De Cubaans-Amerikaanse theatermaker Michael Matthews (1958-1996) lijkt dezer dagen eindelijk bredere erkenning te krijgen als theatervernieuwer en buitengewone performer, zo’n drie decennia nadat zijn magnum opus en zwanenzang The Monster Trilogy in de theaters te zien was. Met de heruitgave van de trilogie in tekstvorm kunnen we nu ook ervaren dat Matthews als toneelschrijver niet minder opzienbarend was. (meer…)
Ex-partner Peter Sas heeft gisteren het archief van Michael Matthews officieel en feestelijk overgedragen aan het Allard Pierson. Na korte voordrachten en de nodige ondertekeningen, kon het gezelschap een blik werpen op een mini-expositie in twee vitrinekasten met unica uit Matthews’ unieke eigen carrière.
Om maar te beginnen met een parafrase op een bekende verzuchting: poor little rich… country, waar zijn Theaterinstituut tien jaar geleden weggeblazen is door de gure ideologisch-liberale wind die de afgelopen lustra Nederland teistert en waar de theatergemeenschap in arren moede moet aankloppen bij een van de twee hoofdstedelijke universiteiten om iets te redden van de toch al zo vluchtige geschiedenis van de podiumkunsten van de afgelopen decennia.
Hiermee is natuurlijk niets ten kwade beweerd betreffende het Allard Pierson, dat nu het beheer voert over de collectie. Zoals conservator Hans van Keulen, die daar leiding geeft aan het team uitvoerende kunsten, in zijn welkomstwoord onderstreepte: het archief wordt zorgvuldig beheerd en de afgelopen tijd zijn, naast het archief van Matthews, ook de archieven van onder meer Hans van Manen, Paul Binnerts en Hans Croiset opgenomen in de collectie.
De overdracht van het archief in de de Nina van Leerzaal van het Allard Pierseon was al eerder, begin dit jaar, voorafgegaan door een sessie in de Haarlemse Schuur. Die sessie vormde eigenlijk het perfecte voorbeeld van hoe een archief kan fungeren. In de Groene Amsterdammer van deze week constateert Maaike Meijer terecht dat ‘het archief geen herinneringen bewaart, het creëert ze’ en het is te verwachten dat het archief nog vaker zal dienen als inspiratiebron voor nieuwe generaties theatermakers. De publicatie van Matthews’ biografie, die nu in voorbereiding is, zal daar zeker toe bijdragen en Sas riep alle aanwezigen op om mogelijke aanvullingen voor de biografie toe te voegen om een zo compleet mogelijk beeld te kunnen scheppen.
Na de inleidingen van Van Keulen en Sas, werd de heruitgave getoond die de (onlangs bekroonde) Nieuwe Toneelbibliotheek verzorgd heeft van Matthews onvolprezen The Monster Trilogy, haalde NRC columniste Joyce Roodnat herinneringen op en werd een video met fragmenten van voorstellingen en projecten van/met Matthews vertoond, waarin hij te zien was met statements, in scènes, in performance, in fragmenten die duidelijk aantonen hoezeer de uitgangspunten van wat in die periode uiteindelijk als postdramatisch theater gedefinieerd is, bij hem leidden tot een fascinerend en oorspronkelijk geheel, dat persoonlijk en toegankelijk tegelijkertijd was.
Matthews’ artistieke persoonlijkheid kenmerkt zich doordat hij in alle vrijheid los van gewoontes en vastgelegde patronen zijn unieke eigen weg is gegaan en vanuit een open blik ongehinderd zijn artistieke productie vormgegeven heeft. Zoals elders betoogd, staat hij in een Amerikaanse traditie van avant-garde kunstenaars – overigens begint het onderzoek naar de historische bijdragen van African American kunstenaars in dit verband de laatste jaren, na stelselmatige verwaarlozing, eindelijk ook op gang te komen.
Een biografie kan verbindende lijnen trekken, context schilderen, een tijdsgewricht mee laten resoneren en dat is een groot goed, maar het fysieke archief roept de persoonlijkheid van de kunstenaar zelf tastbaar op, het creëert herinneringen, om Meijer nogmaals aan te halen. Deze bijeenkomst was een viering aan de ene kant en aan de andere kant een aanleiding om stil te staan bij de gevolgen van die eerdere pandemie, die toen zoveel slachtoffers heeft gekost in de bloei van hun werkzame leven en die heden ten dage wereldwijd nog steeds zoveel onnodige levens eist.
Mooi dat belangrijke theatergeschiedenis toch nog wordt bewaard voor het nageslacht! Ik schreef in 1996 dit artikel voor theatervakblad Notes naar aanleiding van de dood van Michael Matthews:
https://michielbollinger.wordpress.com/2014/03/01/een-gevallen-engel-artikel-over-michael-matthews-1958-1996/
Nooit vergeten…
In het verslag mis ik zeer de naam van de vooraanstaande toneelcriticus Jac Heijer (1936-1991), tussen 1976 tot aan zijn te vroege dood in 1991 verbonden aan NRC Handelsblad. Het was Jac Heijer die eind jaren tachtig op het Edinburgh Theaterfestival Michael Matthews ontmoette, waarna Matthews al snel in Nederland kwam te wonen, in de woonplaats Haarlem bij Heijer. Tussen beiden ontstond een grote liefde. Heijer heeft Matthews in de Nederlandse toneelkringen geïntroduceerd. In dit opzicht behoort de band tussen Heijer en Matthews beslist tot de toneelgeschiedenis.