De komende maanden valt in het Allard Pierson meer te leren over de allereerste musicals van Nederlandse bodem; de zeven samenwerkingen tussen Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink. In de expositie Zeur niet! plaatst gastconservator Sanne Thierens met het team van Allard Pierson elk van deze musicals in de context van het pionierswerk dat rondom deze producties werd verricht. (meer…)
Afgelopen donderdag ging, tegelijkertijd met het Nederlands Theater Festival, het Amsterdamse Fringe Festival weer van start. Onder leiding van kersverse festivaldirecteur Aukje Verhoog presenteert Fringe 2017 meer dan tachtig verschillende werken en events in elf dagen. Theaterkrant.nl stuurt Marijn Lems de komende dagen op pad om zo veel mogelijk van het festival mee te maken.
Ik moet eerlijk bekennen: ik heb nooit veel geluk gehad met het Fringe. Vaak ging ik wel een aantal voorstellingen kijken tussen het feestgedruis van het Nederlands Theater Festival door, maar maakte dan ongelukkige keuzes of kwam bij zeer prille work-in-progress-presentaties terecht. Maar op basis van een handjevol voorstellingen kun je een festival als Fringe eigenlijk niet beoordelen, dus nam ik me dit jaar voor het wat serieuzer aan te pakken. Op acht van de elf festivaldagen zie ik in totaal achttien voorstellingen, die ik in vijf dagverslagen zal samenvatten.
Bij de opening afgelopen donderdag zat de feeststemming er in ieder geval al goed in. Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond is omgetoverd tot een jungle met tropische vogels, een prettige metafoor voor het festival, die door de flamboyante hosts Jake Credit en HOAX met volle overgave wordt ingevuld. Het is verfrissend om meteen na de wat stijve opening van het Nederlands Theater Festival in zo’n anything-goes-sfeer terecht te komen, en de bevlogen openingsspeech van de pas aangetreden festivaldirecteur Aukje Verhoog, die de magere financiële voorwaarden die haar festival de kunstenaars kan bieden niet onbenoemd laat, is warm en overtuigend.
Laagdrempelige dans
Van de foyer van De Brakke Grond loop ik meteen door naar de Expozaal, waar bewegingstheatercollectief MAN||CO haar voorstelling The Winner Takes It All speelt. MAN||CO bestaat uit dansers Moreen Beentjes, Lisa Feij, Susan Hoogbergen, Sjifra IJpma en Roma Koolen, en heeft zich expliciet tot doel gesteld om moderne dans toegankelijk te maken voor een groter publiek. Dat is goed aan het zeer laagdrempelige The Winner Takes It All af te zien: de performance, die eerder al te zien was op Festival Over Het IJ en Festival Boulevard, bestaat uit verschillende bewegingsassociaties op de thema’s competitie, concurrentie en winst die allemaal zeer helder leesbaar zijn.
Het is een zeer competent uitgevoerde, vermakelijke voorstelling geworden: missie geslaagd dus. Helaas valt er door de nadruk op toegankelijkheid niet veel te beleven voor de ervaren dans- of theaterbezoeker. Hoewel de openingsscène in zijn strakheid nog enige ambiguïteit bezit, weet het gezelschap daarna onvoldoende aan clichés te ontsnappen, en de vormen die aan het onderwerp worden gegeven bieden te weinig interpretatieruimte om echt te beklijven. Eigenlijk ontbeert het stuk een overkoepelende artistieke visie voorbij de wil om het publiek te behagen.
Dat is natuurlijk al een mooi doel op zich, getuige het plezier dat een groot deel van het publiek aan de voorstelling beleefde. Toch vraag ik me af of inhoudelijke gelaagdheid en toegankelijkheid elkaar zo radicaal hoeven uit te sluiten.
Escape room
De volgende dag beleefde ik het voorlopige hoogtepunt van het festival: Laboratory of Men van Charlie Duran en Danstheater Aya. Duran combineert dans met het gegeven van de escape room: een spelervaring waarin je met een groep andere bezoekers opgesloten wordt in een kamer en allerlei puzzels moet oplossen om er weer uit te komen. In Laboratory of Men wordt de zoektocht echter regelmatig onderbroken door dansscènes die op hun beurt weer verband houden met de raadsels die je moet ontrafelen.
Duran heeft een zeer spannende escape room samengesteld, die met een goede samenwerking, logisch nadenken en sterk observatievermogen (en zonodig een paar hints die de maker via sms aan de deelnemers verstuurt) goed op te lossen is, maar ook uitdagend genoeg is dat je steeds een golf van euforie voelt als je als team een stap verder bent gekomen. Maar het sterkste aspect van Laboratory of Men is hoe Duran performance en game-elementen tot een harmonieus geheel smeedt. Hoewel de manier waarop de maker het thema van toxic masculinity aansnijdt wat plat is, en vanwege het uitblijven van een interessante ontknoping niet helemaal overtuigt, is het al een geweldige prestatie dat de narratieve elementen binnen de escape room zo slim zijn vervlochten met de dans zelf.
Het is echt pionierswerk wat Duran doet: het is geen sinecure om interactiviteit en de meer traditionele geneugten van passief toeschouwerschap op een bevredigende manier met elkaar te verbinden. Laboratory of Men slaagt daar echter uitstekend in en is onmisbaar voor iedereen die zich voor nieuwe kunstvormen interesseert.
Woordkunstenaar
Nog druipend van de stortbui zag ik meteen daarna in de kleine zaal van Theater Bellevue de performance Plastic van Booi Kluiving. In een combinatie van spoken word en poetry slam koppelt hij stand-up-gewijs verschillende gedichten en anekdotes aan elkaar, waarbij de verbindende factor de relatie tussen mens en object lijkt te zijn. De woordkunstenaar goochelt met (soms iets te ver uitgemolken) metaforen en onverwachte rijmschema’s en komt regelmatig in een bewonderenswaardige flow terecht.
Op de sporadische momenten dat het even wat minder loopt blijft er ook weinig van Plastic over: Kluiving moet het niet van de inhoud hebben en komt niet veel verder dan grappige anekdotes en wat banaal liefdesverdriet. Als hij aan het slot wat meer pathos opzoekt overtuigt dat geen moment. De maker heeft taal- en ritmetechnisch echter zo veel in zijn mars dat Plastic zich gemakkelijk als muziekoptreden laat beluisteren, en als je via dat register kijkt is de voorstelling zeker de moeite waard.
Doorgesnoven punkrocker
Marius Mensink biedt met The Story of John Crow Black (Slow Movement Towards an Ending) weer een heel andere combinatie tussen concert en performance. Als de doorgesnoven en half psychotische emo/punkrocker John Crow Black deelt hij zijn laatste uren met het publiek. Black krijgt zijn muze maar niet stil: dodelijk vermoeid blijft hij ballads en beat poetry op zijn toeschouwers afvuren, terwijl hij in zijn spaarzame lucide momenten nog menselijk contact zoekt met iemand op de eerste rij.
Mensink, een van de meest getalenteerde fysieke performers van dit moment, belichaamt het titelpersonage op overtuigende wijze. Black is duidelijk alleen op zijn gemak als hij muziek maakt; zijn hakkelende pogingen tot communicatie tussendoor bestaan voor de helft uit onverklaarbare, hol klinkende lachsalvo’s, alsof hij de hele tijd wordt overvallen door de absurditeit van het bestaan. Zijn fysieke tics worden door Mensink zorgvuldig gedoseerd; alleen in een scène vlak voor het einde verliest hij zich iets te veel in een wat overdreven psychose.
De projecties van mixed media artist Peter van Til, die al eerder met Mensink samenwerkte, bieden een complementaire achtergrond voor deze zwaarmoedige maar compassierijke performance. Het voelt als een liefdevolle ode aan die kunstenaars die volledig aan hun artistieke drang ten onder zijn gegaan.
Foto Laboratory of Men – Eddy Wenting