Als het om fair practice gaat, is de politiek nu aan zet. Dat stelde Anne Breure gisteravond op de Solidariteitsavond in Internationaal Theater Amsterdam. Als een van de initiatiefnemers van de Fair Practice Code benadrukte ze gezamenlijke verantwoordelijkheid van makers, instellingen, fondsen, politiek en publiek. ‘De Fair Practice Code is geen verzameling regeltjes. Het gaat om het gesprek.’ Ze besloot haar speech met een oproep aan de Tweede Kamer om meer geld voor de kunsten vrij te maken, morgenochten tijdens het kamerdebat over de toepassing van de Fair practice Code.

Wat goed dat u er bent!
Ik twijfelde even om te komen. Dat deed u wellicht ook.

Velen van u schreven net een veelomvattend plan waarin u ergens de ziel voor de komende vier jaar probeerde te vangen. In vaak onbetaalde overwerkuren worstelde u zich door formulieren heen. Met of zonder stress haalde u zojuist de deadline. Misschien is het nu tijd voor een avond vrij. Voordat het nagelbijten tot aan augustus begint.

Maar toch bent u er. En dat is goed. Want er is reden om met elkaar te proosten. Er liggen stapels toekomstplannen van en voor een fantastisch kunstenveld. Maar ook omdat er reden is tot zorg. En die zorg gaat niet over de gebruikelijke onzekerheid van wel of geen toekenning van een aanvraag. Er is namelijk reden om ons collectief zorgen te maken over de toekomst van ons kunstenveld.

Ik werd gevraagd om te vertellen hoe het er voor staat met dat kunstenveld. En daarvoor wil ik terug naar september 2015. Met de Agenda – een platform voor gesprek – waren we net een seizoen lang theaters in het land afgereisd om als sector samen te komen. Om te spreken over hoe het ervoor stond na de drastische bezuinigingen in 2013 en te praten over hoe we verder moesten. Op deze middag in september zitten we in een donker zaaltje met gelijksoortige initiatieven uit Duistland en België in een kring. Het gaat over nijpende financiële situaties, over met heel veel minder middelen, toch nog steeds het hoofd boven water proberen te houden. Het gaat over ten koste van wie dat gaat, over onderbetaling, over gebrek aan vertrouwen, transparantie en diversiteit.

Het Belgische State of the Arts vertelt over het Fair Practice in the Arts Label. Een label waarin de waarden zijn verankerd volgens welke we als sector willen produceren. Waarden waar we talloze voorstellingen en programma’s over maken, maar die we als het om onze eigen praktijk gaat dikwijls vergeten: solidariteit, diversiteit, transparantie, duurzaamheid en vertrouwen. Een label dat de waarden benoemt die zo vaak aan de voorkant worden gepredikt, met de intentie om ze aan de achterkant te praktiseren. Een label dat ons allemaal – kunstenaar, gezelschap, instelling, fonds, overheid – aanspreekt op onze verantwoordelijkheid hoe met de schaarse middelen om te gaan. Het idee van het label blijft hangen.

In die tijd verschijnt ook het rapport van de Sociaal Economische Raad dat laat zien dat wat wij al lang voelen, ook daadwerkelijk klopt. Een autoriteit van buiten de sector maakt met cijfers zichtbaar wat binnen de sector al lang voelbaar was: iemand compenseert de middelen die er niet meer zijn. Iemand betaalt de rekening voor alles wat er ondanks de beperkte middelen nog wel gemaakt wordt. En dat zijn de kunstenaar en de cultuurwerker. Zij betalen met een positie die uiterst zorgwekkend is, die niet is vol te houden en die moet veranderen.

Samen met vele anderen voelen we de urgentie voor verandering. We komen vaker samen, schrijven verder. Het label wordt een code. De Fair Practice Code. En ik spreek steeds vaker in kleine en grote zaaltjes. Voor makers, voor instellingen, voor politici, beleidsmakers, directeuren, studenten. Over die code. En iedereen is het eens over de noodzaak. Want iedereen voelt: hoe het nu gaat is het niet lang meer vol te houden. Iedereen voelt de gedeelde verantwoordelijkheid om dat te veranderen. Dat wij die samen dat rijke kunstenveld vormen – van maker tot instelling tot fonds – samen zorg moeten dragen voor dat veld.

Overal gaat het over duurzaamheid, diversiteit, solidariteit, vertrouwen en transparantie. Over wat deze waarden betekenen, hoe we ze invullen en waar we tegenaan lopen. En over dat dat niet per se makkelijk is. Maar waar iedereen het over eens is, is dat die waarden onze waarden zijn. En dat zoals we het deden, het niet langer kon.

Ergens te midden van dat proces was er een avond waarop ik door een scooter werd aangereden op de fiets. Ik verruilde de zaaltjes voor een revalidatiecentrum en was lange tijd weg.

En voor het eerst sta ik hier, vanavond. Voor het eerst weer voor een zaal. Ik twijfelde dus even. Of ik er zou moeten staan.

Het is ontzettend hoopvol om te zien hoe het begrip fair practice nu overal is. Hoe we het over die achterkant zijn gaan hebben. Hoe een gesprek dat begon in een klein zaaltje nu een veel groter gesprek is. Ik ben oprecht hoopvol dat een moreel kompas zo wordt omarmd. De code is nooit een eindstation geweest. Het is een begin. Van een gesprek. Het is een houding. Een mentaliteit. Die niet alleen gaat over cao conform betalen, maar over zoveel meer. Het gaat over waarden. Die we allemaal delen.

Maar soms lijkt het ook alsof het enthousiasme over de code plaats heeft gemaakt voor angst. Voor sommigen voelt de Fair Practice Code nu als iets dat van boven wordt opgelegd.

De code is een dwingende subsidievoorwaarde geworden en er is de angst dat daardoor niets meer kan. Maar hij is van ons. Van de praktijk. Van hoe wij willen werken. Fair Practice gaat niet over volgens de cao betalen. Fair Practice gaat over het vormgeven van een duurzame praktijk. Volgens onze gedeelde waarden. Een faire beloning is daar één onderdeel van. De Fair Practice Code stelt dat we daarover moeten nadenken, niet hoe hoog die beloning is.

Hoe willen we dan werken en hoe geven we dat duurzaam vorm? Ik sprak een dramaturg die koffie ging drinken met een jonge maker om te praten over een idee voor een voorstelling. Natuurlijk zonder rekening. Want ook dat is fair practice. Want ook dat gaat over solidariteit. Maar toen dat plan vervolgens uitgevoerd werd en ze werd gemaild door de producerende BIS-instelling of ze een dag wilde komen en die dagprijs allesbehalve redelijk was. Toen was het de Fair Practice Code, de waarde solidariteit, om te zeggen dat dat niet ok was.

Als net afgestudeerde maker kan je ook met de Fair Practice Code – misschien wel juist met de Fair Practice Code – nog steeds met zielsverwanten in een ruimte iets uitproberen. Of als gevestigde maker los van alles iets nieuws beginnen. De Fair Practice Code is geen verzameling regeltjes. Het gaat om het gesprek. Over dat je elkaar in de ogen kunt blijven kijken. Dat je eerlijk bent over je drijfveren en waarom je iets doet zoals je het doet. Het gaat over transparantie, vertrouwen, diversiteit, duurzaamheid en solidariteit.

Als maker, als instelling, als fonds, als politiek, als publiek. We zitten allemaal rond dezelfde tafel. We zitten niet tegen over elkaar, maar met elkaar. Voor dat kunstenveld. We ondertekenen allemaal die code. En we hebben daarin allemaal een verantwoordelijkheid. Om het te blijven proberen. Hoe moeilijk ook. Om daarin soms te falen. Maar het dan opnieuw te proberen. Om elkaar daarbij te helpen en elkaar op die waarden aan te spreken. Van eerlijke betaling tot duurzame praktijk.

En dat brengt me, tot slot bij de politiek.

Want beste politiek, beste minister, beste tweede kamerleden,

U bent nu aan zet. Het is voor het eerst sinds mijn afstuderen van de theaterschool in 2011 dat er structureel geld bij komt voor Kunst & Cultuur. Niet zoveel als er destijds afging. Maar er komt 80 miljoen bij. En dat is hoopvol. Heel hoopvol. U ziet de waarde en u kent er waarde aan toe. Toch hebben we dat in de podiumkunsten bijna niet meer door – want u haalt 8,6 miljoen weg bij het Fonds Podiumkunsten. Niet voor Fair Practice zoals soms wordt gedacht, maar om andere plannen mee te bekostigen. Het gevolg is dat er straks ruim 40 minder theatergezelschappen zijn, maar dat wie overblijft nog steeds niet fair kan werken.

Maar, beste politiek, we hebben het over de façade van ons kunstenveld die nog steeds stralend is, maar dat de achterkant van dat huis op instorten staat. Dan is dat zorgwekkend en daar moeten we gezamenlijk iets aan doen. Dan is het fantastisch dat u daarbij dezelfde waarden omarmt die wij als sector in de Fair Practice Code hebben vastgelegd. En dat u die code als leidraad neemt bij het verdelen van de subsidies. Maar dan kunt u dat niet doen, zonder zelf uw verantwoordelijkheid te nemen. U kunt dat niet doen door die 80 miljoen alleen te besteden aan nieuw beleid.

Behandel het kunstenveld alsof het uw eigen huis is. Trek ook middelen uit voor de fundering en het geraamte, want anders stort die prachtige gevel onherroepelijk in.
Ik zou u willen zeggen; wees net zo fair practice als u dat eist van de instellingen. Van de makers. Doe boter bij de vis.

U ontving de doorberekening en las dat het minimaal 20 miljoen kost. De minister schreef in haar brief alvast dat er voor de komende periode geen instellingen afgaan. Dat betekent dat er geld bij moet.

Ik twijfelde dus lang of ik hier wel zou spreken. Ik zei tegen Aanvang: jullie zijn fantastisch, want ik geloof oprecht in de kracht van deze gesprekken – de Fair Practice Code zelf ontstond precies zo. Maar ik denk dat ik moet wachten. Het is voor mij te vroeg om opnieuw voor een zaal te staan. Waarop ze zeiden; Ja misschien heb je gelijk, je kunt een half jaar wachten. Maar dan is wel alles weg bezuinigd.

Dus sta ik hier. Want ze hadden gelijk, dat het momentum nu is. Vandaag dienen jullie de plannen voor de komende jaren in. En op woensdag debatteert de Tweede Kamer over fair practice.

De toekomst is nu. En de nood om die duurzaam vorm te geven was gister.

Hoe staat het ervoor met dat kunstenveld? Er is reden om ons collectief zorgen te maken. Zoals we ook in 2015 deden. Inmiddels ligt er een code op tafel die deze zorgen zichtbaar maakt. Nu is het zaak dat iedereen aan die tafel zich er ook aan committeert. Van instelling tot maker tot zeker ook de politiek. En die laatste, is de enige die er op 4 maart 20 miljoen bij kan doen.