Het Amsterdam Fringe Festival heeft een naam hoog te houden wat betreft avontuurlijke en onverwachte avonden. Maar een spontaan huwelijksaanzoek na afloop van een queer-optreden? Dat heeft het zeventienjarige platform voor onbekend talent niet eerder meegemaakt. (meer…)
Het avondje Fringe in het goed weggestopte CC Amstel begint per ongeluk bij Cinetol. Gelukkig weet een medewerker aldaar mij naar de overkant van de Tolstraat te sturen en vind ik achter Asscher’s diamantfabriek de voordeur van de openbare bibliotheek anex theater. Ik zie twee totaal verschillende voorstellingen, zoals dat de gewoonte is bij Fringe. Second Chance van Javier Murugarren en Assi Weitz is een radicale performance anex concert van twee ervaren makers, terwijl Onbedoeld verberg ik 3.0 van de jonge hiphop-choreografen Romy Stark en Adanma Okoro in een eerder stadium de Next Best Fringe Award 2021 won.
In Second Chance doen twee mannen iets met ritme en hun lichamen, een drumkit en een microfoon, één glitterjurk en dan nog een tweede. Het wordt mij niet helemaal duidelijk wat de twee mannen beweegt, maar het stuk draait om de opzwepende, uit elkaar rammelende uitwisseling tussen de drummer en de als een gek articulerende Javier Murugarren.
In het Spaans en het Engels, later ook in andere talen, wordt het publiek voortdurend bestookt met teksten, meestal onverstaanbaar. Door het gebrek aan verstaanbaarheid wordt je gedwongen te kijken naar de inzet van de lichamen, die natuurlijk ook een soort taal spreken.
Terwijl Murugarren met zijn lichaam en energie smijt dat het een lieve lust is – een lust die mij ook vergaat vanwege de herhaling – functioneert Weitz als een wonderlijke tegenhanger, begeleider en secondant, die wel zou moeten, maar nooit helemaal doorbreekt. Je denkt dan: komisch duo, maar ook dat blijft understated.
Terwijl het spel met ritme en accenten in het spugen van teksten en de percussie op de spits wordt gedreven, weet Weitz naast half gezongen, half gesproken accenten via zijn eigen mic, vooral de aandacht te trekken wanneer hij gaat dansen. Zijn bewegingen lijken onbeholpen, zijn noch stoer of frontaal als Murugarren, noch betekenisvol zoals de teksten. Weitz is precies en fascinerend in zijn verplaatsingen. Zijn lichaam onttrekt zich aan het machismo van zijn tegenspeler, bouwt een eigen logica.
Een vergelijkbaar moment ontstaat met Murugarren, wanneer hij liggend op de grond in een variant op flamenco lijkt te geraken, en echt even zingt. Dan is er de overgave die bij de energie hoort die hij rondstrooit, transformeert zijn rennende vorm naar iets dat niet voor de hand ligt.
Hij heeft dan al een heel verhaal verteld over zijn ouders en hun werk als kleermaker en dresser, over wat het betekent om mensen een nieuw uiterlijk te verkopen, ze daarmee op hun gemak te stellen. Het is een vreselijk interessante paralel met wat de mannen doen, maar iets hier – is het ironie, een gebrek aan ernst, of het effect van de onverstaanbaarheid dat raakt uitgewerkt? – zorgt ervoor dat ‘het’ geheel niet echt aankomt.
De formele en intrigerende driedimensionaleit van het werk (ritme, lichamen, talen) en de mogelijke verhalen die dat oplevert, loopt uiteindelijk uit in een vrij heldere herdefinitie van het mannelijke, min of meer queer, refererend ook aan de kinderlijke vrolijkheid van het uitproberen van rollen en de bijbehorende parafernalia.
Frog flambé blijkt de naam voor wat tussen zachtjes wiegende mannenheupen een plek heeft in een onderbroek, die dan ook nog na afloop als merchandise aan de man kan worden gebracht. Een geval van upcycling, working with your depression, als ik het goed begrepen heb.
Zo vrij en soms geheel onnavolgbaar als Second Chance is, zo duidelijk en recht voor zijn raap is Onbedoeld verberg ik 3.0. De titel zegt precies wat de voorstelling laat zien. Een voice-over citeert jongeren die moeite hebben met zichzelf, met hun omgeving, zich een looser voelen omdat ze geen geld hebben, niet gezien worden, zich schamen, geen aansluiting vinden, dood willen. De voorstelling thematiseert niet alleen het ongemak van de looser, maar ook dat van de omgeving, wanneer die met de onbeholpenheid of kwetsbaarheid van een ander wordt geconfronteerd.
Zes mooie dansers staan ontspannen op het toneel terwijl ze een interessante mix van popping en locking en moderne dans doen. De choreografen Adanma Okoro en Romy Stark (de laatste danst mee) hebben veel aandacht besteed aan de individuele dansers en hun onderlinge relaties, waardoor je de letterlijkheid van de scènes in relatie tot de letterlijkheid van de tape soms gewoon vergeet. De tape fabriceert gedachtenballonnetjes, de dansers vullen het beeld in. De oprechtheid van de performance staat dat toe.
Er is jammergenoeg nog weinig spel met het gegeven van deze gelaagdheid tussen fictie en de werkelijkheid van de performer op scène. De formatie-dansen zijn lekker en zelfbewust, kloppen met de emoties in de tekst, maar doen ook de fictie van de scènes teniet. Daar staat tegenover dat de teksten de dansers zo goed passen – ze spreken er ook enkele zelf uit – dat het als danser je ding doen en de emotie of het gevoel vertolken in een scène soms heel mooi dicht bij elkaar komen.
De muziektape is dwingend (geen moment stilte – vind ik altijd jammer, waarom de vanzelfsprekendheid van de muziek), maar moduleert genoeg om ruimte te laten voor traagheid en een andere dan de intense focus van de snelle dans. De groep weet boven het geluid uit te stijgen of er onderdoor te kruipen.
Er is een moment dat de meisjes hand en hand dansen en de jongens dat niet doen. Ik vroeg me af waarom. Na nog meer sociale buikpijn en nog meer vrolijke formaties is er een eindgoed algoed, een message die je doet verlangen naar iets meer diepte daarvoor. Maar de oprechtheid en het gemak waarmee deze crew samen een verhaal vertelt, is een goed begin.
Foto: Annelies Verhelst