Dit jaar vierde het Noorse podiumkunstenfestival Festspillene i Bergen (‘Bergen International Festival’) zijn zeventigjarig jubileum. Net als in voorgaande jaren vormde de stad Bergen twee weken lang het decor voor performances, dans, toneel en concerten, zowel in theaters en concertzalen als op gelegenheidslocaties binnen en buiten. Onderdeel van het festival is ook een breed, dagelijks randprogramma met onder meer artist talks en paneldiscussies.

De tweede stad van Noorwegen is beroemd om haar fjorden en haar regen (circa 240 dagen per jaar). Bergen is nog minder grootstedelijk dan de hoofdstad Oslo, dat vergeleken met andere Europese hoofdsteden zelf bepaald gemoedelijk is. Het jaarlijkse theaterfestival Festspillene i Bergen is echter allesbehalve provinciaal, met een festivalbudget van 6,8 miljoen euro – iets meer dan het Holland Festival. Grootste subsidiënten zijn het Noorse ministerie van cultuur, de gemeente Bergen en de provincie Vestland. Daarnaast ontvangt het (substantiële) particuliere bijdragen.

Spannende projecten
Festspillene noemt zichzelf ‘het vlaggenschip van de Scandinavische festivals voor muziek en podiumkunsten’. Net als bij het Holland Festival lang het geval was, ligt de focus van oudsher op (klassieke) muziek en muziektheater, wat zich dit jaar onder meer uitte door het aanstellen van het Kronos Quartet als artist in residence en tientallen concerten van onder meer Peaches, Emel, Caroline Shaw en Angelique Kidjo (associate artist van de huidige editie van het Holland Festival, maar in 2016 al te zien in Bergen).

Inmiddels vormt de toneelprogrammering een belangrijke poot; de afgelopen jaren stonden er voorstellingen van grote namen als Robert Wilson, Michael Thalheimer en Robert Lepage. Ook treedt het festival op als aanjager en coproducent. Dat leidt tot spannende projecten, zoals de gelegenheidssamenwerking tussen Calixto Bieto en Karl Ove Knausgård (2019) of het uitnodigen van het illustere Noors-Duitse theaterduo Vegard Vinge en Ida Müller dat in 2018 maandenlang een afgeschreven zwembad betrok, waarin ze een volledig eigen wereld opbouwden om daar vervolgens hun Ibsen-adaptatie Panini Boys Room te spelen.

Keukenstoelen
Waar dergelijke festivals soms kampen met een elitair imago is Festspillene nadrukkelijk geworteld in de stad. Een groot deel van de programmering is laagdrempelig. Er is aanbod voor alle leeftijden en veel gratis gratis voorstellingen, performances en concerten op straat. Ook de traditionele ‘familiedag’ op landgoed Silustøl is populair. Het festival werkt intensief samen met plaatselijke culturele instellingen waaronder de musea; verschillende restaurants geven op vertoon van je festivalticket korting en dat ticket is ook geldig in het OV van en naar voorstellingen – wat prettig is, want de gemeente Bergen is behoorlijk uitgestrekt.

Dit jaar was er ook het ludieke project Folkets stoler/ the people’s chairs: op het centrale plein stonden honderd kleurrijk opgeschilderde oude keukenstoelen uit heel de provincie. Iedereen kon ze pakken om ergens op het plein een praatje te maken met (on)bekenden, uit te puffen tijdens het winkelen of naar de optredens op het festivalpodium te kijken. Na het festival mochten inwoners van Bergen de stoelen gratis ophalen.

Cultureel Calimero-complex
Als gast van het festival zag ik in drie dagen drie voorstellingen: Taylor Mac’s A 24-decade History of Popular Music (in augustus te zien in ITA), Christoph Marthalers Das Weinen en Michael Thalheimers Kleine Eyolf. Onderdeel van het delegate-programma was een lunch voor theaterprofessionals uit Europa en Amerika, waarbij ook de nieuwe directeur van het festival Lars Petter Hagen aanschoof. Hij vertelde het festival te zien als een ontmoetingsplek waar gesproken wordt over de podiumkunsten vanuit internationaal perspectief, met de mogelijkheid om nieuwe connecties aan te gaan.

Voornaamste onderwerp van gesprek was de wederopbouw van de podiumkunsten na twee jaar covid. Iedereen worstelt met dezelfde problemen, zoals een ‘file’ aan reeds geproduceerd aanbod die de speelplekken verstopt, en publiek dat de weg naar het theater niet terugvindt. Net als bij ons heeft men daar in de rest van de wereld helaas nog geen pasklare antwoorden op. Ook wordt overal gestreefd naar meer diversiteit in het publiek, op de vloer en achter de schermen – en loopt men overal tegen dezelfde drempels en valkuilen aan.

Interessant detail ten slotte was, dat Denemarken blijkt te lijden aan eenzelfde ‘cultureel Calimero-complex’ als Nederland: (te) weinig waardering voor de eigen cultuur. Tot onbegrip van onder meer Duitsers, Fransen en Noren geniet het Engels meer aanzien dan de eigen taal. Dit maakt dat de Deense regering – maar vooral ook een groot deel van de samenleving – cultuur niet als budgettaire prioriteit ziet, net als in Nederland.

Judy
Kern van het festival zijn natuurlijk de voorstellingen. De openingsvoorstelling vindt traditioneel plaats in de Grieghal (1500 stoelen) in aanwezigheid van het Noorse koningspaar. Dit jaar viel die eer te beurt aan performance artist en ‘self-proclaimed drag queen’ Taylor Mac. Op zoek naar de stem van gemarginaliseerde groepen raasde Mac, in een subjectieve geschiedenis van Amerika, langs ‘hits’ vanaf 1776. Normaal speelt hij (zijn voornaamwoord van voorkeur is judy, maar hij is ook prima – ‘I’m just putting judy out there‘) met een jazzband, maar nu stond er voor het eerst een compleet symfonieorkest achter hem.

De voorstelling was swingend en kleurrijk (het getuigt van lef om voor het koningspaar te beginnen over de geneugten van vuist- en orale seks (‘What? I’m sure she knows what it is!’), maar het meest memorabele moment kwam na afloop: tijdens het applaus rende koningin Sonja, alle etiquette omverwerpend, spontaan het podium op om Mac het boeket te geven dat ze zélf voor de voorstelling in ontvangst had genomen. Bij de artist talk de volgende dag vertelde Mac wat ze zei: ‘This is completely different from what I normally experience, but I felt invited.’

Ander moois
Das Weinen was alles wat je van Marthaler mag verwachten: perfectie in beeld en geluid naast komische vervreemding, deze keer in een apotheek. Thalheimers Eyolf was daarentegen duister en intens. Het lichtontwerp was integraal deel van de enscenering, wat een prachtig toneelbeeld opleverde. Voor al het andere moois, waaronder de toneelbewerking van Knausgårds De morgenster, was ik helaas niet meer in Bergen.

Internationale gastoptredens op Festspillene geschieden exclusief op uitnodiging, maar, zegt de website: ‘If you think that you or your company has an exciting programme to offer (….) send an email’. De Nederlands/Vlaamse bijdragen aan het festival bestonden tot dusver uit twee straattheateracts (DJ Frietmachine van Superhallo en Saurus van Close Act), een handvol klassieke concerten en Judith Nabs theatrale installatie voor kinderen De grote reis. Tijd dat ook het Nederlands/Vlaamse toneel zich gaat beraden op de verovering van Bergen.

Foto Taylor Mac: Thor Brødreskift