In virtual reality kun je de anderhalve meter afstand op een veilige manier slechten, vertelt choreograaf David Middendorp, artistiek leider van Another Kind of Blue. ‘Toeschouwers kunnen fysiek heel ver uit elkaar zitten maar in VR bij wijze van spreken bij elkaar op schoot zitten.’ (meer…)
De toneeldecors die Wikke van Houwelingen en Marloes van der Hoek ontwerpen zijn doorgaans niet dienstbaar of illustratief. Het zijn scenografieën waar de toneelspelers zich tijdens de voorstelling actief tot moeten verhouden en die je als toeschouwer moet ‘veroveren’. Het liefst transformeert de vormgeving bovendien gedurende een voorstelling, zoals het stuk en de personages zich ook ontwikkelen.
Vraag dat scenografenduo om in tijden van corona de theaterzalen van je schouwburg aan een coronabestendige metamorfose te onderwerpen – zoals Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden deed – en je krijgt publieksopstellingen volgens vergelijkbare waarden: in het oog springende ontwerpen, een transformerende ruimte en bij voorkeur voorzien van een aantal onvoorspelbare factoren. De afgelopen maanden heeft het duo de zalen van de Leeuwarder schouwburg volledig omgetoverd: de AEGON zaal (1000 stoelen), de Rabobank zaal (450 zitplaatsen) en de Accent zaal (275 zitplaatsen) kregen een compleet nieuw uiterlijk.
Maar eerst even terug in de tijd: toen ze de opdracht van De Harmonie kregen was het begin november. Theaters mochten – zij het onder strikte voorwaarden – nog bezoekers ontvangen. Er was sprake van een routekaart, waarop onderscheid gemaakt werd in vier stadia die van invloed waren op de toegestane zaalcapaciteit: dertig man, zestig man, anderhalve meter afstand, volledige bezetting. Zouden de besmettingen in de regio toenemen, schakelde de overheid weer een stadium terug en andersom.
De realiteit bleek de afgelopen maanden weerbarstiger. 15 december sloten alle theaters hun deuren, en die sluiting wordt sindsdien eens in de zoveel weken verlengd. De routekaart is een aantal keer geüpdate maar inmiddels toch overboord gegooid, wel is er sprake van een ‘openingsplan’ en wordt er daarnaast geëxperimenteerd met de pilot toegangstesten en Fieldlabs.
De vraag in november was om voor alle zalen een nieuwe publieksopstelling te ontwerpen, die flexibel op en af te schalen zou zijn. Het plan – dat gerealiseerd werd dankzij een bijdrage van sponsoren en een speciale subsidie van het Kickstart Cultuurfonds om de nodige aanpassingen voor de anderhalvemetersamenleving door te kunnen voeren – werd om alle zalen een eigen identiteit te geven, aan elkaar verbonden door het thema ‘natuur’, vertelt Van Houwelingen. ‘We wilden buiten naar binnen halen. Dat vonden we juist in deze tijd mooi: buiten associeer je met frisse lucht, minder besmettingsrisico, geen enge aerosolen.’
Belangrijk was dat de toeschouwer tijdens het bezoek niet voortdurend werd gewezen op de capaciteitsbeperking in het theater. Als je op een tribune zit waar allemaal stoelen zijn afgeplakt, wordt je als publiek geconfronteerd met het gegeven dat je niet compleet bent. ‘Dat sorteert dat troosteloze gevoel dat we allemaal kennen van de afgelopen tijd. Ons primaire doel was om die beperking om te zetten in een kracht: we wilden vanuit die beperkte zaalcapaciteit een soort unieke intimiteit creëren. Want het heeft natuurlijk ook een heel gave kant dat je het gevoel hebt dat de speler die voor je staat, als het ware alleen voor jou speelt.’
Hun zoektocht naar dat gevoel van intimiteit heeft tot drie bijzondere publieksopstellingen geleid. ‘In de grote zaal hebben we met driedimensionale sculpturen een soort kubistisch duinlandschap ontworpen.’ De looppaden en de plekken waar je kan zitten lopen niet netjes recht zoals bij een gewone tribune, maar zijn veel ‘organischer’. ‘Als je op Oerol met vijftien man ergens op een duin zit, denk je ook niet: hier hadden veel meer mensen gepast. Hoe groot zo’n duin ook is, je accepteert hoeveel mensen er zitten.’
Als bespeler kun je midden in het ‘duinlandschap’ spelen, omringd door publiek, of beslissen om gewoon één kant op te spelen. ‘In dat geval kun je ervoor kiezen om tegen de grote duin aan te spelen, die loopt helemaal op tot aan balkon en daar passen dus veel toeschouwers op. Maar als er minder publiek is dan draai je de andere kant op en speel je tegen een aantal kleinere duinen.’
In de middenzaal hebben ze een lounge-achtige sfeer gecreëerd met comfortabele designbankjes, die je naar gelang de toegestane zaalcapaciteit erbij kan zetten of kan weghalen. Van allerlei kleine lampjes hebben ze ‘een soort zon’ gecreëerd, die vanaf de toneelopening de zaal in schijnt. Aan de zijkanten van de zaal zijn voorafgaand en na afloop van de voorstelling videoprojecties te zien die kunstenaar Johannes Bosgra op Texel heeft gemaakt. ‘Waar normaal een tribune met driehonderd stoelen staat, ligt nu een lekker tapijt met bankjes erop. Met die projecties om je heen ervaar je ook een soort ruimtelijkheid. Dan denk je niet: wat zonde dat het zo leeg is hier.’
In de kleine zaal ten slotte is een grote kas vol planten geplaatst. Waar normaal gesproken de tribune staat, kijk je nu door een enorme glazen wand uit over Leeuwarden, waardoor het natuurlijk licht ook een grote rol speelt. Je hebt daar in feite echt een levend decor. Een tuinman heeft gekeken wat goede planten daarvoor zijn, waardoor de zaal er nu waarschijnlijk weer totaal anders uitziet dan hoe we hem een tijd geleden hebben achtergelaten. Sommige planten zijn verdord, andere gegroeid. Er is echt beweging.’
Net zoals ze hun decors tijdens een voorstelling een ontwikkeling willen laten doormaken, wilden ze in hun zaalontwerpen ook een zekere dynamiek aanbrengen. In de middenzaal hebben ze met Bosgra een opbouw in de videoprojecties aangebracht, ‘waardoor je naar die voorstelling toe werkt’. In de grote zaal hangt een grote ronde schijf die aanvankelijk ook een zon voorstelt. ‘Die hangt eerst laag – zodat je in een soort zonsondergang zit – en na afloop van de voorstelling staat die hoog boven je hoofd, dan is het meer een maan geworden en zit je in het nachtlicht.’
Ook de onvoorspelbaarheid die ze in hun scenografieën inbouwen, heeft een plek gekregen in deze zaalontwerpen. Zo is in de kleine zaal – door het vrijmaken van de grote glazen wand – het weer buiten bijvoorbeeld van grote invloed op de sfeer. ‘Het is totaal anders als je een voorstelling op een heldere avond tijdens zonsondergang ziet of op een grijze dag.’
Op die manier hebben ze, net als in hun decorontwerpen, geprobeerd om verschillende lagen in de zaalontwerpen aan te brengen. ‘Een van de grootste verschillen was dat je met het ontwerp de toeschouwers ook op hun gemak moet stellen. Je wilt mensen iets laten beleven dat prettig is. Dat is heel anders dan een decor waarmee je dingen wil laten schuren, dat de abstractie opzoekt en het publiek actief wil laten zoeken.’
Aan de ene kant wil je een duidelijke sfeer neerzetten, aan de andere kant moet je ook zorgen voor een bepaalde mate van neutraliteit, zodat er verschillende type voorstellingen gespeeld kunnen worden, vertelt Van Houwelingen. ‘We vroegen onszelf steeds af: zouden we ervan balen als een van onze decors hier zou staan? Voor De zaak Shell hadden we bijvoorbeeld een soort tankstation gemaakt. Als je dat in een duinlandschap zet is dat ook weer heel spannend. Natuur is in zoverre een breed thema dat je het bijna altijd wel aan de voorstelling kan linken, ook al gaat het er niet letterlijk over.’
Voor de bespelers is het dus net even anders om nu in De Harmonie te spelen. Eigenlijk kun je het vrijwel een-op-een vergelijken met locatietheater zoals dat op Oerol gemaakt wordt: er is veel mogelijk, maar je wordt soms gedwongen om net even iets anders te doen dan normaal. ‘Er is veel bereidwilligheid vanuit de groepen, die het tof vinden dat er iets anders gebeurt. Dan kun je inderdaad misschien niet het lampje op die manier inhangen die je voor ogen had, maar dan bedenken ze wel een andere oplossing.’ En hoe vaak krijg je – nota bene in de veilige (windstille, droge) beschutting van de theaterzaal – een zonsondergang, duinlandschap of skyline cadeau?
Foto boven: AEGON zaal, Wikke van Houwelingen