Op donderdag 5 september ging, tegelijkertijd met het Nederlands Theater Festival, het Amsterdams Fringe Festival weer van start. Fringe staat bekend als het meest avontuurlijke festival van Nederland, waar jonge makers hun eerste stappen zetten en je van het ene experiment in het andere valt. Op de openingsdag: poezen & dozen, hoes & pimps, heroes for one day & little wonders en good vibes & bad trips.

Het Amsterdam Fringe Festival blinkt uit in ruimte creëren. Door zich te richten op een zo breed mogelijke selectie op basis van een open inschrijving is Fringe jaarlijks de plek waar je de meest gevarieerde avonden kan beleven, omdat de meeste makers nog in de experimentele fase van hun artistieke loopbaan staan. Daarnaast is het Fringe veel minder gebonden aan de afstudeerders van kunstvakopleidingen dan vele andere kunstinstellingen – en zo is er een veel breder scala aan kunstopvattingen te bewonderen dan elders.

Hokjes
In haar openingstoespraak stond festivaldirecteur Aukje Verhoog dan ook vooral stil bij de noodzaak van het loslaten van hokjesdenken. ‘Wie de verwachting van een doos of hokje loslaat, zal een rijkdom aan creativiteit en innovatie treffen.’ Tegelijkertijd vroeg ze zich echter af of de emancipatiebewegingen van nu juist geen bestendiging van hokjes betekenen, en pleit ze voor ‘vrije radicalen’: ‘onafhankelijken’ die hokjes zien als ‘punt ter referentie, niet ter definitie.’

Dat klinkt natuurlijk goed, maar het levert ook vragen op: is dit niet stiekem een terugkeer naar het oude idee van de kunstenaar die buiten en boven de maatschappij staat? Zijn de makers van nu niet juist aan het terugkomen op het hyperindividualisme dat zo lang onderdeel was van het kunstenaarsideaal, en op zoek naar een nieuwe verbondenheid? En wie bepaalt waar de grens ligt tussen ‘je laten reduceren tot een hokje’ en ‘je onderdeel voelen van een groep’?

Identiteit en representatie
De beste voorstelling die ik op de openingsavond zag worstelt in ieder geval stevig met vragen rond identiteit en representatie. In Jezebel (slang voor ‘manipulatieve verleidster’ – maar zoals zo veel vrouwonvriendelijke termen wordt het ook als geuzennaam gebruikt) komt Cherish Menzo op in full pimp gear: bontjas, gouden ketting, gouden tanden, onderuitgezakt in een lowrider. Als ze opstaat van haar fiets beweegt ze zich met een beheerste slouch. Het enige dat afwijkt zijn haar nagels, die zo lang zijn dat ze haar meer het imago geven van een mythologisch wezen dan van een diva.

De vervreemdende mix van invloeden en genders is de ijzersterke basis van Jezebel. Menzo, die al eerder indruk maakte op Fringe met het dansduet Efes (met Nicole Geertruida) en danste in voorstellingen van Nicole Beutler en Jan Martens, beweegt op meesterlijke wijze tussen verschillende archetypes van de gangstarap van de jaren negentig en 2000, zoals de mannelijke rappers en hun vrouwelijke tegenhangers, maar ook de zogenaamde video vixens: de schaars geklede vrouwen die je altijd in rapvideo’s aan de artiesten ziet hangen.

Het sterke van Menzo’s aanpak is dat ze veel ambiguïteit toelaat in haar blik op de vrouwonvriendelijkheid van de rapwereld. Ze onderzoekt zowel de kracht van een ontketende vrouwelijke seksualiteit, als het punt waarop die omslaat in (zelf)objectificatie: het sterkst komt dit naar voren in een passage waarin ze met zwaar vervormde stem de misselijkmakende teksten van de Bravehearts-hit ‘Oochie Wally’ rapt (‘he really taught me how to do it with my mouth / he really really tried to hurt me hurt me’).

De enorme kracht van Menzo’s performance zit hem in haar radicaliteit. Ze legt zich volledig toe op iedere nieuwe inzet, en vertoont een fenomenale controle over haar lichaam en haar beeldende makerschap – met als hoogtepunt een van de laatste scènes, waarin ze zich in een opblaaspak hult die het midden houdt tussen een gospelgewaad, een astronautenpak en de iconische vuilniszakoutfit van Missy Elliott. Haar vervreemdende mimiek in de scène deed me denken aan de monsterlijke dubbelgangers in de recente horrorfilm Us van Jordan Peele; net als de filmmaker zet Menzo dans en fysieke vervreemding in om iets over de relatie tussen lichaam en identiteit te onderzoeken.

Het belooft wat voor de uiteindelijke première van Jezebel dit najaar dat de Fringe-versie slechts een voorstudie is: de voorstelling is in zijn huidige vorm al de spannendste dansperformance die ik in tijden heb gezien.

Muzikale ruimtereis
Ook Hendrik Kegels liet zich inspireren door een popartiest. In In a Galaxy Far, Far Away smeedt hij een bloemlezing van het werk van David Bowie om tot een nieuwe pop-opera, die in de vorm van een ruimtereis is gegoten (iets waar Bowie’s teksten zich uiteraard uitstekend voor lenen). Hij wordt daarin ondersteund door muzikant Frederik de Clercq, wiens composities een interessante dialoog met Bowie’s verschillende stijlen aangaan.

Muzikaal is de performance bijzonder de moeite waard, maar inhoudelijk heeft In a Galaxy Far, Far Away weinig om het lijf. Vanwege het hoge knip- en plakgehalte van de teksten slaagt Kegels er niet in om een interessante inhoudelijke lijn in de voorstelling te brengen, en daarmee blijft zijn performance wat in het luchtledige hangen. Dan wreekt zich ook de overmoed die ervoor nodig is om een voorstelling in de geest van Bowie te maken: je kan maar beter van hele goede huize komen, anders herinner je het publiek slechts aan het superieure bronmateriaal (een probleem dat trouwens ook al in een eerdere voorstelling van Kegels de kop opstak: het op het werk van Miranda July geïnspireerde Plankton, dat hij samen met Anna Verkouteren Jansen maakte).

Van extase naar bad trip
De laatste voorstelling van de avond was het bezwerende Aura van Moreno Perna. Bij binnenkomst nam het publiek plaats in een kring, waarbinnen Perna en zijn co-performer Evgenia Rubanova al langzaam bewegen. Hun danstaal heeft iets spiritualistisch: langzaam komen ze op het publiek af en lijken individuele toeschouwers te zegenen met hun armgebaren.

Het is het begin van een ritualistische performance, die langzaam van hypnotiserende extase naar een schokkerige bad trip beweegt. Je krijgt het gevoel getuige te zijn van zowel de euforische hoogtepunten van religieuze overgave als de terugslag als de transcendentie weer wordt ondermijnd door aardse factoren – of de reis van de high van een drugservaring naar de onvermijdelijke ontwenningsverschijnselen.

Perna rekt de spanningsboog van zijn performance net wat te lang op – de ommekeer laat net te lang op zich wachten, waardoor het midden van de performance een beetje repetitief aanvoelt. Het wordt echter goed gemaakt door de totale toewijding aan het materiaal die de choreograaf en Rubanova laten zien: hun lichamen worden voortgestuwd door krachten die groter zijn dan ze kunnen beheersen en het publiek wordt moeiteloos op hun golven meegevoerd.

Foto Jezebel: Annelies Verhelst