Voor hun onderzoekspresentatie Urland doet alsof liet het gelijknamige collectief zich onder andere inspireren door het invloedrijke werk Théâtre de la cruauté van theatervernieuwer Antonin Artaud. Maar vooral staat de vraag voorop: hoe verhouden het theater en ‘de realiteit’ zich tot elkaar? (meer…)
In de theatersector verkeren velen in een bijzonder zwakke arbeidsmarktpositie en de mate van uitholling is groot. Theaterkrant voert een serie gesprekken over de (artistieke) gevolgen van ‘unfaire’ praktijken. Daarbij kijken we vooruit naar wat een gezonder werkklimaat allemaal zou kunnen opleveren. Deze week Fleur Feij, die de afgelopen twee jaar werkzaam was als agent voor verschillende theatervormgevers.
Hoe is het op dit moment met de positie van de theatervormgever gesteld?
‘Ik heb dit werk twee jaar gedaan, ik heb ik weet niet hoeveel gezelschappen gesproken, en eh, dat was pittig. Omdat er, met name bij opdrachtgevers, weinig bewustzijn is, weinig ruimte, weinig bereidwilligheid om over eerlijke honoraria te praten. Mij is de moed eerlijk gezegd in de schoenen gezonken.
Mijn rol draaide niet alleen om geld: waar het mij om ging is dat opdrachtgever en opdrachtnemer helder hebben wat ze van elkaar kunnen verwachten. Ik heb het (ook voorheen als productieleider) altijd belangrijk gevonden dat er duidelijk is wat er voor het afgesproken bedrag moet gebeuren. Daar ging ik dus eerst met de vormgevers over in gesprek, en vervolgens checkte ik dat bij de opdrachtgever. Regelmatig zaten beide partijen nog niet op een lijn, of moest er nog worden overlegd met de regisseur of maker. En bij het geld, ja, daar liep ik vaak tegen een muur op. Er valt meestal nauwelijks te onderhandelen. Laat staan dat opdrachtgevers geïnteresseerd zijn in de hoeveelheid tijd en kosten die een vormgever in een project steekt. Dat gebrek aan interesse vind ik heel kwalijk.
Gesprekken worden platgeslagen met teksten als ‘je hebt helemaal gelijk’, of ‘we snappen wat je bedoelt’. Vervolgens loopt een onderhandeling al gauw spaak met de mededeling dat er geen geld is en krijg ik antwoorden als, ‘maar dit is wat we hebben begroot’ of ‘het is niet in vergelijking met de rest van het team’ of dat soort dingen.
Tuurlijk snoepte ik er wel iedere keer wat bij, het leverde vormgevers altijd iets op. Al was het maar duidelijkheid. Alleen, ik voelde ook angst bij mensen voor wie ik onderhandelde. Bang dat ze een slechte naam kregen, ondanks dat ik – de sector goed kennende – alles steeds zorgvuldig aanpakte. Dus ik ervoer aan de ene kant onwil en aan de andere kant angst. Het beviel me niet langer om daartussen te zitten. Iedereen is bang zichzelf in zijn voet te schieten.
Hoe krijgen we beweging in die situatie?
‘Het lijkt wel alsof wij in de podiumkunst nog in de vorige eeuw werken. Er is zoveel goeds in ontwikkeling in de rest van de samenleving. Binnen overheden, de zorg en het onderwijs wordt al volop nagedacht over de toekomst van werk, anders samenwerken, over open source, transparantie, met elkaar in ontwikkeling blijven.
Kijk, er is altijd wel iets meer geld, anders onderhandelde ik er niet steeds iets bij, maar het geld is er sectorbreed natuurlijk ook weer helemaal niet, als je iedereen eerlijk gaat belonen. Dan blijkt pas hoeveel de honoraria ernaast zitten. Dan vallen we keihard door de mand met elkaar. Ik heb hierover de afgelopen twee jaar maar één keer een gelijkwaardig gesprek gehad met een zakelijk leider. Dat iemand mij belde en zei, ‘Fleur, ik ben een begroting aan het opstellen en ik wil weten wat dat ontwerp kost’. Er wordt begroot op basis van onzincijfers waarvan kunstenaars niet rond kunnen komen. Die bedragen worden toegekend, en dat is de volgende keer weer de grondslag. Zo komen we niet vooruit.
De freelancers betalen het gelag. Ik ken maar twee ontwerpers die weleens een opdracht afsloegen en zeiden, voor dat bedrag kan ik het gewoon niet doen. En verder pakt iedereen toch maar de klus aan. Ik adviseer iedereen: zorg alsjeblieft voor een plan B buiten de sector. Want we kunnen hier snoeihard werken met elkaar, maar comfortabel wordt het nooit. In ieder geval niet de komende tijd. Ik heb zelf inmiddels ook toffe opdrachten gevonden buiten de sector, die beter betaald worden en die me echt inspireren.
Wat zie jij daar dat toepasbaar zou zijn in onze sector?
‘Ik denk aan het beter in kaart brengen van werk en talent in de sector, en die twee slimmer bij elkaar brengen. Eigenlijk wat voor producties al gebeurt: er is een klus, wie ga je ervoor vragen, maar verder kijkend dan de kring ‘vriendjes-van-vriendjes’. Het zou goed zijn als ook het ‘vaste’ werk bij gezelschappen steeds meer door freelancers kan worden ingevuld, dan kun je klussen openbaar aanbesteden. Of op z’n minst binnen een ruime pool van flexibele krachten. Ook in de cultuur moeten we toe naar wendbare organisaties met ruimte voor innovatie.
Organisatiebegeleiding, samenwerking en reflectie is hard nodig, want dit is niet duurzaam. Het is misschien spannend, maar als je mee wil komen in deze tijd dan moet je wel. Soms fantaseer ik erover om de kennis die ik opdoe buiten de sector, terug te geven aan de sector. Maar daar heb ik tot op heden nog geen mooie ingang voor gevonden.
Deze serie wordt mogelijk gemaakt door:
Foto: Evelyn Koelewijn
Heel herkenbaar. Zo gaat t bij acteurs ook nog steeds.