Black Sheep Can Fly, in coproductie met Het Nationale Theater en Senf Theaterpartners, zet haar tanden in Disgraced van Ayad Akhtar. De Amerikaanse schrijver levert in 2012 deze indringende eenakter af, waarin hij de westerse samenleving meerdere spiegels presenteert rondom identiteit, afkomst en religie. Ook in deze enscenering (in co-regie van Saman Amini en Eric de Vroedt) worden de grote vragen niet uit de weg gegaan. (meer…)
De voorstelling Disgraced is een frontale aanval op het moderne identiteitsdenken. Het toneelstuk uit 2013 is nu door Black Sheep Can Fly en Het Nationale Theater op de Nederlandse planken gebracht, in een gezamenlijke regie van Saman Amini en Eric de Vroedt. Wie niet bang is voor een kritische blik op islamofobie én op de islam, moet de voorstelling zeker niet missen.
Disgraced is geschreven door Ayad Akhtar. Zelf van Pakistaanse komaf, ondervond hij als inwoner van New York persoonlijk de gevolgen van 11 september. Naar eigen zeggen kwam daar dit stuk uit voort. Wat voordien in de openbaarheid nooit een thema was geweest – Akhtars islamitische achtergrond – was ineens een maatschappelijk ‘probleem’ geworden dat in het sociale leven dagelijks opspeelde.
In Disgraced zien we de tragische val van Amir Kapoor. Hij is topadvocaat en zal partner worden in het kantoor waar hij nu alleen nog maar werknemer is. Zelf is hij ‘van Zuid-Aziatische afkomst’ en spreekt hij ‘met een perfect Amerikaans accent’, zoals beschreven in de regieaanwijzingen. Zijn vriendin Emily (‘wit, slank en mooi’) is kunstenares met een fascinatie voor de geschiedenis van de mohammedaanse kunst. Zij ziet de islam dan ook niet als bedreiging, maar als een bron van schoonheid, die door het westen maar al te lang is genegeerd.
In één van haar schilderijen idealiseert zij Amir, geïnspireerd op de afbeelding door Velasquez van Juan de Pareja, een zwarte tot slaaf gemaakte man. Door Emily laat hij zich overtuigen om het in de rechtszaal op te nemen voor een van terrorisme beschuldigde imam. Amir is zelf een fervent tegenstander van de islam, maar deze actie blijft niet onopgemerkt in de media. Geheel tegen zijn bedoelingen in, lijkt hij voor de buitenwereld nu een verdediger van moslimfundamentalisme. De affaire zet een sneeuwbaleffect in werking, dat Amirs leven totaal zal vernietigen. Door zijn ondoordachte actie loopt hij uiteindelijk niet alleen zijn partnerschap bij het kantoor mis. Ook privé heeft zijn misstap verregaande gevolgen. Een etentje in zijn dure New Yorkse loft met het koppel Jory (‘African American, vol zelfvertrouwen, direct, intelligent’) en Isaac (van Joodse komaf, ‘wit, intelligent, aantrekkelijk’) loopt finaal uit de hand.
Ayad Akhtar hanteert een beproefd dramaturgisch recept, dat al in menig toneelstuk is toegepast. Aanvankelijk is alles koek en ei. Isaac en Jory zijn al jaren goede vrienden van Amir en Emily. De vier zijn een schoolvoorbeeld van een multiculturele verzameling individuen, waarin de onderlinge verschillen geen enkele rol spelen en alleen als een verrijking worden gevoeld. Maar vanaf het moment dat het voorval met de imam ter sprake komt, ontspint zich een intrige waarin culturele vooroordelen en dieperliggende gevoelens over de eigen en elkaars identiteit een enorme clash veroorzaken.
Als Amir, in een poging om uit te leggen wat voor impact zijn islamitische achtergrond op hem heeft, onthult dat hij tijdens de aanslagen van 11 september ook een soort trots voelde, komen als reactie daarop latente antisemitische, islamofobische en racistische denkbeelden aan de oppervlakte bij ieder van hen. Tot overmaat van ramp ontdekt Jory ook nog dat Emily en Isaac een affaire hebben. Als zij dit aan Amir vertelt, knapt er iets in hem. Hij heeft de islam altijd veracht vanwege het geweld tegen vrouwen dat volgens hem inherent aan deze religie is. Nu slaat hij Emily gewelddadig in elkaar. Dat luidt uiteraard het einde in van deze relatie, en van wat zijn leven tot dan toe was.
De New Yorkse setting van het origineel is in de voorstelling door aanpassingen in de dialogen vertaald naar Amsterdam. Ook een andere ingreep valt op: de kleinere rol van Amirs neefje Abe, die eerst volledig geassimileerd wil leven maar later weer zijn oude naam Hussein aanneemt, is hier veranderd in een nichtje. Een argument voor die verandering is in de voorstelling nergens te ontdekken. Bovendien is er een tijdsprong gemaakt. Waar er oorspronkelijk sprake is van Al Qaida, is dat hier vervangen door Hamas, hoewel het verhaal van Amir over 9/11 is behouden. Ook details zijn veranderd of toegevoegd, zodat er geen twijfel over kan bestaan dat dit drama zich anno nu afspeelt.
Dat werkt enigszins bevreemdend, omdat de kwestie rond 9/11 om een trauma gaat dat vele New Yorkers persoonlijk betreft. Dat Amir (Saman Amini) trots voelde bij het ineenstorten van de Twin Towers, raakt de andere drie en vooral Isaac als Jood natuurlijk zeer direct en hard. De reactie destijds van de Nederlanders op de aanslag was minder doordesemd van oorlogsretoriek dan die van de Amerikanen. Die begonnen gelijk aan hun ‘war against terror’. Dat neemt niet weg dat deze voorstelling relevant is. Ze roept de maatschappelijke spanningen van het post-Pim-Fortuyn-tijdperk in herinnering, plaatst zich in het huidige door Geert Wilders gedomineerde islam-debat, en durft de actuele brandbaarheid van het conflict tussen Israël en Palestina te tonen – een kwestie die meer dan ooit als een splijtzwam door de Nederlandse politiek en samenleving loopt.
Als enscenering kan deze Disgraced zich maar zeer beperkt losmaken van de verregaand naturalistische stijl waarin de schrijver het schreef. Dit ondanks het feit dat de ruimtevormgeving (Dieuweke van Reij) het realisme van het appartement abstraheert. Het toneel laat een rechthoekig speelvlak zien, dat van zwart dooraderd wit marmer lijkt, schuin afloopt naar de rand van het podium en met één hoek naar de toeschouwer is gedraaid. Links en rechts een looppad van hetzelfde materiaal, waarover de acteurs op en af kunnen. De hele achterwand is bedekt met een vlak van lange witte hangende draden. Het meest in het oog springende element is een bladerloze boom rechts achter, die is geplant in een bak met kiezels en slechts uit enkele vertakkingen bestaat.
Hoewel de vormgeving een symbolisch karakter heeft, zet de regie haar vooral illustratief in, als plaats van handeling, het appartement van Amir en Emily. Een woning waarin alles er clean en strak uitziet, even zielloos als de duur ogende, maar saaie kleding die de personages dragen. Het hellende vlak waarop de acteurs staan en bewegen, schijnt niets met henzelf en hun personages te doen. Het stelt vooral de marmeren vloer voor van het chique appartement. Bij de opkomsten en exits worden de onzichtbare voordeur, lift en deurbel met handelingen aangeduid.
De achterwand, die door een opkruipende schaduw steeds donkerder wordt, is dan wel weer metaforisch. Hij blijkt overigens zomaar ineens doorbroken te kunnen worden wanneer Jory, die hier Joy heet er dwars doorheen wegloopt. De boom verandert pas helemaal aan het eind van interieurdecoratie in een theatrale metafoor, wanneer Amir hem ‘met wortel en tak’ uit de bak trekt. Een slotbeeld waarin de dubbelheid van zijn bestaan mooi wordt verbeeld: enerzijds is het een actieve daad waarmee Amir zichzelf ontworteld, zich ontdoet van wat zijn leven altijd zo sterk heeft bepaald, zijn islamitische achtergrond; anderzijds toont Amini hem hier als een lijdende ziel, voorovergebogen over de boom, die niet meer met zijn wortels in zijn oorspronkelijke grond staat, dus de verbinding met zijn herkomst is kwijtgeraakt.
De acteurs spelen hun personages met distantie. Ze leveren met overdreven veel lachen en met gezichten die boekdelen spreken, commentaar op de vriendschap en gezelligheid tussen de vier. Die hebben achter elkaars rug om duidelijk geen zin in de avond. Zeker Isaac (Rick Paul van Mulligen) en Joy (June Yanez) voelen zich zichtbaar niet op hun gemak. Mogelijk is dat omdat ze nog moet vertellen dat niet Amir maar Joy de promotie heeft gekregen, maar het sarcastische commentaar ontkent hier de vriendschap en verbondenheid tussen de personages, die ze tragisch genoeg zullen verliezen.
Opvallend is dat verschillende speelstijlen elkaar willekeurig afwisselen. Meestal overheerst het realisme, maar dan plots plaatst de mise-en-scène de acteurs in een statisch beeld, waarbij zij de zaal direct adresseren. Tijdens de changementen doen ze merkwaardige dansjes die niets betekenen en klinkt er muziek van Johnny Cash, die evenmin te duiden is. Het moment van de fatale klap die Amir aan Emily (Charli Chan Dagelet) uitdeelt, wordt geheel aan het zicht onttrokken door een black-out, waarna het publiek enkel het resultaat, haar bloedende mond, ziet. Waarom dit zo is geënsceneerd, is niet duidelijk. Akhtar geeft bij deze cruciale handeling als regieaanwijzing dat ze eventueel aan het oog onttrokken moet worden ‘om zo echt mogelijk te lijken’, bijvoorbeeld door Emily achter een bank te laten verdwijnen. Dat effect gaat hier beslist verloren. Wilde de regie soms het publiek ontzien?
Naar het einde toe komt er overgave in het spel van Amini. Hij vertolkt zijn rol zo overtuigend dat zijn woorden een politieke dimensie krijgen. Meer dan als personage, spreekt hij als persoon. De eerste geadresseerde is hier ongetwijfeld de toeschouwer. De centrale monoloog waarin Amir de islam verwerpt, lijkt hier de acteur de woorden uit de mond te nemen. De tragiek van het personage, dat worstelt met de onmogelijkheid zich te ontdoen van bepaalde invloeden die zijn achtergrond op zijn hele leven heeft, is, belichaamd door Amini, wreed en hartverscheurend. Ik voelde medeleven voor de man die Amir in het laatste bedrijf is geworden; iemand die door moet met zijn leven, nadat hij een grote fout heeft begaan en alle vaste grond onder zijn voeten is weggeslagen. Een betrokkenheid die ik niet had bij de andere personages, omdat ze door de acteurs slechts typematig zijn neergezet en de toeschouwer niets van het persoonlijke te zien krijgt.
Het moet gezegd dat dit toneelstuk, waarvoor Ayad Akhtar in 2013 de prestigieuze Pulitzer Prize won, een weinig poëtisch karakter heeft. Het is een spiegel, die herkenbaarheid boven het ontstijgen van de werkelijkheid plaatst. In deze voorstelling is dat eveneens zo. Misschien ging het de makers in eerste en laatste instantie erom met het opvoeren van Disgraced een zinvolle en genuanceerde bijdrage te leveren aan een discussie die maar al te vaak bedolven wordt onder simplificaties en platitudes. Wie zich graag mengt in het debat, moet deze voorstelling gezien hebben.
Foto: Annemieke van der Togt. Lees hier onze recensie over de première.