Kort geleden heeft Theaterkrant.nl de hosting overgenomen van Theaterschrift Lucifer, het internettijdschrift voor theaterkritiek en -beschouwing dat bestond van 2005 tot 2013. Hierdoor kan die site als archief ook op de lange termijn beschikbaar blijven. Om dit archief hernieuwd onder de aandacht te brengen vragen we een aantal jonge dramaturgen om een artikel dat ook nu nog het lezen waard is uit te zoeken en in te leiden. Deze keer is dat Joost Segers die koos voor Een gedachte over de vraag waarom er weer theater over politiek wordt gemaakt van Rezy Schumacher uit Theaterschrift Lucifer #1.
Staat de kunstenaar met de rug naar de samenleving of staat hij er middenin? Tijdens het grasduinen door de artikelenrijkdom van Theaterschrift Lucifer viel me op dat de vraag naar de positie van kunst en kunstenaar in de samenleving met grote regelmaat opspeelt. Een vraag die, zo merk ik onder mijn generatie (jonge) kunstenaars en dramaturgen, nog steeds regelmatig gesteld wordt. En die vraag wordt versterkt door grootschalige bezuinigingen en agressieve anti-kunst geluiden in de politiek. De relevantie van kunst blijkt voor veel mensen verre van vanzelfsprekend. Kunstenaars zijn vandaag de dag misschien wel meer dan ooit op zoek naar manieren om zich tot de wereld te verhouden en de positie van kunst in die wereld te bevragen.
Zo was ik onlangs op de ‘Dag Dramaturgie’, een bijeenkomst voor dramaturgen op Festival Cement. Het thema van de bijeenkomst was, veelzeggend genoeg, Wereldverbeteraarschap. Met een gemêleerde groep van jonge en ervaren dramaturgen gingen we op zoek naar gedeelde waarden. Toen ik daarbij de waarde ‘artistieke vrijheid’ opperde werd deze tot mijn verbazing direct afgedaan als een anachronisme. Blijkbaar kleefde er voor een aantal vakgenoten een connotatie aan van de kunstenaar die zich afkeert van de samenleving en zichzelf opsluit in zijn narcistische bubbel van hermetische ‘kunstkunst’. Voor mij betekent de term artistieke vrijheid iets anders, iets dat wel degelijk ook politieke implicaties heeft, maar mijn nieuwsgierigheid naar de herkomst van hun aversie tegen de term was gewekt.
In het eerste nummer van Theaterschrift Lucifer (2005) wordt een vraag voorgelegd aan dramaturge Rezy Schumacher: ‘Zijn podiumkunsten op zoek naar relevantie of is het [theater over politiek] modieus produceren op zoek naar publiek?’ Zij antwoordt door ‘met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis’ te gaan, waarbij ze de actuele vraag naar politiek engagement positioneert als een reactie op het romantische gedachtegoed.
“Eerst maar even die zere plek in de podiumkunsten, die mijns inziens overeenkomt met het grote probleem dat tegenwoordig alle takken van kunst teistert. Het is een gekend probleem. Binnen de kunst schreeuwt men ‘Crisis!’ omdat er het gevoel heerst dat de kunst, wat het hedendaagse tijdsgewricht betreft, de boot heeft gemist. In de kunst is men, kortom, op zoek. En het helpt ook niet wanneer een groot deel van de Nederlanders – die, vergeet het niet, in de eerste plaats nog altijd economische dieren zijn – vraagt waarom kunst moet, wat de noodzaak is van kunst, waarom kunst onvermijdelijk zou moeten zijn. Waarop de kunstenaars prompt beginnen te stotteren. Kijk naar het aandoenlijke gebrabbel van de Nederlandse toneel- en dansgezelschappen in hun advertentiecampagne tegen de bezuinigingen [Schumacher doelt hier op de bezuinigingen van het kabinet Balkenende II. JS]. De kunstenaar en zijn publiek, twee partijen die nodig zijn om tot kunst te komen. Maar ze vinden elkaar niet meer. Hoe kan dat? Voor een antwoord op deze vraag lijkt het me zinnig om te kijken naar wat voorafging aan deze situatie”
“Alle varianten binnen de romantische kunst zijn eigenlijk maar beperkt in staat te communiceren. Zo wordt kunst, en dus ook toneel, steeds meer een spel voor ingewijden die oeuvres en biografieën van kunstenaars kennen. Wanneer communicatie plaatsvindt, speelt deze zich af op een ander niveau: het gaat om het overbrengen van een sfeer of een gevoel of een ervaring: dus bepaalde aspecten van communicatie. De laatste tijd is er echter kritiek ontstaan op de romantische kunstopvatting en zijn uitingsvormen, zowel binnen als buiten de kunstwereld. In de wereld neemt de chaos en verharding toe en ten gevolge daarvan de machteloosheid en de angst. In de huidige situatie worden talloze vragen gesteld waar geen antwoord op komt. De kunst reageert op verschillende manieren. Jonge kunstenaars verzetten zich vooral tegen de kunst die zich in zichzelf opsluit. Als reactie daarop maken zij bijvoorbeeld zeer toegankelijke kunst. Het is vaak kunst die een kind in één oogopslag kan begrijpen. Kunst die ‘licht’ is en geen zware thema’s meer met zich meezeult. Of kunst die de zware thema’s omzet in banale of amusante vormen. Maar er zijn ook kunstenaars die van opvatting zijn dat de kunst zich in deze tijden – wil ze nog iets kunnen zeggen of een rol spelen – weer naar de samenleving moet keren. De wereld wordt weer hun studieterrein en ze hechten er waarde aan dat het publiek hen kan volgen in hun onderzoek. Er worden serieuze pogingen ondernomen deze wereld en het tijdgewricht waarin wij leven te interpreteren en deze interpretaties te delen met het publiek.”
Het artikel van Schumacher verheldert de zoektocht van kunstenaars naar een plek midden in de samenleving en plaatst deze zoektocht in een cultuurhistorisch kader. Wat mij betreft is die zoektocht nog altijd actueel, als een sterk uitgangspunt dat tot verschillende artistieke vormen kan leiden. Verantwoordelijkheid nemen kan echter, zoals Sartre al beweerde, alleen in vrijheid. Ruimte opeisen om kunst te maken die niet expliciet politiek of doelmatig is, kan bovendien wel degelijk als zeer politiek ervaren worden. Neem de Dadaïsten die op het verwoestende effect van de dogmatiek van grote verhalen (de Eerste Wereldoorlog) reageerden met antipolitieke banaliteit en kinderlijke speelsheid. Maar ook het openen van ervaringsregisters die in het huidige klimaat in de verdrukking geraken kan politieke waarde hebben. Laten we blijven zoeken naar maatschappelijke relevantie in ons tijdsgewricht, met inachtneming van een politiek en maatschappelijk bewustzijn en – ik ga het toch zeggen – vanuit artistieke vrijheid.
Lees hier Bericht uit het veld – Een gedachte over de vraag waarom er weer theater over politiek wordt gemaakt uit Theaterschrift Lucifer #1 (pdf).
Mooi Joost, vooral om stiekem toch nog eens op het einde Sartre te citeren, blijft daardoor goed hangen
Sterk artikel!
Hee Joost,
je betoog hier maakt de grote denkfout zichtbaar waarop alle betogen voor ‘artistieke vrijheid’ of ‘artistieke autonomie’ berusten: de gedachte dat artistieke vrijheid iets is dat verdedigd moet worden. De reden dat ik en anderen op de Dag Dramaturgie zo afwijzend op de term reageerden is dat we in een samenleving leven waarin die notie belachelijk is: niemand staat de artistieke vrijheid in de weg, er is geen censuur, iedereen kan maken wat-ie wil maken. Wat verdedigers van ‘artistieke vrijheid’ dan ook eigenlijk bedoelen is dat ze zich niets van maatschappelijke kritiek willen hoeven aantrekken, een op zich begrijpelijke reflex die ze gemeen hebben met grote groepen niet-kunstenaars die het gevoel hebben dat ‘hun’ cultuur onder vuur ligt.
Je legt in bovenstaand stuk dan ook nergens uit waarom je denkt dat artistieke vrijheid verdedigd moet worden, behalve in enkele stromanargumentaties waarin je net doet alsof je collega-dramaturgen alleen maar kunst willen zien die ‘expliciet politiek of doelmatig’ is. Dat is natuurlijk niet wat we zeggen. Wat we zeggen is dat het verdedigen van artistieke vrijheid in dit tijdsgewricht inderdaad een achterhaalde impuls is, omdat die artistieke vrijheid door niemand wordt bedreigd. Als je dan toch met Sartre wil eindigen: hij dacht dat vrijheid en verantwoordelijkheid onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, de een kon niet zonder de ander bestaan. De artistieke vrijheid die kunstenaars genieten brengt in die zin dus juist ook maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich mee (hoe de kunstenaar daar invulling aan geeft is vervolgens aan hem of haar).
Warme groet,
Marijn.
Wat leuk, Joost, dat je dit artikel hebt gekozen uit het eerste Lucifernummer. Het is een stuk dat ik in 2005 schreef naar aanleiding van een vraag van het tijdschrift De Helling, dat zich bezighoudt met linkse en groene politiek. Zij vroegen zich af waar die golf aan politiek toneel vandaan kwam die plotseling de podia beheerste. Hun vraag was: Zijn de podiumkunsten op zoek naar relevantie of is het modieus produceren, op zoek naar publiek? Nu ik dit teruglees, blijkt het inderdaad nog steeds (of weer opnieuw?) actueel. En je hebt gelijk met je pleidooi voor het opeisen van ruimte om kunst te maken die niet expliciet politiek of doelmatig is. Zolang ze maar in verbinding blijft staan met ons mensen. Toneel is nu eenmaal een publieke kunstvorm.
Groet, Rezy Schumacher
P.S. Ik ga bij een van onze dramaturgenborrels nog wel een keer in gesprek met je over Sartre’s vrijheid. Voor die vrijheid ben ik een beetje bang.
Ha Marijn,
Dank voor je reactie, scherp en kritisch als altijd.
Wat me tijdens de dag dramaturgie intrigeerde was niet alleen dat artistieke vrijheid als waarde van tafel werd geveegd, maar vooral dat ik zelfs een aversie tegen de term dacht te bespeuren. Het artikel van Rezy Schumacher heeft me verduidelijkt waar die aversie vandaan komt en ook jouw reactie op mijn artikeltje, verduidelijkt en benadrukt dat sentiment nog meer. Jij ziet artistieke vrijheid als een excuus dat gebruikt wordt om je ‘niets van maatschappelijke kritiek aan te trekken’.
Toch besluit ik om artistieke vrijheid als waarde te blijven omarmen, dat zit hem volgens mij vooral in het verschil in de manier waarop we de term begrijpen en inzetten. Wat jij als het ‘excuus’ van artistieke vrijheid noemt, zou ik eerder vrijblijvendheid of onverschilligheid noemen. Het einde van je reactie slaat wat mij betreft dan ook de spijker op zijn kop. Ik hintte er in mijn verwijzing naar Sartre inderdaad naar dat in mijn opvatting van artistieke vrijheid, die vrijheid onlosmakelijk verbonden is met verantwoordelijkheid (en bovendien, dat verantwoordelijkheid alleen bestaat als je de vrijheid hebt om die verantwoordelijkheid wel of niet te nemen -en die vrijheid is er-). Het een sluit het ander niet uit, ze hebben elkaar zelfs nodig. Ik zie artistieke vrijheid dus niet als een excuus om geen verantwoordelijkheid te nemen, maar als een uitnodiging om wél verantwoordelijkheid te nemen.
Er is inderdaad (gelukkig) geen censuur in Nederland en ik denk dat je gelijk hebt dat kunstenaars in het huidige tijdsgewricht hier een relatief grote vrijheid genieten om te maken wat ze willen maken. In die zin denk ik dat het inderdaad overbodig is om de barricade op te gaan ter verdediging van iets dat niet per direct ernstig gevaar dreigt te lopen. Het feit dat iets niet afgepakt dreigt te worden betekent echter niet dat je het niet als waarde zou kunnen uitdragen. Het uitdragen van artistieke vrijheid als waarde geeft aan dat je deze waarde niet voor lief neemt, maar hem ‘waardeert’. Daarbij kan het erop duiden dat je je er van bewust bent dat er wel degelijk talloze contexten zijn en zijn geweest waarin die vrijheid helemaal niet zo vanzelfsprekend is en was. Je zal het met me eens zijn dat wereldwijd gezien, en ook in landen dichterbij zoals Hongarije en Turkije, (artistieke) vrijheid wel degelijk onder druk staat. Betekent het feit dat onze vrijheid niet per direct onder druk staat dat we het waarderen van die vrijheid op 5 mei maar beter achterwegen kunnen laten? Gebruiken we vrijheid als vrijbrief voor onverschilligheid en vrijblijvendheid? Als excuus om ons als schoften te gedragen? Voor mij heeft het waarderen van vrijheid daar niks mee te maken. Het waarderen van artistieke vrijheid heeft voor mij dan ook niks te maken met een excuus om je niets van maatschappijkritiek of je maatschappelijke verantwoordelijkheid aan te trekken.
Misschien voel ik ook minder sterk dan jij de behoefte om de kunstenaar aan te vallen die ‘zich niets van maatschappelijke kritiek aantrekt’, ik geloof niet dat ik veel kunstenaars zie die zich zo onverschillig opstellen. Ik zie juist een tendens waarin kunstenaars hun kunstenaarschap steeds vaker aan wereldverbeteraarschap koppelen en daar is an sich zeker niets mis mee, dat juich ik toe zo lang er maar ook ruimte blijft om kunst te maken die de wereld niet per se probeert te verbeteren (en die ruimte is er). Ik heb nergens beweerd dat ‘collega-dramaturgen alleen maar kunst willen zien die ‘expliciet politiek of doelmatig’ is’. Ik probeerde in dit deel van mijn artikel juist de politieke kwaliteiten te benadrukken van kunst die niet expliciet politiek is en het belang dat er ruimte is om ook die kunst te maken (ook al staat die ruimte niet erg sterk onder druk).
Wat me overigens wel opviel tijdens de dag dramaturgie, was dat het leeuwendeel van de waarden die aangedragen werden politiek van aard was. Het zoeken naar verbinding met de samenleving en werken vanuit een politiek bewustzijn juich ik van harte toe, maar kunst is ook meer dan wereldverbeteraarschap en het laten horen van gemarginaliseerde stemmen. Als enkel politieke waarden kunstenaarschap of dramaturgie zouden gaan domineren (wat niet het geval is) dan zouden we kunst volgens mij echt tekortdoen. Als politieke maatschaven de belangrijkste meriten zouden worden aan de hand waarvan we kunst gaan beschouwen en beoordelen, gaan we voorbij aan de zeggingskracht van individuele werken, hun eigen kwaliteiten en de rijkdom aan vormen en thema’s die kunst aan kan boren. Vooralsnog is dat niet aan de hand en kan het geen kwaad om het politieke bewustzijn van makers en publiek aan te blijven spreken met reflectie en maatschappijkritiek.
Ik zou artistieke vrijheid dan ook als waarde willen blijven omarmen, naast andere politieke en esthetische waarden. Niet als excuus voor maatschappelijke onverschilligheid, maar als uitnodiging tot een maatschappelijk bewustzijn. Bij dat bewustzijn hoort wat mij betreft dat we de verworven vrijheden niet voor lief nemen, maar blijven waarderen.
Alleen de link die je legt met nationalistische reflexen begrijp ik niet zo goed, of misschien ben ik het er gewoon niet mee eens en lees ik je opmerking als een verwijzing die vooral bedoeld is om de argumentatie te diskwalificeren door het aan een bepaald paradigma te verbinden.
hartelijke groet, Joost
Dag Rezy
Dank voor je bericht, leuk dat je het gelezen hebt. Ik heb Sartre gebruikt om mijn notie van artistieke vrijheid te verduidelijken, maar dat betekent niet dat ik het noodzakelijkerwijs eens ben met zijn ideeën over radicale vrijheid en verantwoordelijkheid. Maar het lijkt me heel leuk om het daar eens over te hebben. Ik zal je binnenkort wel tegenkomen op een van die borrels.
graag tot dan!