In virtual reality kun je de anderhalve meter afstand op een veilige manier slechten, vertelt choreograaf David Middendorp, artistiek leider van Another Kind of Blue. ‘Toeschouwers kunnen fysiek heel ver uit elkaar zitten maar in VR bij wijze van spreken bij elkaar op schoot zitten.’ (meer…)
Hoe kun je theater maken binnen alle anderhalvemeterrestricties, zonder dat je als toeschouwer voortdurend geconfronteerd wordt met die afstand – en dus indirect met de coronapandemie? Bijvoorbeeld door een voorstelling zónder performers te maken. In een reuzenrad. Van achttien meter hoog.
Dat bedacht Piet Menu, artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel, samen met Schippers&VanGucht. De reuzenradvoorstelling Radman opent vanaf september in diverse Brabantse steden het anderhalvemetertheaterseizoen. Menu: ‘In een gondel van een reuzenrad vergeet je even dat je in een anderhalvemetervoorstelling zit, je vergeet corona en stijgt letterlijk even uit boven de stad.’
Hij benaderde Jellie Schippers en Myriam Van Gucht, het beeldende theatermakersduo dat ruime ervaring heeft met onconventionele publieksopstellingen en theaterinstallaties in de publieke ruimte. Met hen ging hij in gesprek over een mogelijk voorstellingsconcept. Schippers: ‘We wilden geen concepten ontwikkelen die zich puur en alleen baseren op die anderhalve meter afstand. We houden ervan om zo’n theatrale installatie naar onze hand te zetten, maar dat moet nooit het uitgangspunt zijn: vorm en inhoud moeten met elkaar samenvallen.’
Dus gingen ze op zoek naar een inhoudelijke relevantie, een urgentie om nu een voorstelling te maken. ‘Als er al iets heel direct voortkomt uit deze coronaperiode, dan is het wel het thema verbinden’, volgens Schippers. ‘We hebben de laatste maanden allemaal in een soort isolement gezeten, we zijn elkaar misschien wat uit het oog verloren.’ Van Gucht: ‘Volgens mij kunnen kunstenaars de verantwoordelijkheid nemen om mensen weer samen te brengen.’
Dit project is daar ‘een kleine poging toe’, zegt Schippers. ‘De voorstelling gaat over elkaar zien. En over het kijken naar het geheel waar je onderdeel van uitmaakt. Wij zien een reuzenrad aanvankelijk als een geheel, maar het bestaat uit allerlei losse onderdelen die met elkaar samenwerken.’
Het idee is om van het rad zelf een personage te maken, waar jij je als toeschouwer tot verhoudt. Als toeschouwer neem je plaats in de gondel en krijg je een koptelefoon op, waardoor je de gedachten van het reuzenrad te horen krijgt. Bovendien krijg je een verrekijker, waarmee je de stad kan afspeuren op zoek naar ‘sporen van het verhaal’: beeldende interventies die refereren aan wat je hoort. Menu: ‘De hele stad wordt op die manier onderdeel van het werk.’ Schippers: ‘Een aantal interventies vind je heel makkelijk, andere zitten goed verstopt. En het zou leuk zijn als je je af en toe ook vergist: dat je denkt dat wij er iets ingestopt hebben dat er helemaal niet bij hoort.’
Door die continue vorm, waarbij je bovendien niet afhankelijk bent van de fysieke aanwezigheid van performers, is het concept ook nog enigszins rendabel, volgens Menu. ‘Tegelijkertijd heb je wel het gevoel van een live-ervaring.’
Theatervoorstellingen zonder fysieke aanwezigheid van performers lenen zich in potentie uitstekend voor de anderhalvemetersamenleving. Schippers en Van Gucht hebben er al ruime ervaring mee; eerder maakten ze onder meer Buiten dienst (de lift) en De vervelende bus. Schippers: ‘We proberen het publiek daarbij te verleiden zich actief tot de theatrale ruimte te verhouden. Het is participatietheater, waarbij je niet participeert met een acteur maar met de theatrale installatie waar je ingezet wordt.’
Van Gucht: ‘In dit geval is het rad het personage. Op het moment dat je je er als toeschouwer aan verbindt is het theater. En die verbinding krijg je door het persoonlijk te maken en “witregels” aan te brengen.’ Schippers vult aan: ‘We proberen veel ruimte voor interpretatie te laten. Je wilt de fantasie van het publiek prikkelen, dus we gaan zo’n verhaal niet helemaal dichtsmeren. In dit geval is het een interactie tussen rad, stad, uitzicht, tekst en muziek.’
We worden nu uitgedaagd om opnieuw na te denken over wanneer iets theater is, zegt Menu. ‘Voor mij zou er een groot verschil zijn tussen het kijken van een online voorstelling vanaf je eigen laptop, en wanneer diezelfde registratie gestreamd zou worden op een groot gebouw en iedereen vanaf zijn eigen balkon dat kan bekijken. Waar ligt de grens van wat theater is? Bij mijzelf gaat het op dit moment over het samenkomen van meerdere mensen – of dat nu een performer en toeschouwer is, of zoals in het geval van Radman, publiek onderling. Het voelt na deze maanden alsof theater minimaal voor twee personen moet zijn. Tegelijkertijd realiseer ik me als ik dit zeg ook meteen dat dat niet helemaal klopt, maar op dit moment wil ik er graag op die manier over nadenken.’
Maar het anderhalvemetertheater moet voorbijgaan aan het zoeken naar een vorm en setting die de gewenste afstand bewaren, benadrukt Schippers. ‘Behalve de vorm merk je dat je sinds corona ook de inhoud opnieuw moet bevragen.’ Dat is overigens onontkomelijk volgens Schippers. ‘Corona heeft ons allemaal beïnvloed. Zonder dat alles er letterlijk over hoeft te gaan, merk je dat er vanzelf inhoudelijke verschuivingen plaatsvinden.’
Ter illustratie noemt ze de voorstelling #TussenTijdCapsule, waarmee ze deze zomer op Theaterfestival Boulevard in première zouden gaan. ‘Die voorstelling ging over vertragen, over ontsnappen aan de klok en wat dat zou kunnen opleveren. Maar ineens hebben we met z’n allen stilgestaan.’ Zo’n thematiek heeft de laatste maanden per definitie een heel andere lading gekregen, zegt Schippers. ‘Je moet dan als maker goed nadenken wat zo’n voorstelling dan juist wel en niet vertelt.’
Menu: ‘Voorstellingen ontstaan in het hoofd van de toeschouwer. In teksten die voor corona geschreven zijn, lees je nu ineens allerlei referenties aan corona. Bij Het Zuidelijk Toneel is er het plan om in 2021 te werken rondom het thema “helden”. In de voorstelling Minimassa-opera zouden we driehonderd mensen uit de zorg op het podium centraal zetten. Dat project lag er al, maar heeft een heel andere invalshoek en een veel actuelere inhoud gekregen. Begin dit jaar ging de voorstelling nog om het losweken van de vraag of dit nou onze echte helden zijn, maar daar is inmiddels consensus in: ja, dat zijn ze. Dan heb je ineens een ander vertrekpunt.’
Radman van Schippers&VanGucht en Het Zuidelijk Toneel is (in ieder geval) van 4 t/m 20 september te zien bij de schouwburgen in Eindhoven, Breda en Tilburg.
Dag Piet,
We kennen elkaar een klein beetje; van sporadische en/of toevallige ontmoetingen, in Amsterdam of in Belgenland
en ooit begeleidde (te groot voor woord voor wat het was) ik Casper Vandeputte toen die bij jou in Maastricht een voorstelling maakte gebaseerd op ‘Equus’…lang geleden…
Ik schrijf je omdat ik kwaad ben.
Kwaad.
Verbolgen.
Niet op jou persoonlijk.
Echt niet.
Uiteraard niet.
Maar toch ben ik kwaad.
De aanleiding is het artikeltje dat op de website van de theaterkrant verscheen: « Anderhalvemetertheater; schippers & vannacht, piet menu »
https://www.theaterkrant.nl/nieuws/anderhalvemetertheater-schippersvangucht-piet-menu/
Jaren geleden zag ik, hoewel ik niet bepaald een liefhebber ben van z’n werk, een redelijk geweldige voorstelling van Castellucci op het kunstenfestivaldesarts in Brussel, « Marseille », gebaseerd op de lichtinval in de havenstad die veel schilders inspireerde en blijft inspireren.
In de voorstelling was er alleen licht en geluid te zien/horen. Geen spelers. Geen ‘performers’, als je dat woord verkiest.
Enkel licht en geluid.
En, op het eind, kwam de volledig in het zwart geklede technische ploeg die het spektakel hadden mogelijk gemaakt het applaus in ontvangst nemen.
Het was de eerste voorstelling ‘zonder performers’ die ik zag. Er zouden er nog vele andere volgen. Maar geen zo straf als de Castellucci die ik toen zag.
In een colloquium in Athene rond de mogelijke toekomst van het theater laat Kris Verdonck ‘een beeld’ spreken: « …in de leegte na de destructie; wordt er na een nucléair ongeval (type Fukushima) een robot ter plaatste gestuurd om er voor de slachtoffers te bidden… »
De tekst die de robot zou uitspreken/bidden zou idealiter door Beckett geschreven moeten worden, indien de man nog leefde.
Waarom ik over Castelucci spreek, over Kris Verdonck ?
Om aan te tonen dat ik er niets op tegen heb dat er nagedacht wordt over het maken van een artistiek statement en dat één van de consequenties van het radicaal doordenken van dat statement is: géén performers op de theaterplanken.
In een voorstelling over de lichtinval in Marseille is dat ook best te begrijpen.
De voorstelling gaat over licht.
En ze wordt gemaakt door een theatermaker die z’n collectief naar een schilder vernoemt.
Daar zit een mooie, en radicale, logica in.
Die ik respecteer.
Zoals ik ook het theaterwerk van Heiner Goebbels, waarin robot-achtige lichtspots ‘dansen’ op Brechtliederen, kan waarderen.
Nadenken over theater ‘zonder performers’ in de context van de corona-epidemie, is, voor mij, een compleet ander verhaal.
Ik heb uiteraard niets tegen het ‘nadenken’ an sich.
Ik heb er enkel een gigantisch probleem mee als dat nadenken gebeurt zonder enige aandacht/consideratie voor de penibele sociale/financiele situatie waarin vele performers zich op dit moment bevinden.
In de tekst is daar géén woord over te vinden.
Met alle liefde en respect maar ‘nadenken’ over de grenzen van wat theater kan zijn, ‘zonder performers’, terwijl diezelfde performers in een sociaal bloedbad zijn beland-belanden-gaan belanden/… vind ik ongemeen cynisch.
En dat dat ‘nadenken’ gebeurt zonder performers vind ik ook een tenen-krullende gedachte.
Ik bedoel: als het de performers ZELF zijn die er toe komen dat ze niet op scène aanwezig moeten zijn is dat iets anders dan als een theaterdirecteur en een beeldend theatermakers-duo dat doen.
Het is wel duidelijk dat jullie op dit moment geen financiele problemen hebben.
En binnenkort op vakantie zullen genieten van zon en zee, waar jullie lekker door kunnen blijven nadenken over theater zonder performers.
Rechtse, en neo-liberale partijen, gaan er met graagte naar luisteren.
Ik, en vele vele andere theatermakers/spelers, daarentegen, zijn aan het nadenken of we ons huis moeten verkopen omdat we de hypotheek niet meer kunnen betalen.
Of ze zijn terug bij hun ouders gaan wonen omdat ze de huur niet meer kunnen betalen.
Ouders die niet anders kunnen dan hun zoon of dochter aan te moedigen om misschien TOCH ‘iets anders’ te zoeken
De frigo van vele persoonlijke vrienden is leeg.
Letterlijk en figuurlijk.
Ik ken massa’s theaterspelers die fruit aan het plukken zijn in Limburg of in de Ardennen.
Ik overweeg om mijn platencollectie te verkopen, omdat ik niet kan rondkomen.
Ik schrijf brieven naar theaterhuizen (zoals het jouwe) met de vraag of ze mij eventueel een voorschot zouden kunnen geven op een bedrag dat ze mij hoogstwaarschijnlijk gaan moeten betalen over anderhalf jaar/twee jaar (omdat er dan misschien WEL een voorstelling van mij gepland staat)
Ik kreeg van één van die theaterhuizen trouwens het voorstel om alvast 30% van m’n loon te verkrijgen.
En ik ben daar schaapachtig blij mee.
Terwijl ik met 30 % van m’n loon de hypotheek niet kan betalen.
Laat staan: op vakantie gaan.
Laat staan ‘nadenken’ over theater.
Als ge, als kunstenaar, met ‘overleven’ bezig zijt, is ‘nadenken’ over theater een luxe en een privilege die wij ons niet kunnen veroorloven.
En in al die theaterhuizen zijn de mensen die er werken ‘vast in dienst’.
En sociaal beschermd.
Maar de mensen ‘die er werken’, dat zijn geen spelers, geen theatermakers. O nee. Dat zou te absurd zijn: een theatermaker die in een theaterhuis werkt.
Diezelfde theaterhuizen werken natuurlijk al jaren ‘zonder performers’ ‘vast in dienst’.
De performers moeten het al jaren stellen met de restante middelen, de kruimels, de restjes.
Diezelfde performers hebben trouwens absoluut fantastische ideeën over welk theater we zouden kunnen maken in corona-tijden.
Maar aangezien de theaters geen performers in dienst hebben.
En er uiteraard geen extra geld is, moeten we het stellen met de ‘magere-zure melk- ideeën’ van theaterdirecteuren.
In de KVS is de ideeën-armoede zelfs zo groot dat ze een ‘open call’ deden waarin ze performers uitnodigden om “corona-proof voorstellen” te doen.
En degene met een leuk idee: die krijgt wat geld, om haar/zijn idee te verwezenlijken.
De andere mogen lekker doorgaan met ‘overleven’. In de marge. In de goot.
Ik vind het onwaarschijnlijk en onbegrijpelijk, dat theaterhuizen en hun directie, zelfs NA films als ‘the joker’ en ‘parasieten’, die het thema van de groeiende sociale ongelijkheid gepopulariseerd hebben; vandaag de dag nog altijd compleet blind zijn voor het sociale bloedbad waarin theatermakers aan het sterven zijn.
Dat er niet méér actie is geweest (dat er niet méér actie IS !) vanuit de gesubsidieerde theaterhuizen in België en Nederland om theatermakers te helpen is een regelrecht schandaal.
Sterker nog: Het « Théâtre National » in Brussel (het hoogst gesubsidieerde Franstalige theaterhuis in België ) heeft samen met een paar andere Brusselse Theaterhuizen bij de overheid gepleit om de patronale bijdrage van haar medewerkers te kunnen recupereren als financiele compensatie voor het geld dat ze door de ticket-verkoopnier niet hebben kunnen verdienen.
Met dit soort van behaagziek en medogenloos neo-liberaal gedachtegoed (die de sociale bescherming van éénieder overboord gooit) houden theaterhuizen zich bezig.
Op de rug van kunstenaars die proberen rond te komen, denken zij enkel en alleen aan het geld dat ze niet hebben kunnen binnenhalen.
Om eerlijk te zijn: ik weet niet of ik jullie nog in de ogen ga kunnen kijken, terwijl jullie naar alle waarschijnlijkheid in jullie seizoensbrochures gaan preken over artistieke ‘noodzaak’, ‘urgentie’, ‘engagement’.
Sorry, maar als jullie het woord ‘engagement’ of ‘urgentie’ neerschrijven, geloof ik jullie niet langer.
Ik zal alvast niet komen kijken naar het rad dat jullie voor ogen hebben.
Ik zie er alleen maar het rad van fortuin in.
Jullie fortuin.
Niet dat van de performers, uiteraard.
Wij hebben net genoeg geld om een strop te kopen en in Oostende voor ‘ECHT THEATER AAN ZEE’ gaan zorgen door ons collectief, met de strop rond de nek, en een zware steen in de handen, te verdrinken.
Terwijl jullie nadenken over wat theater kan zijn.
Ik ben benieuwd naar je antwoord.
En, nogmaals, neem het niet persoonlijk.
Maar, alstublieft, schrijf mij geen antwoord waarin je probeert aan te tonen HOEVEEL het Zuidelijk Toneel doet voor de spelers en makers van deze wereld.
In Coronatijden, en daarbuiten.
Ik kreeg dat soort van antwoorden al meermaals van theaterhuizen en hun directie.
Jullie zijn totaal ongeloofwaardig.
En ik moet daar van kotsen.
Echt waar.
Er zijn in België redelijk veel mensen die meer dan 5000€ per maand verdienen om een theaterhuis te leiden.
Als die dan zeggen dat ze ‘mij’, of mensen in mijn situatie, “toch 5 weken hebben ingeschreven! », en dat ze “mijn vervoersonkosten betalen! »…
Sorry, maar: cynischer kan bijna niet.
Dat die theaterdirecteurs en theaterdirectrices zichzelf nog in de spiegel kunnen bekijken is mij een raadsel.
Toen ik trouwens, twee jaar geleden, samen met een fantastisch collectief theatermakers een gooi deed naar de directie van het NTGENT (we haalden het net niet) werd ons voorstel om voor transparante en absoluut ‘gelijke’ verloning te gaan, op hoongelach ontvangen.
Ik bedoel: we zouden geloofwaardiger zijn overgekomen indien we VET veel geld zouden gevraagd hebben voor onze functie. Want dat heet ‘modern’ zijn.
Dat de theatersector Karl Marx, en Brecht bij uitbreiding, bij het huisvuil heeft gezet, is z’n grootste tragedie.
We vinden het allemaal normaal dat er in een restaurant fantastische koks werken.
Maar dat er in een theaterinstituut fantastische actrices/acteurs zouden werken, dat is ondenkbaar geworden.
Jaren geleden hebben allerhande acties ervoor gezorgd dat er komaf werd gemaakt, in België en Nederland, met het spelersensemble dat in de verschillende theaterhuizen actief was.
Dat was in zeker zin terecht; aangezien het op een bepaald moment verantwoordelijk was voor veelal saai, routineus, « ambtenaars » -toneel.
Maar het resultaat is vandaag dat er in alle theaterhuizen heel veel mensen ‘vast in dienst’ zijn (en veelal saai, routineus, « ambtenaars »-werk verrichten) maar die mensen zijn geen speler, geen maker meer.
En dat begint stevig op mijn (zenuw)systeem te werken.
Ik begrijp trouwens niet waarom jonge net afgestudeerde makers niet massaal en bewapend met tomaten/handgranaten de muren van de theaterhuizen komen bekogelen.
En de guillotine bovenhalen.
En sociale rechtvaardigheid opeisen.
En het recht om te werken.
Ik weet niet of je de voorstelling ‘familie’ zag van Milo Rau ?
Gebaseerd op een fait-divers dat plaatsvond in Calais: – een familie, vader, moeder, twee dochters – pleegt collectief zelfmoord en laat een briefje achter: “We hebben het verkloot. »
In de versie van Milo Rau wordt het gezin gespeeld door een ECHTE acteursfamilie, – een vader acteur – een moeder actrice – en hun twee ‘echte’ dochters.
En die acteursfamilie pleegt zelfmoord op de scène.
Is dat geen verschrikkelijke metafoor voor de plaats van de spelende mens, de homo-ludens, in onze samenleving? Degene die zich de kost van een theaterticket kunnen veroorloven zitten met z’n allen samen in een schouwburg te kijken naar de zelfmoord van een acteursfamilie. Zit samen te kijken naar de ten dode opgeschreven acteur. Zit samen te kijken naar de ter dood veroordeelde speler. Zit samen te kijken naar de dood en het einde van het spelersambacht. Zit samen te kijken naar de dood van het theater. Door de enscenering van haar stervensproces.
Ps: Ik kreeg gisteren bericht dat het stuk dat ik samen met Jan Sobrie schreef, « Woestzoeker », op de longlist staat van de ‘Deutsche Jugendtheaterpreis’.
Het eerste wat ik heb gedaan is ‘checken’ wat het bedrag was van het prijzengeld (indien het überhaupt om een geldprijs ging – bijgedachte: een geldprijs in de theaterwereld is in België al lang opgegeven, ook al is het voor ons geen onbelangrijk middel om te overleven).
De kans is klein dat we gaan winnen (we hebben één kans op twintig) maar de realiteit, voor mij, is wel dat ik nu al weet dat ik zonder die geldprijs het heel erg moeilijk ga hebben.
En dat ik bijna niet anders kan dan ervan uitgaan dat we die prijs winnen. Dat ik gedwongen word om te bidden dat we die prijs winnen.
Als uitsmijter nog even een paar woorden over « Woestzoeker », dat, hoe kan het ook anders, een stuk is over sociale ongelijkheid. En over de groeiende kloof tussen arm en rijk. In « scenes.nu » schreef Henri dorst het volgende:
« Bij de nieuwjaarsreceptie van de Amsterdamse culturele instellingen bepleitte Eric de Vroedt, artistiek leider van Het Nationale Theater voor gele hesjes in het theater, theater dat de kloof ontkent noch ontvlucht, maar thematiseert en incorporeert: ‘Naar kunst die de onrendabelen van deze samenleving een stem geeft zonder de succesvollen meteen monddood te maken.’
Precies dit doet Woestzoeker – ook heel concreet door samen met Quiet zonder al te veel ophef mensen iets aan te bieden wat zij normaal gesproken niet kunnen betalen: van een tweedehands fiets tot een etentje, van een knipbeurt tot kaartjes voor een voorstelling. Een druppel op een gloeiende plaat? Misschien, maar zo wordt verbinding en verbeelding hoorbaar, zichtbaar en tastbaar. ”
Ik kan alleen maar hopen dat binnenkort spelers en makers allerlande (!) hun gele hesjes vinden en hun woede gaan uitschreeuwen in straten, aan ‘ronde’ ‘punten’, op (theater)pleinen.
Misschien iets om ECHT over na te denken in deze corona-tijden.
Vriendelijke groeten, en oprechte genegenheid.
Raven Ruëll
Ik ga deze brief ook op de site van de theaterkrant publiceren.
Niet om jou te kwetsen. Want dat wil deze brief helemaal niet. Integendeel.
Wel omdat deze brief publiceren een vorm van verzet is.
En, vooral, ik hoop dat het een hart onder de riem kan zijn voor de vele vele spelers en makers die het nog veel en veel moeilijker hebben dan ik.
Die niet de luxe genieten om over theater na te kunnen denken.
Omdat ze te bezig zijn met ‘overleven’.
Spoiler alert: Raven en ik hebben al gebeld met elkaar. En vooraleer we elkaar te pakken kregen had ik al iets half ingesproken wat hierop neerkomt. Ik ondersteun je hartenkreet. Je hebt gelijk in de onderliggende schreeuw naar rechtvaardigheid. De performer, de artiest, de freelancer,… is te kwetsbaar en komt economisch op de laatste plaats. Ik ondersteun je achterliggende boodschap. In je brief zijn echter te veel foute aannames over dit project en onze manier van werken. Maar ik denk dat jouw boodschap te waardevol is en dat het passender is om mijn ego nu opzij te zetten dan te reageren op de onwaarheden. Ik hoop dat mensen jouw boodschap horen, dat is het belangrijkste. Sterkte.
En daarna spraken we aan de telefoon. En het voelde goed. Tot snel.