De Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam beheren momenteel de grootste circuscollectie van Europa, een optelsom van een aantal collecties van privé-personen – zoals verzamelaars Jaap Best, K.D. Hartmans en Herman Linssen – en instellingen – zoals Theater Instituut Nederland. Het is een ‘levende collectie’ die nog steeds wordt aangevuld met nieuw materiaal.
Het circus is jarig. 250 jaar geleden besloot een zekere Philip Astley, ex-cavalerist uit het Britse leger, om paardenshows te geven, afgewisseld met clownerie en acrobatiek. De geschiedenis van het circus stond donderdagmiddag centraal in een theatersalon, georganiseerd door Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam en Werkgroep Achttiende Eeuw. De middag bood daarbij een uitgelezen gelegenheid om de nieuwe site Circusmuseum.nl te presenteren.
Willem Rodenhuis, oud-conservator Uitvoerende Kunsten van Bijzondere Collecties en nu verbindingsman tussen de UvA-circuscollectie en de wereld van het circuserfgoed, neemt ons deze middag mee naar waar het circus begon: Londen, 1768, wanneer Philip Astley begint met zijn paardenacts. Bij hem start ook de actieve marketing door flyeren en parade maken in de straten van de stad. Daarbij ontwikkelde hij de 13 meter doorsnee-piste, zoals deze nog altijd gebruikt wordt en de ‘sandwichformule’, met aan het begin en aan het eind van de show een paardenact en daartussenin acrobatiek en clownerie.
Hoogleraar Johan Verberckmoes, verbonden aan de Werkgroep Achttiende Eeuw, toont foto’s van clowns in sjofele, niet erg humoristisch aandoende kleding en paardenacts die luxe en tegelijkertijd volks aandoen. ‘Circus is hybride’, stelt hij. Een ander contradictorisch veld demonstreert hij met een anekdote over pantomime in het circus aan de hand van Mazeppa, een gedicht van Lord Byron. Een Kozakse page aan het Poolse hof, Mazeppa, begint een affaire met hertogin Theresia en wordt gestraft door haar echtgenoot. Deze bindt hem naakt aan een zijde van een paard en stuurt hem zo de Kozakse vlakte op. De circusact die hierdoor geïnspireerd is, toont een man, in een strak, vleeskleurig pakje aan een galopperend paard. Wanneer Ada Menken (een vrouwelijke circusartiest in de negentiende eeuw) hetzelfde uitvoert, leidt dit echter tot ophef. Maatschappelijke (nog steeds actuele) kwesties als verbeelding, gendergelijkheid, genderverwisseling en identificatie worden hiermee besproken, stelt Verberckmoes. ‘Wordt er een kloof overbrugd, of juist niet?’
Hij ziet ook hybridisering in de verscheidenheid aan acts en artiesten die in een show worden samengebracht. Het circus heeft een volkse aanpak, maar is tegelijkertijd internationaal en interdisciplinair. De verbinding tussen het circus en zijn Werkgroep Achttiende Eeuw is dan ook niet alleen het gedeelde jubileum (de werkgroep bestaat 50 jaar). Maar, zo stelt Verberckmoes, juist het interdisciplinaire karakter vormt een raakvlak tussen de twee. Het circus gaat verder dan acrobatische trucs en gedisciplineerde behendigheid. Het temmen van de wilde natuur, de verhouding tussen mensen, tussen mens en dier en het transnationale karakter van het circus levert een veelvoud aan diversiteit op in de piste.
Verberckmoes werpt hierbij een volgende, potentiële onderzoeksvraag op: worden raciale, etnische en genderverschillen uitgeveegd door de magie van de voorstelling of worden de onderlinge verschillen juist geaccentueerd en zo mogelijk voer voor nieuwe wrijvingen? De afgelopen jaren is een kentering ingezet op het gebied van onderzoek naar de verschillende aspecten van circus, dat daarvoor weinig bestudeerd werd.
Onderzoeksmateriaal is er genoeg. De diverse circuscollecties die musea, verzamelaars en liefhebbers hebben opgebouwd, bevatten bij elkaar tienduizenden affiches, programma’s, foto’s, brieven, contracten, fanmateriaal, kostuums, plakboeken en ander materiaal. De anekdotes deze middag over vroeger tijden en spanningsvelden met disciplines als natuurwetenschap, sociologie en genderstudies worden geïllustreerd door tot de verbeelding sprekende foto’s en prenten, die in de collecties te vinden zijn.
De nieuwe website Circusmuseum.nl presenteert zich nu als online museum: ‘een vaste opstelling van materiaal dat representatief is voor de gehele collectie. Een teaser, zo u wilt’, aldus oprichter Floortje Bakkeren. Zowel de recreatieve bezoeker die op zoek is naar een plaatje van een olifant, als de onderzoeker voor specifieker materiaal en de circusmaker voor erfgoed van zijn vak of inspiratie voor een nieuwe act kunnen er terecht.
Hoofdconservator van de circuscollectie Marike van Roon schetst: ‘Als iemand mij jaren geleden had gezegd dat ik hoofdconservator zou worden van een organisatie met een circuscollectie, had ik ze hartelijk uitgelachen. Maar wat een voorrecht is het om het te zijn van zulke mooie, onverwachte collecties met hun verhalen.’
Foto: circusmuseum.nl