Vanavond en morgen opent de Griekse choreograaf Christos Papadopoulos in Internationaal Theater Amsterdam de 31ste editie van het vijftiendaagse festival Julidans. Zijn nieuwste voorstelling Larsen C heeft hij vernoemd naar de oudste ijsplaat van Antarctica, waarvan in 2017 een enorme ijsberg afscheurde en naar warme wateren wegdreef. Verwacht bij Papadopoulos echter geen opgestoken vuist tegen klimaatverandering. In zijn werk, vol minieme verschuivingen, gist het altijd onder de oppervlakte.
Natuurlijk maakt hij zich ook druk om de ecologische gevolgen van zo’n alarmerend bericht over het wegdrijven en smelten van zo’n berg van biljoen ton ijs en dat de ongerepte onderwaterwereld nu wordt blootgesteld aan zonlicht. Maar Christos Papadopoulos fascineert bovenal het fenomeen hoe traag dat ijs beweegt. ‘Je kunt eigenlijk alleen de punt van zo’n ijsberg waarnemen – hij beweegt echt hypertraag – maar onder water vinden allemaal snelle oceaanstromingen plaats die van grote invloed zijn. Die metafoor gebruik ik ook vaak voor de motoriek van mijn dansers. Aan de buitenkant moeten ze met minimale motoriek het topje van de ijsberg laten zien, maar onderhuids moeten ze grote bewegingen voelen.’
Zes performers verschuiven in Larcen C bijna ongemerkt van positie. Soms weet je niet eens hoeveel dansers er eigenlijk op het podium aan het bewegen zijn. Toch veroorzaken ze golfslagen die even snel als dat ze opduiken weer worden geabsorbeerd door het donker. En dan doemen ze weer ergens anders op, rusteloos maar met ogenschijnlijk minimale bewegingen. Papadopoulos: ‘Ik was als kind zelf altijd rusteloos. Wij woonden in een verlaten dorp op de Peloponnesos en ik wilde altijd naar buiten. Juist wanneer iedereen rust nam, tussen twee en vier uur ’s middags tijdens Griekse zomers, rende ik de bergen in om te kijken naar alle details in de natuur. Wat ik dan zag vibreren in die extreme hitte, fascineerde mij enorm.’
Toch had de jonge Christos nog geen idee dat hij van het observeren van beweging zijn beroep zou kunnen maken. De zoon van een medewerker bij een lokale rodewijnproducent en een verkoopster van eigen gemaakte Griekse pasta’s ging eerst nog politicologie studeren aan een universiteit in Athene. Daar verdiepte hij zich ook in theater en werd lid van een studententheatergroep, die af en toe ook aan dansles deed. ‘Ik wist al snel dat aan mij geen balletdanser of volksdanser verloren zou gaan. Maar toen hoorde ik iemand vertellen over de SNDO in Amsterdam, hoe ze daar totaal gek met dans omgaan. Vooral het experimentele trok mij enorm.’
Volgens hem echode begin 2000, toen hij aan de SNDO studeerde, nog wel wat radicale geluiden van de oude glorie van de School voor Nieuwe Dansontwikkeling, maar zo extreem als in de beginjaren, toen iedere beweging tot dans werd gebombardeerd, was de opleiding zeker niet meer. Toch voelde de studietijd voor hem in Amsterdam als een van de meest vitale leerperiode van zijn leven. ‘Ik heb er het juiste gereedschap opgedaan om tot in detail over beweging na te kunnen denken en mijn eigen visie te ontwikkelen. Ik ben daarin enorm aangemoedigd, bijvoorbeeld door docenten als Robert Steijn.’
Toch wilde hij terug naar zijn geboorteland, naar familie en vrienden, om daar deel uit gaan maken van de dansscene. Een jaar na zijn afstuderen kon hij direct als centaur optreden tijdens de openings- en sluitingsceremonie van de Olympische Spelen in Athene, in een choreografie van de Griekse avant-garde-kunstenaar Dimitris Papaioannou. ‘De dansscene in Griekenland heeft het veel zwaarder dan in Nederland. Lange tijd was er geen enkele support in Griekenland voor hedendaagse dansmakers. We werkten allemaal elders en zochten ergens om elf uur ‘s avonds een overlappend vrij uurtje om samen een studio in te duiken. We deelden de ticketinkomsten, dat was alles. Maar ik houd ervan om dicht op de realiteit en haar problemen te zitten. Bovendien verandert dat nu gelukkig iets. En ik had de huidige voorstellingen met mijn eigen gezelschap nooit kunnen maken zonder coproductiegeld van al die festivals in Europa, zoals Julidans.’
Met steun van het Pan-Europese netwerk Aerowaves debuteerde zijn groep Leon & The Wolf met Elvedon in 2017 in Julidans. Voor die choreografie liet hij zich inspireren door eindeloze golfbewegingen van de oceaan. In 2019 was Leon & The Wolf weer te zien, nu met Ion waarin de zwenkende formaties van zwermen vogels en insecten te herkennen waren, alsook op molecuulniveau de motoriek van elektrisch geladen deeltjes als ionen en elektronen. En vorige zomer was Papadopoulos weer te gast, nu met Opus waarin hij Bachs fenomenale muziekcyclus Kunst der Fuge onder een vergrootglas legde. Met uiterst precies uitgevoerde abstracte bewegingen van scherpe ellebogen en licht overhellende lichamen schoven vier performers als verschillende stemmen en contrapunten langzaam naar elkaar toe. De motoriek oogde even minutieus als spaarzaam, alsof voor elke noot een minimale beweging was bedacht.
Voor Larsen C heeft hij zijn zes dansers opgedragen zich te verbeelden dat een deel van hun brein zich verspreid in hun ledematen bevindt. Zodat armen, polsen, handen, voeten en benen eigen beslissingen kunnen nemen. En daarmee het lichaam onverwacht een kwartslag kunnen laten zwenken. De uitdaging ligt in het controleren van een lichaam waarin allemaal eigen willetjes rondjagen. ‘Dat is de vurige dynamiek die ze onderhuids moeten voelen gisten. Maar aan de buitenkant zien we alleen dat koele topje van die ijsberg.’
Foto: Elina Giounanli