Deze week hebben instellingen die een aanvraag wilden doen voor de Basisinfrastructuur hun plannen ingediend bij OCW. In de Basisinfrastructuur 2013-2016 wordt onderscheid gemaakt tussen grote gezelschappen die minstens drie voorstellingen in de grote zaal moeten maken, en middelgrote gezelschappen die zich tot één grotezaalproductie mogen beperken.

Vier grote gezelschappen, waarvan twee in de Randstad en twee daarbuiten, kunnen aanspraak maken op 2,5 miljoen euro subsidie. Bovendien mag één gezelschap ‘met internationale statuur’ nog eens tien procent extra aanvragen. Daarnaast is ruimte voor vijf middelgrote gezelschappen die maximaal 1,5 miljoen euro kunnen krijgen. Ook is per instelling (maximaal acht) een half miljoen extra beschikbaar voor jeugdtheater. Voorwaarden voor een plaats in de Basisinfrastructuur is ruime aandacht voor publieksbereik, talentontwikkeling en eigen inkomsten.

Negen gezelschappen dingen mee naar de BIS-subsidies: Toneelgroep Amsterdam, Ro Theater, Noord Nederlands Toneel, Het Zuidelijk Toneel, Toneelgroep Maastricht, De Utrechtse Spelen, Toneelgroep Oostpool, het Nationale Toneel en Tryater. Alleen Toneelgroep Maastricht en Tryater doen een aanvraag als middelgroot gezelschap voor 1,5 miljoen euro; de zeven anderen proberen 2,5 miljoen euro binnen te halen als groot gezelschap. Theaterkrant.nl sprak de acht kandidaten over hun plannen. Acht, want Toneelgroep Amsterdam wil nog niets loslaten.

Toneelgroep Oostpool

Toneelgroep Oostpool handhaaft het huidige beleid. De bedrijfsvoering is volgens zakelijk directeur Ruud van Meijel gezond met ruimschoots eigen inkomsten. Marcus Azzini neemt de artistieke leiding van het gezelschap over van Rob Klinkenberg, die wel aanblijft als dramaturg. Verder gaan regisseur en schrijver Joeri Vos en makersduo Suzan Boogaerdt en Bianca van der Sloot onderdeel uitmaken van het artistieke team. Op het gebied van talentontwikkeling blijft Oostpool zich actief inzetten. Zo wordt de jaarlijkse productie, die tot stand komt met studenten van toneelschool ArtEZ, voortgezet.

Voor het plaatselijke productiehuis Generale Oost is, net als voor de andere productiehuizen, geen plaats meer binnen het nieuwe bestel. Generale Oost maakt echter een doorstart met middelen van regionale overheden en Oostpool behoudt de nauwe banden met het productiehuis. Tot slot gaat het gezelschap een meerjarige alliantie aan met Jeugdtheater Sonnenvanck uit Enschede om producties voor jongeren van zes tot achttien jaar te ontwikkelen.

Nationale Toneel

Het Nationale Toneel wil met Theu Boermans als artistiek en Walter Ligthart als zakelijk leider zowel klassiek als modern repertoire brengen. Het gezelschap breidt het ensemble uit naar achttien acteurs en neemt per 2013 het jeugdtheatergezelschap Stella Den Haag onder zijn hoede, onder het vaandel ‘NT Jong’. De huidige artistiek leider van Stella, Hans van den Boom, blijft regisseur van muziektheatervoorstellingen, maar wordt als artistiek leider opgevolgd. Daarnaast zet het NT een Talentontwikkelingsprogramma in gang, waarbij tweemaal gedurende de kunstenperiode een regisseur, scenograaf en twee acteurs gedurende twee jaar binnen het gezelschap een masteropleiding volgen. Op het gebied van talentontwikkeling komt Casper Vandeputte regisseren en ondersteunt het Nationale Toneel de jonge theatermakers van Firma MES op productioneel vlak. Verder gaat het NT in programmering, talentontwikkeling en educatie samenwerken met de Koninklijke Schouwburg en het Theater aan het Spui, in een ‘Haagse Toneelalliantie’. Tot slot werkt het gezelschap samen met NT Gent en zal het in de komende jaren gaan produceren met gastregisseurs, onder wie Stefan Bachmann en Michel Thalheimer.

Tryater

Tryater opteert als middelgroot gezelschap voor 1,5 miljoen euro en voldoet al aan de eisen rond publieksaantallen en eigen inkomsten. Het gezelschap bereikt het grote publiek door de toeschouwers expliciet niet te onderschatten, legt artistiek leider Ira Judkovskaja uit. Dat zoekt in het theater juist naar een uitdaging. Daarom wil het gezelschap ‘prikkelende’ voorstellingen blijven maken. In zijn aanvraag zet Tryater hoog in op zijn unieke positie als Friestalig gezelschap – binnen het nieuwe bestel is ruimte voor maximaal één zo’n gezelschap. Bovendien wil Tryater het productieproces ‘omdraaien’. Eerst wordt de voorstelling gemaakt en daarna wordt pas gekeken hoe ze aan het publiek wordt gepresenteerd. Is het geschikt als reizende productie of eerder voor het eigen gebouw? Ook vormexperimenten krijgen meer ruimte. Verder wil Tryater zich blijven inzetten voor een gunstig cultureel klimaat in Friesland. Jong talent kan nog steeds terecht bij Jong Tryater, waarin specifiek Friestalige acteurs intensieve begeleiding krijgen. De band tussen amateur- en professionele acteurs zal nog hechter worden en het gezelschap wil in het eigen gebouw ook andere kunstdisciplines gaan faciliteren. Tot slot denkt het gezelschap na over een nieuw soort relatie met het bedrijfsleven. De aloude sponsorrelatie werkt namelijk niet meer, aldus Judkovskaja.

Noord Nederlands Toneel

Het Noord Nederlands Toneel deelt voorstellingen voortaan op in drie types, zo stelt het gezelschap in zijn aanvraag: producties voor culturele liefhebbers, voor geïnteresseerden en voor nieuwkomers. Type 1 zijn ‘klassiekers met een twist’, zegt zakelijk leider Arie Wink, zoals het eerdere Medea of La Divina Commedia. Dit zijn de ‘artistieke speerpunten’ van het gezelschap. Type 2 is toegankelijker, met voorbeelden als Alice in Wonderland of Elf Minuten. Hierbij kunnen gastregisseurs alsFrank Lammers of Paul Eenens worden betrokken. Type 3 voorstellingen vinden plaats op locatie, bijvoorbeeld in de basketbalhal van Martiniplaza. Deze voorstellingen spelen in op actuele gebeurtenissen in de Groningse samenleving. Door zijn repertoire op te delen in verschillende types, probeert het NNT, waar Ola Mafaalani en Ko van den Bosch voor vier jaar hebben bijgetekend, in te spelen op de markt.

Talent kan aan de slag in de Machinefabriek, dat als laboratorium zal gaan fungeren. Jonge makers krijgen daar een plaats om te spelen en vanuit het gezelschap te worden begeleid.

Na gemeentelijk overleg is besloten dat het Noord Nederlands Toneel intensief gaat samenwerken met jeugdtheatergezelschap de Citadel, dansgroep Club Guy and Roni en de Stadsschouwburg Groningen. Dit kan tot een fusie leiden, maar voorlopig zijn de aanvragen nog individueel ingediend. Het lokale productiehuis, het Grand Theatre, slaat de handen ineen met festival Noorderzon en De Noorderlingen.

Het Zuidelijk Toneel

Het Zuidelijk Toneel zet in op drie stromingen binnen het repertoire. Ten eerste gaat het gezelschap door met het ‘theaterspektakel’ – in de lijn van de huidige productie met Marc-Marie Huijbregts en de Ashton Brothers, Vertellingen van 1001 nacht. Het spektakel speelt per stad in een serie van vier à vijf voorstellingen. Dit project wordt voortgezet met grote namen, om een ruim publiek te trekken en een artistieke koppeling te maken naar andere disciplines. Daarnaast verandert de traditionele reisvoorstelling van invulling. In plaats van nieuw Nederlands repertoire wordt dit wereldrepertoire met een muzikale inslag, zoals Richard III van Orkater. Deze producties worden geregisseerd door artistiek leider Matthijs Rümke. Ten derde gaat Rob Ligthert locatievoorstelling regisseren in BrabantStad.

In het kader van talentontwikkeling worden vier theatermakers aan steden gekoppeld: Lucas de Man aan Den Bosch, Marcel Ostrop aan Eindhoven, Leen Braspenning aan Tilburg, terwijl voor Breda nog naar een maker wordt gezocht. Zij houden kantoor in de stad en ‘gaan de dialoog aan met de samenleving’, aldus zakelijk leider Gerard Tonen.

Ten slotte maakt Het Zuidelijk Toneel zich zorgen over het nieuw Nederlands repertoire. Daarom zet het een project op onder de noemer ‘het Toneelgenootschap’. In twintig steden financieren honderd mensen, met ieder zestig euro, nieuwe producties. Zij mogen vervolgens de vier nieuw ontwikkelde voorstellingen bezoeken, die plaatsvinden op ongebruikelijke locaties als een kerk of een huiskamer.

Toneelgroep Maastricht

Toneelgroep Maastricht opteert, met het oog op het publieksbereik, voor een positie als middelgroot gezelschap. Als de subsidie van 1,5 miljoen wordt toegekend, betekent dit voor het gezelschap vier ton minder dan nu, als gevolg waarvan het aantal producties met één afneemt. Voor het gezelschap blijven dan vijf  ‘productieblokken’ over: een grotezaalvoorstelling, een locatiestuk en twee blokken in de eigen zaal van, in totaal, drie of vier voorstellingen. Zelf zou het gezelschap maximaal drie of vier voorstellingen kunnen faciliteren, maar door samen te werken met de gemeente Maastricht en andere culturele instellingen wordt dit aantal opgeschroefd naar ongeveer vijftien voorstellingen. Zo probeert de toneelgroep het talent van de toneelschool en het productiehuis Huis van Bourgondië, dat onderdak krijgt van de schouwburg, op te vangen.

Ook bundelt Toneelgroep Maastricht haar krachten met jeugdtheatervoorziening Het Laagland bij het maken van educatieve voorstellingen. Een fusie is overwogen, maar uiteindelijk werd toch besloten individueel door te gaan. Met Het Laagland in Sittard en de toneelgroep in Maastricht blijft er een gezonde afstand, aldus artistiek leider Arie de Mol. Ook heeft het gezelschap simpelweg niet de ruimte om inpandig te fuseren. Het blijft, net als in het geval van het Huis van Bourgondië, bij intensieve samenwerking.

De Utrechtse Spelen

Ook De Utrechtse Spelen hoopt 2,5 miljoen euro aan subsidie binnen te halen. Bij zijn grotezaalproducties hanteert het gezelschap een winter- en een zomerbespeling. In de eerste categorie wil De Utrechtse Spelen doorgaan in de lijn van Augustus: Oklahoma: Angelsaksisch repertoire met internationaal succes. Terwijl de winterproductie bestemd is om op tournee te gaan, blijft de zomerproductie exclusief in de Stadsschouwburg Utrecht, waarbij het theater expliciet als locatie wordt gebruikt. Deze voorstelling wordt groot gemonteerd en er worden bijzondere samenwerkingen voor aangegaan, zoals eerder bij De Ingebeelde Zieke met een barokensemble en bij Shakespeares Veel gedoe om niks met New Cool Collective.

Verder maakt het gezelschap grote locatievoorstellingen, zoals afgelopen seizoen Orfeo ed Euridice op de vijver van Paleis Soestdijk. Het nieuwe plan op dit vlak is een Faust-project op vliegbasis Soesterberg. Bij de locatieproducties speelt ook talentontwikkeling een belangrijke rol. Jonge makers worden begeleid vanuit het gezelschap, zoals nu al gebeurt met onder anderen Miek Uittenhout en Greg Nottrot, die voorstellingen maken voorhet Festival aande Werf en Oerol. Tussen 2013 en 2016 maken zij een grotezaalproductie.

Ook produceert De Utrechtse Spelen voor jongeren: voorstellingen in de klas en nieuw repertoire in de Stadsschouwburg. Terwijl de jeugd- en muziektheatergroep Het Filiaal producties maakt voor kinderen in de basisschoolleeftijd, wil De Utrechtse Spelen daarop het vervolg vormen, opnieuw met oorspronkelijk Angelsaksische voorstellingen.

Als ‘projectorganisatie’ kiest het gezelschap zijn voorstellingen en samenwerkingsverbanden bewust per project. Als De Warme Winkel, waarmee al eerder is samengewerkt, zich bijvoorbeeld in Utrecht vestigt, wil De Utrechtse Spelen zeker weer coproduceren, geeft artistiek coördinator Corien Baart aan. Ook met Huis a/d Werf, dat in een nieuwe vorm zal doorgaan, wil het gezelschap graag de handen ineen slaan.