Het avondje Fringe in het goed weggestopte CC Amstel begint per ongeluk bij Cinetol. Gelukkig weet een medewerker aldaar mij naar de overkant van de Tolstraat te sturen en vind ik achter Asscher’s diamantfabriek de voordeur van de openbare bibliotheek anex theater. (meer…)
Deze week spelen 54 opkomende makers(groepen), verspreid door heel Amsterdam, hun voorstellingen op het Fringe Festival. Waar het Nederlands Theater Festival terugblikt op de hoogtepunten van het afgelopen seizoen, kijkt het Fringe Festival juist vooruit, aldus Farnoosh Farnia, die haar eerste jaar als artistiek leider van het festival beleeft. Ik zie in het eerste weekend een therapie-oefening, een danssolo in het donker en een theatraal bacchanaal.
Je angsten in de ogen aankijken
In MEZRAB begin ik met Monstrum, een interactieve performance van scenograaf Sam Bachy. Een klein publiek neemt plaats op een donkere tribune met kussens. We luisteren naar Malanghi Arts, die ons met zachte en zalvende stem vertelt over de monsters uit haar kindertijd.
Aan de hand van life geanimeerde monsters, te zien op een groot projectiescherm, analyseert ze wat die monsters zouden kunnen betekenen en hoe ze onder onze bedden lijken te verdwijnen naarmate we ouder worden. Dan nodigt ze ons uit om een tekening te maken van het monster uit onze eigen kindertijd.
Daarna draait Arts het geheel om: ze vertelt over haar eigen hedendaagse angsten en tekent naar aanleiding daarvan haar monster van nu. Op het projectiescherm zien we een monster met zes koppen, (ze heeft het gevoel dat haar hoofd op meerdere plekken tegelijkertijd is) met bijen en insecten die over haar borst lopen (haar gevoel van onrust). Op die manier geeft ze haar angsten vorm in een monster die ze in de ogen kan kijken.
Wij worden daarna ook uitgenodigd om onze innerlijke angsten te verbeelden in een tekening. Het is een interessante denkoefening, omdat we uitgedaagd worden om datgene wat intern in ons leeft een plek buiten onszelf te geven. Op die manier kijk je je angsten eventjes in de ogen aan, wat enerzijds een relativerend en anderzijds een confronterend effect heeft. De performance voelt misschien een beetje braaf, maar de makers laten het publiek zich veilig voelen en maken op die manier ruimte om te reflecteren op de angsten die binnenin ons schuilen.
De scenografie van Bachy en zijn verbeelding van de monsters zijn eerst klassiek (haaien met scherpe tanden, wolven met harige vacht, glibberige staarten), totdat we zien hoe hij het hedendaagse monster van Arts vormgeeft. Daar wordt een nieuw soort figuur voorgesteld: eentje tussen mens en dier in, die op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden en daardoor zowel iets aantrekkelijks als iets afschrikwekkends heeft. Van deze beeldtaal van Bachy zien we hier slechts één figuur, die wel direct nieuwsgierig maakt naar meer.
Danser als lichttechnicus
In de donkere theaterzaal van Perdu staat het silhouet van danser Liam McCall. Met het licht van een kleine zaklamp beschijnt hij zijn eigen lichaamsdelen. Zijn elleboog, zijn voeten, zijn armen. Als het licht ze raakt, bewegen ze snel, bruut en onrustig. Het licht lijkt hem in beweging te brengen, en het duurt niet lang voordat zijn lichaam alle kanten opschiet.
Doordat hij de rol heeft van zowel danser als lichttechnicus, ontstaan er al gauw filmische en flitsende beelden, die elkaar in een rap tempo opvolgen. Als publiek krijg je weinig tijd om grip te krijgen op wat je voor je ziet gebeuren. De gehele bewegingssequentie krijgt daardoor iets schizofreen en vluchtigs.
Even later vindt hij een tweede zaklamp en beschijnt hij zichzelf vanuit twee hoeken. Hij draait met de twee spotlights rond: het levert een mooi beeld op, waar we helaas ook maar weer kort naar mogen kijken. Daarna plakt hij een zaklamp op een statief en zwiept de stok heen en weer.
McCall is een zeer behendige danser met veel lichaamsbeheersing en met deze Fr/agile laat hij een interessante dialoog zien, tussen licht en lichaam in het hier en nu: we zien de performer bewegen en zweten in het donker. Maar het blijft ook aanvoelen als een vormexperiment, een uitprobeersel van verschillende ideeën en scènes die nog niet een groter thema weten te raken.
Het eindbeeld komt wel aan. McCall beschijnt zichzelf met een warm, oranje licht en begint zacht en sensueel te dansen, met zichzelf. Het is een beeld dat na de snelheid en hardheid van het halfuur ervoor plots ontroert. We zien een kwetsbaardere kant van dit lichaam, dat nu beweegt vanuit rust en plezier.
De roes van een uitgaansavond
’s Avonds eindig ik de dag in de Brakke Grond, waar Nachtzwemmen van Jarne van Loon & Lieslot Siddiki te zien is. De theaterzaal is omgedoopt tot een nachtclub waar het publiek aan beide kanten van de speelvloer mag plaatsnemen. Een grote roze taart, waar performers uitkruipen, wordt omgevormd tot DJ booth, een drag queen staat achter haar bar, en een stoet aan performers in glanzend witte jassen en dito mutsen komt zingend op. We worden met het lied uitgenodigd om de nacht in te treden. You can dance, you can fuck, you can be young here tonight, wordt er gezongen.
Wat volgt is een storm aan acts op pompende beats: een geabstraheerde orgie, een live gezongen smartlap, een workshop waarin het publiek geforceerd een seksdans en een lied over zelfliefde wordt aangeleerd, een angstaanjagende lach-act van een drag-clown die de haren in je nek recht overeind doen staan, een vioolsolo van een performer gehuld in shibari-touwen en een roze doorzichtige jurk. Het is een ophoping van losstaande acts, de ene geslaagder dan de andere, gespeeld met veel energie van de jonge performers.
Het interessantst is het tweede deel, waarin verschillende werelden en personages door elkaar gaan lopen binnen de arena van de theatrale clubruimte. Een schoonmaker met drag make up ruimt tussen de dansende clubgangers troep op, een roze konijn loopt langs, een psychopathische clown op stelten jaagt het publiek de stuipen op het lijf, een doorgesnoven Deliveroo-bezorger probeert haar pizza aan iemand in het publiek te bezorgen, en plots staat er een prachtig dansende balletdanser op, die zich als een zwaan door het puin van de club beweegt.
Deze storm aan beelden doet denken aan de roes van een uitgaansavond, waarin alles door elkaar lijkt te lopen. Het anarchistische karakter van dit deel is spannend en verwarrend op de beste manier mogelijk. Waar naar te kijken? Naar de jonge jongen die innig flirt met een oude man, naar de man die in een priesterkostuum door de ruimte wandelt terwijl hij op een pan slaat, de drag queen die een publiekslid vraagt om water over haar heen te gooien, of het dronken-existentiële gesprek tussen het roze konijn en een clubganger? De wervelwind aan personages en beelden geeft op een intrigerende manier weer hoe de club een fluïde plek kan zijn waar genot, chaos, vrijheid en angst elkaar afwisselen en waar je naarmate de avond vordert, de grip op de realiteit verliest.
Toch loop ik de voorstelling uit met een onvervuld gevoel. Want wat beweegt de makers om deze clubervaring te recreëren? Hoe verhouden zij zich tegen deze clubcultuur? Willen ze hem vieren, bekritiseren, of alleen weergeven? De makers nemen geen stelling in, waardoor hun creatie op een bepaalde manier consequentieloos blijft.
Dat neemt niet weg dat het project getuigt van een grote ambitie en durf. Van Loon en Siddiki weten samen met 15 performers een bruisende, hybride en bij vlagen fascinerende performance te creëren.
Foto: Nachtzwemmen van Jarne van Loon & Lieslot Siddiki, Annelies Verhelst