‘Wij ontwikkelen geen talent, dat doet de maker zelf.’ Dat misverstand wil Viktorien van Hulst graag de wereld uithelpen over haar ontwikkelingstraject bij Theaterfestival Boulevard. ‘Wij geven vooral toegang tot ons netwerk en kennis’. Andere ‘talentontwikkelaars’ praten over ‘faciliteren op maat’, ‘bedding geven’ of ‘het bieden van een ontmoetingsplek’. Veel makers voelen zich vooral op […]
Iedere twee jaar organiseert Holland Dance Festival ‘DanceAble’, een driedaags evenement rondom dansers met een beperking. Holland Dance bestaat inmiddels dertig jaar en volgens de organisatie wordt het tijd om ook DanceAble, dat sinds 2015 bestaat, volwassen te laten worden en nieuwe stappen te zetten op het gebied van inclusiviteit. Makers, programmeurs, critici, opleidingen en andere vakgenoten werden uitgenodigd om mee te denken aan een Agenda voor de Toekomst met de vraag: Hoe maken we het theaterveld vanuit alle kanten inclusiever?
De kick-off van dit debat vindt plaats op de residentie van de Britse ambassadeur. Na een welkomstwoord van Martine van Dijk, ambassadeur artistiek leider van DanceAble, volgt een lezing van Ben Evans, British Council’s Head of Arts and Disability. Hij schetst een beeld van de status van inclusiviteit in het Engelse en Schotse theaterlandschap, koplopers op het gebied van toegankelijk en inclusief theater. De focus van de lezing ligt op fysieke beperkingen.
In de maatschappij wordt er veel gepraat over mensen met een beperking als het gaat om liefdadigheid of medische hulp, maar een sociaal perspectief ontbreekt vaak: beperkingen zijn er alleen omdat er een bepaalde, algemeen geaccepteerde norm wordt gehanteerd, die bepaalde mensen automatisch buiten de maatschappij plaatst: iemand in een rolstoel is pas beperkt als hij of zij een trap tegenkomt.
Volgens Evans is dit patroon ook terug te vinden in het kunstlandschap. Inclusief theater wordt vaak gemaakt vanuit morele overwegingen, of vanuit redenen voorgeschreven door de wet. Er wordt nog te weinig gekeken naar het artistieke aandeel wat mensen met een beperking zouden kunnen hebben in de kunst. Evans merkt terecht op dat dit zeker in de danswereld opmerkelijk is, waar het lichaam en verschillende manieren van bewegen constant worden onderzocht.
Evan stelt twee vragen, gericht aan de organisaties aanwezig, en opent daarmee het rondetafelgesprek: ‘Wat doen wij om de barrières bespreekbaar te maken die mensen met een beperking tegenhouden om volledig toegang te krijgen tot kunst, als publiek en als kunstenaar?’ en ‘Wat doen we om ervoor te zorgen dat de kunst zijn voordeel doet van de esthetische uitdaging die kunstenaars met een beperking ons bieden?’.
Evans geeft meerdere voorbeelden van kunstenaars die interessant werk maken, niet ondanks hun beperking, maar door hun beperking in te zetten. De Schotse danseres en choreograaf Claire Cunningham loopt en danst met krukken. In haar werk onderzoekt ze hoe de krukken haar bewegingen beïnvloeden en zet ze haar krukken in als een verlenging van haar ledematen. Spastische muzikant Kris Halpin draagt handschoenen die zijn bewegingen omzetten in muziek, wat zorgt voor een hele performatieve manier van muziek maken.
Dit soort initiatieven wordt steeds vaker gemaakt en geprogrammeerd, zeker op gespecialiseerde evenementen zoals DanceAble, maar er is nog een hele lange weg te gaan. De weg naar het professionele kunstveld is voor mensen met een beperking vaak bijna onmogelijk. Dat begint al bij een gebrek aan kunsteducatie op speciaal onderwijs, maar ook vakopleidingen, culturele instellingen en festivals en subsidiënten zijn vaak nog weinig bekend met de mogelijkheden van kunstenaars met een fysieke beperking. Als het om diversiteit gaat, ligt de focus vaak in eerste instantie op culturele diversiteit.
Dat is ook de meest ingewikkelde factor van dit debat. Een paar keer wordt genoemd dat volledige inclusiviteit nooit haalbaar zou zijn. Er moeten dus keuzes gemaakt worden, prioriteiten worden gesteld. Het debat rondom Holland Dance wordt bijvoorbeeld gevoerd door een bijna volledig witte groep mensen. Is er ook ruimte voor intersectionaliteit? Maar ook mensen met een auditieve, visuele of verstandelijke beperking zijn niet ruimschoots vertegenwoordigd in het gesprek. Het is natuurlijk pas de kick-off, maar het is nog niet duidelijk wat de vlieghoogte van het debat precies is. Het kan nog zoveel breder. Of moeten we versmallen en zoveel mogelijk haalbare doelen stellen?
Het is een goed begin. En als we Evans mogen geloven, is het een teken van een beweging die zich door heel Europa aan het verspreiden is. Veel culturele instellingen, zoals Theaterfestival Boulevard, Het Nationale Theater en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, maken zichzelf al toegankelijker. Hun gesprekken gaan verder dan rolstoeltoegankelijkheid of aangepaste toiletten. We kunnen leren van instellingen zoals DanceAble, 5D en Theater Babel, die zich specialiseren in artiesten met een beperking. Er zijn nog veel meer vragen dan antwoorden, maar de dialoog is van start.
Persoonlijk vind ik ook dat stichting stichting Misiconi, Misiconi dancd Company genoemd mag worden..
Het is een begin, maar Nederland lijkt me nog een ontwikkelingsland op dit gebied. Veel sociale groepen zijn trouwens niet of nauwelijks gerepresenteerd in het Nederlandse podiumaanbod, niet enkel mensen met een beperking. Onze maatschappij is toch vooral eentje van culturele hegemonie, dat wil zeggen dat bevoorrechten bepalen hoe de samenleving (en de norm) eruit dient te zien, en dat is dan op de podia te zien. In het kader van het artikel wil ik trouwens graag nog groepen als Theater Stap! uit Turnhout noemen en theatergroep Domino uit Leiden. Dat zijn groepen die al jaren (vaak onopgemerkt door het publiek) belangrijk werk verrichten. In andere landen zijn er al lang professionele groepen en festivals, zoals RambaZamba Theater in Berlijn of het Back To Back Theater uit Geelong in Australië (ze stonden o.a. in 2017 met de fantastische voorstelling ‘Lady Eats The Apple’ op het Holland Festival). De Duitse theaterhervormer en rebel Christoph Schlingensief werkte in zijn films en toneelstukken regelmatig met mensen met een beperking. Het mag niet enkel om voorzieningen gaan maar moet juist over zichtbaarheid van sociale groepen op toneel gaan. We omarmen ‘afwijking’ van een bepaalde norm (die door de elite cq. aristocratie wordt bepaald) tot nu toe te veel als fictie en niet in de realiteit van de theaterzaal en op de opleidingen. We kunnen veel van elkaar leren, met elkaar bereiken en ons ‘ontregelen’. We kunnen onze ‘normaliteit’ herzien.