Net zoals de Griekse en de Shakespeariaanse tragedies onuitputtelijke inspiratiebronnen zijn voor het volwassenentheater, zijn sprookjes dat voor het kindertheater. De archetypische situaties en personages van beide genres zitten daar wellicht voor iets tussen. Maar het kan natuurlijk ook omgekeerd: een tragedie kan de inspiratie vormen voor een kindervoorstelling en een sprookje is niet noodzakelijk een kinderverhaal. (meer…)
Schrijver en filosoof Alicja Gescinska schrijft een theatermonoloog als een klassieke oratio, en volgt daarbij de regels van de kunst. Misschien doet ze dat wel net iets te plichtsgetrouw, waardoor ze haar goddelijke protagonist wind uit de zeilen neemt.
Een voorproefje van Gescinska’s tekst kregen we vorig seizoen al bij het project In Naam van de Waarheid, een debatreeks rond ‘de waarheid’ bij het Vlaamse theatergezelschap Malpertuis. Gescinska was een van de sprekers die een ‘waarheidsrede’ mocht schrijven en verdedigen, uit eigen naam weliswaar. In deze theatertekst meet ze zich een personage aan. Het is Apate, godin van leugen en misleiding, die zich uitspreekt in een klassieke apologie – een redevoering waarin ze zich verdedigt tegen haar slechte faam, tegen de ‘onophoudelijke laster en eerroof om wie ik ben en wat ik doe’.
De ironie is dat ze (tot op de laatste bladzijde althans) voor die opdracht alle klassieke (en ik bedoel: antieke) middelen van de overtuiging aanwendt: stilistische grepen, stapsgewijze opbouw naar een climax, doordachte argumentatie. De godin van de leugen komt ons met andere woorden de waarheid vertellen over de leugen, doet een heuse waarheidsclaim – de ironie schuilt in de vorm, niet in de inhoud. Het is een spanning die Gescinska jammer genoeg in de tekst zelf nauwelijks uitwerkt. Het besef van een voortdurende mogelijke misleiding (het principe van de ‘onbetrouwbare verteller’) zou de tekst spannender hebben gemaakt. Nu wordt die ontluistering tot het einde bewaard.
Het betekent ook dat Apate spreekt een tekst is zonder veel dubbele bodems: Gescinska gaat vrij transparant en gestructureerd op haar doel af. Dat doel is duidelijk: de rehabilitatie van de leugen als noodzakelijke, zelfs levensreddende strategie in ons leven, zowel waar het de kleinmenselijke gebeurtenissen betreft (het liegen omwille van een verrassingsfeestje) als op het existentiële vlak: de leugen als noodzakelijk narratief om het leven van zin en betekenis te voorzien. De liefde en de kunst zijn de twee belangrijkste vehikels van deze existentiële leugen, en dat loopt uit op een gepassioneerde verdediging van beide.
De tekst begint, alweer erg klassiek, met een captatio benevolentiae: de spreker tracht de sympathie van het publiek te winnen door zich kwetsbaar op te stellen: ‘Ik zal het maar meteen eerlijk toegeven. Ik verschijn hier voor u met een zekere tegenzin.’ Het is echter de tegenzin van de leermeester die het domste kindje van de klas alwéér dezelfde som moet uitleggen, want Apate spreekt vrijwel de hele tekst vanuit een onwrikbaar geloof in het eigen gelijk – en opnieuw is daar die intrinsieke paradox in vorm. Om de zoveel generaties moet ze de mensheid de ‘waarheid’ vertellen over de leugen. Terwijl de mens eigenlijk niet over de geestelijke capaciteiten beschikt om de waarheid te kennen. Zucht.
In vijf hoofdstukken/bedrijven zal ze vervolgens de obsessie van de mens met de waarheid ontmaskeren en betogen dat de leugen nodig is om ‘de brute kracht van de werkelijkheid een halt toe te roepen’. Vooral de filosofen krijgen er in eerste instantie duchtig van langs, met hun bespottelijke waarheidstheorieën. Het is de verdienste van Gescinska dat ze deze complexe filosofische materie bevattelijk weet uit te leggen. Vrij snel al in de tekst komt ze tot haar punt: met de waarheid valt niet te leven, de leugen is een noodzakelijke overlevingsstrategie (een narratief) die structuur en verhaal aanbrengt in een realiteit die chaotisch en wreed is, waarin de plaats van de mens minder dan niets is, de zin van het bestaan onvindbaar.
Misschien belangrijker dan deze beknopte menselijke geschiedenis van het filosofische waarheidszoeken is de erkenning dat het vraagstuk van de waarheid complex is, en behoefte heeft aan nuance. ‘Eenvoudige vragen kennen geen gemakkelijke antwoorden. En wie dat niet inziet, belazert zichzelf.’ Hier stapt Gescinska resoluut de eigen tijd binnen, want het is natuurlijk geen toeval dat deze tekst net nu verschijnt. Apate zelf verwijst verschillende keren naar een tijdperk van fake new sen post-truth, gelukkig zonder uit te weiden en daarmee haar redevoering opzichtig actueel te maken. Er is nooit een tijdperk van ‘truth’ geweest, zo stelt ze vast, waarin haar collega Aletheia de boventoon voerde. Waarheid en leugen zijn in elk era onlosmakelijk aan elkaar geklonken. En dat het ‘politieke leven niet losstaat van het geestelijke leven’, is een bedenking die lang blijft hangen – de politieke implicaties van waarheidsclaims zijn heel wat minder onschuldig dan de zoektocht van de filosofen.
Apate spreekt is een vulgariserend betoog rond een ingewikkeld filosofisch begrip. Bovendien is de rede geschreven om slechts één keer beluisterd te worden, want de meeste mensen komen geen drie keer naar dezelfde theatervoorstelling kijken. Dat betekent dat de tekst toegankelijk genoeg moet zijn om direct zijn punt te maken. Vereenvoudiging is noodzakelijk, zowel in de inhoud als in de vorm. Dat laat zich voelen.
Inhoudelijk maakt Gescinska soms grote sprongen, of komt ze met straffe beweringen die wat plompverloren passeren. ‘Elk totalitair regime is gestoeld op leugen’, ‘Alles wat werkelijk van waarde is, ligt voorbij het domein van pure waarheid en wetenschap’, ‘Waarheid, Ratio, Wetenschap! Ze zijn haast synoniemen geworden’. Apate laat het door haar vingers glijden als zachte was, terwijl wij de wenkbrauwen fronsen. Wanneer het gaat over de kunst wordt de toon lyrisch, een beetje melig zelfs. De kracht van de nocturnes van Chopin! De blik van de Mona Lisa! Gescinska: ‘Wat is de kracht van kunst? Die kracht ligt in de subtiele begoocheling, de delicate vervoering, de verfijnde inbeelding, de imaginaire realiteit van verbeelding.’ Hmmm, ja. Hier spreekt een diep romantisch, wat ouderwets aandoende opvatting over de uniciteit van kunst.
Stilistisch gezien kiest Gescinska voor een toegankelijke structuur, met jargonvrije taal en een aantal anekdotes of beelden om de abstracte denkoefening te verlevendigen. Zoals het beeld van de filosofen die eindeloos rondjes draaien op de draaimolen, in de hoop de floche (de waarheid) te pakken te krijgen. Dat is een sterke vergelijking, sommige andere illustraties zijn flauw (zoals die rond de stelling ‘Ik sta hier alleen, rond mij is er niets’). De anekdotes rond de morele goedheid van de leugen (Wim Hosefeld en het naziregime) of het verschil tussen waarheid en waarachtigheid (een verhaal uit de Spaanse burgeroorlog) nemen verhoudingsgewijs wel erg veel ruimte in ten aanzien van de stelling. Af en toe lijkt de tekst daardoor wat uit balans.
Naar het einde toe wordt de toon gepassioneerd, laat Apate haar aanmatigende toon tegenover de mensheid gaan ten voordele van de passie die ze voelt voor de mooiste vruchten van haar arbeid: de liefde en de kunst. De matiging die ze predikt met betrekking tot de vrijheid en de misleiding (‘Elke deugd bestaat bij gratie van de mate waarin zij beoefend wordt’) lijkt niet van toepassing op deze domeinen; ongegeneerd verklaart ze de (illusie van de) liefde en (het bedrog van) de kunst tot de essentie van het leven. Het zou een mooi einde zijn geweest voor een theatervoorstelling, want de toevoeging rond de hoop (nog zo’n vorm van bedrog) en de doos van Pandora doet wat overbodig aan.
En dan besluit Apate met de voor de hand liggende disclaimer: ‘En aangezien ik het ben, Apate, godin van de misleiding, is dit de waarde van mijn woorden: niets van wat ik zeg en heb gezegd moet voor waar aangenomen worden, ook deze woorden niet.’ Natuurlijk dienen wij haar niet te geloven, ze is de godin van de leugen. Maar intussen heeft ze het toch maar, een hele redevoering lang, gezegd. Ook dit is een klassieke stijlfiguur, een vorm van praeteritio. Maar het is een beetje flauw om die als toetje mee te geven, in plaats van het wantrouwen van de lezer al tijdens het lezen te wekken, wat een veel prikkelender lectuur zou opleveren. Door in wezen te kiezen voor een klassieke redevoering, gericht op overtuiging, miskent Gescinska veel van Apates potentieel.
De creatie van deze tekst is zoals gezegd geen toevalligheid; hij werd geschreven met het oog op een voorstelling waarvoor ook de performer al gekozen was. Actrice Simone Milsdochter, die eerder te zien was in soortgelijke filosofische projecten (De wetten van menselijke stupiditeit bijvoorbeeld van Carlo M. Cipolla) prijkt op de cover van de tekstuitgave. Ze is inderdaad de geknipte tekstactrice om deze tekst tot leven te brengen. Maar misschien zijn het al deze ‘gegevenheden’ bijeen – de tekst als een klassiek format, met voorbedachte rade geschreven op lijf van de performer – die de lectuur van Apate spreekt ook een beetje gezapig maken. Wellicht valt er straks meer, nog veel meer te ontdekken op de bühne.
Apate spreekt van Alicja Gescinska is uitgegeven bij De Bezige Bij, 64 pagina’s, 11,99 euro. Première op 17 februari in de Arenbergschouwburg, Antwerpen