijke leiding meekijkt.

Nicoline: Als we op tournee zijn, hebben we speelbeurten door het hele land. We hebben een heel trouw publiek, dat mensen meeneemt naar onze voorstellingen en we maken ze ook medeverantwoordelijk voor de voorstelling. Maar dan maken we soms dagen van 10.00 tot 01.00 en schieten de zakelijke taakjes er een beetje bij in. Dan komt er een stuwmeer aan facturen: daar zou een zakelijk leider fijn voor zijn.

Rosa: We hebben nu wel een educatiemedewerker en een stagiair voor de publiciteit en marketing, volledig volgens de fair practice code met vertrouwen en transparantie. Via Rudolphi is ons impressariaat. We hebben ook veel contact met ons goede bestuur en vertrouwen hen om het te zeggen als er iets mis gaat. Ze kunnen kritisch zijn, maar tot nu toe kunnen we al hun vragen heel goed beantwoorden.

Hoe verhouden jullie je tot eerdere generaties collectieven en theatermakers?
Timo: Van Discordia en ’t Barre land hebben we meegekregen dat het publiek zich welkom en gezien moet voelen. We hebben de collectieve werkattitude van ze geleerd en de liefde voor repertoire en kennis van oude meesters. We werken ook regelmatig met de spelers van die collectieven, maar ze gaan niet mee de vloer op.

Rosa: Jan Joris Lamers van Discordia hielp ons in 2019 bij ons stuk Opgediept (met een tekst van Judith Herzberg red.) door de tip te geven: je moet niet afspreken wie welke tekst zegt. Dat vond ik een gouden ingeving, want daardoor blijf je denken. Zeker bij dat soort teksten is dat essentieel, zodat er niet een soort dramatiek insluipt. Je moet heel erg in het hier en nu de zinnen blijven maken en elkaar blijven aanvoelen.

Elisabeth: De diepe liefde voor taal verbindt ons met Judith Herzberg: zij schrijft praktisch poëtisch. We smullen van haar blik op de wereld en hoe zij haar zinnen en gedichten construeert en de kleinste details oppikt. We maken dynamiek met haar teksten in onze vaudeville-stukken. Het is een extreem contrast, maar dat trekt ons erg aan.

Patrick: Het belang van ensemblespelen leerden we ook van oudere collectieven: om niet pas om half negen het theater binnen te komen lopen en je collega’s pas op de vloer te zien, maar ook samen te eten en dan alles even door te nemen: ‘misschien kan dit nog anders’. We koken vaak lekker samen, dat helpt ook. In de kroeg zitten na afloop hoort ook echt bij het werkproces. Het is continu doorwerken met z’n allen.

Rosa: We zijn de hele dag met elkaar onderweg. Het zijn van een collectief is overstijgend: we staan allemaal op een bepaalde manier in het leven en voelen ons allemaal senang bij dat alles met elkaar verweven is. Het artistieke en zakelijke loopt door elkaar en we hebben een doorlopend gesprek. Er lopen ook allerlei gesprekken simultaan en door elkaar. Dat heeft te maken met dat je kookt, samen eet en de gezelligheid deelt.

Hoe zou de toekomst voor collectieven er idealiter uitzien?
Rosa: Het Werkteater kreeg een jaar geld om uit te zoeken wat voor vernieuwends ze wilden maken. Ik snap dat er nu zoveel gezelschappen zijn dat dat niet meer mogelijk is, maar ik vind dat we de andere kant op zijn gedreven in dat alle puntjes moeten worden afgevinkt in subsidie-aanvragen.

Timo:  Ik word soms gek van al die regelingen. Ik denk dan: maak een hoop geld, kijk wat er aan aanbod is en hoe je het veld wil vormgeven. Ik mis het vertrouwen dat subsidiënten zeggen: ‘het is aan jullie, we vertrouwen jullie, jullie gaan iets nieuws maken’ en dat daar geld voor is. Nu we geen financiering hebben, voel ik ook vrijheid: we hoeven ons nergens aan te houden, we zijn niemand iets verplicht.

Elisabeth: Er is nu geen ruimte voor experiment, lijkt het. Soms heb je een langere route ergens naartoe nodig. Beleidsmakers moeten snappen hoe het werkt: om te groeien, heb je het soms nodig om op je bek te gaan.

Rosa: Ik denk vaak: ‘ook als het niet bij ons zou passen, mogen we het maken.’ We willen niet in een mal passen, maar dat kun je bijna niet uitleggen aan een fonds. Vaudeville wordt gezien als plat, entertainend vermaak. De afgelopen jaren hebben we erg geprobeerd om dat imago tegen te gaan en te laten zien dat humor ook inhoudelijk kan zijn. We zien ook een groot verschil in hoe onze vaudeville-voorstellingen en repertoirestukken worden gerecenseerd, maar voor ons is dat hetzelfde.

Patrick: De sector is enorm in hokjes verdeeld. Als je niet binnen dat hokje valt, heb je pech. De theaterwereld is heel conservatief. ‘Jullie zijn een collectief’ kan al beperkend zijn. Het is overigens niet alleen de schuld van beleidmakers dat er weinig visie is: spelers zien zichzelf niet meer als autonoom kunstenaar. Iedereen hopt nu van het ene gezelschap naar het andere, maar bij collectieven zoals Het Werkteater had iedereen gedachten over hoe de kunstwereld zou moeten werken. Wat voor aardverschuiving zou het opleveren als je de kantoren veel kleiner zou maken en het geld veel meer bij de uitvoerenden terecht zou komen? Machtsverhoudingen en -problemen komen er ook uit voort dat spelers zo afhankelijk zijn van slechts een paar mensen. Dat hebben we als spelers ook zelf toegestaan.

Rosa: We gaan met de organisatie Aanvang!, die mede door mij en Kyrian is opgestart en waar iedereen van onze groep vaak bij is, elk kwartaal met de Raad van Cultuur in gesprek. Met het Fonds Podiumkunsten zijn we ook in gesprek: er komt een nieuwe directeur, dus ik ben heel benieuwd wat dat teweeg kan brengen. De komende jaren gaan we hopelijk met de hele sector werken aan ‘de collectieve droom’. We gaan een advies of voorstel voor het nieuwe kunstenplan publiceren. Er zijn zo veel makers en gezelschappen klaar met hoe het gaat, met de beoordelingen en de B-lijst die dan toch weer gered moet worden. Daar moet veel over gepraat worden. Het is belangrijk om als sector geëngageerd te blijven met wat die sector is en kan zijn.

Patrick: We moeten echt stoppen met denken dat de een het brood jat van de ander. Dat is gewoon niet waar. De angst dat mensen iets stelen van elkaar is zo gigantisch, maar we maken allemaal iets heel anders. De musicals van Joop van den Ende moeten er ook zijn. Als er geen groepen in het oosten zijn gehonoreerd, is dat ook voor ons verschrikkelijk: dan gaan daar minder mensen naar het theater, daar hebben wij ook last van. Een levend, rijk en gemêleerd theaterlandschap is ook voor ons van belang. Het publiek moet gevoed blijven worden. Loek Zonneveld was een van de weinigen met verstand van zowel Joop van den Ende als Toneelgroep Amsterdam en Discordia. Hij maakte geen onderscheid tussen hoge en lage kunst: het is met elkaar verbonden.

Rosa: Kennis is ook solidariteit: als ik weet wat er vóór mij was en wat ik daarvan mee wil nemen en door wil geven, voel ik me solidair. Daar kan ik ontroerd van raken. Nu moet alles nieuw en vernieuwend zijn, je moet in alles de eerste zijn want dan krijgt het aandacht. Wij willen juist kijken naar wat er al is en daar iets nieuws van maken. Zonneveld was het geweten van de kunstwereld: hij plaatste alles in perspectief en breder verband. Hij wilde alles zien en zag ook alles.

Hoe solidair zijn jullie zelf? Hoe loopt de samenwerking met andere collectieven?
Patrick: Als iemand vraagt of ze decor kunnen lenen, kan dat altijd. Je kunt daar huur voor vragen, maar bij ons kun je, als je dat nodig hebt, gratis decor lenen. We houden van uitwisseling: iedereen mag ook onze aanvragen lezen, dat is niet gebruikelijk.

Timo: Zeker jonge makers mogen veel gratis, bijvoorbeeld in De Richel vergaderen.

Nicoline: Dat hebben we van Discordia en ’t Barre Land meegekregen. Wij konden als jongelingen ook altijd hun decor en plek gebruiken. We hebben nog de sleutel van hun fantastische plek, daar kunnen we koken en repeteren. Ze zijn een open source.

Patrick: We werken veel met grote groepen spelers, maar hebben niet zoveel contact met jonge collectieven. Voor ons is het de dagelijkse praktijk dat we met Discordia, ’t Barre Land en losse gasten werken. Dat doen we al sinds we bestaan. Je vindt toch niet het wiel opnieuw uit: het is niet nieuw en revolutionair om je te verenigen. We vinden het normaal dat je alles openstelt en niet bang bent dat iemand iets van je overneemt: niet dat winstbejag en ieder voor zich.

Rosa: Op De Parade probeerden we artiesten die op die avond gespeeld hadden het laatste uur van de avond bij ons langs te laten komen. Dat was heel leuk. Het is goed om je werkpraktijk uit te wisselen: dat doen we tot in de kroeg met medemakers.


In het meinummer onderzoekt Theaterkrant Magazine wat op dit moment de waarde is van theatercollectieven. Als opmaat interviewt toneelschrijver Janneke Jansen (HET Collectief) de jongste generatie collectieven.

De Theatertroep speelt deze zomer – als het kan –in De Krakeling in het Westerpark hun ‘affer-dan-affe versie’ van Hokus Pokus met goochelacts die niet lukken, geschreven door Don Duyns. In het najaar spelen ze Stuk voor Stuk, waarvoor ze zeven prozaschrijvers vroegen een eenakter te schrijven.

Foto: Jorn Heijdenrijk